U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE. Jesaja 43:10
Het is al even geleden dat ik wist wat vrije tijd is. Mijn tijd is van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat gevuld met dienst aan de Meester op verschillende terreinen. Deze week was het daarom erg moeilijk voor mij om verplicht vele uren op het politiebureau door te brengen. Terwijl ik daar op de bank zat, kwam deze tekst steeds terug: ‘U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE.’ Er is een grote zaak gaande en alle werelden vormen samen de jury, een grote zaak tussen de machten van het kwaad en de ene, volmaakte Heere van het goede. Lasteraars zijn ingezet tegen de naam en majesteit van de hemel en complotten zijn gesmeed met de bedoeling om heiligheid en waarheid omver te werpen. De hele broederschap uit de hel heeft haar kwaadaardige vaardigheid aangewend om de God van hemel en aarde naar beneden te halen. We weten hoe het uit zal vallen, want we weten Wie de waarheid heeft. Maar zie hoe de kwestie al deze eeuwen onbeslist gebleven is.
Soms scheen het dat de waarheid die dag won, maar op andere momenten kwamen de machten van het kwaad weer oprukken. Deze zaak gaat nog steeds door. Satan komt met zijn getuigen. Ze staan gereed om te liegen en de leerstellingen van de vader der leugens te bevestigen. En aan de andere kant brengt de Heere Zijn getuigen naar voren om te getuigen voor waarheid en gerechtigheid. Er zijn er veel op deze plek over wie de tekst spreekt: ‘U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE.’ In deze grote zaak van de eeuwen worden wij opgeroepen om als getuige voor God op te treden. Inderdaad, heel eenvoudig, laten we over deze kwestie spreken.
I. Om te beginnen nemen we de eenvoudige stelling ‘Wij zijn getuigen’, en vragen we ons af wat voor soort getuigen we moeten zijn. Ik acht het geen kleine eer dat de goede Heere mij roept als getuige voor Zijn zaak. Daarom ben ik in ieder geval een gewillige getuige. Ik heb geen dagvaarding nodig om me te dwingen om te komen en te getuigen zoals ik kan voor de heerlijkheid van Zijn grote naam. Wie van u vrolijk voor de Heere kunnen verschijnen, moeten hun aandacht geven aan de plicht om te getuigen. Laten we zien wat de belangrijkste punten bij deze plicht zijn.
Laten we in de eerste plaats aanwezig zijn om te getuigen, op de juiste plaats, op de juiste tijd. Ik ken christenen die een ontspannen houding hebben. Ik meen dat dat hun favoriete woord ervoor is. Ik ben bang dat de waarheid hen lui noemt. Daarom zijn ze zo stil als hun getuigenis zou moeten klinken. Ze zijn gewillig genoeg om te getuigen als duizenden anderen dat ook doen. Ze kunnen ‘Hosanna’ roepen als de straten daarvan weergalmen. Maar er zijn niet zoveel mensen bereid om voor Christus te getuigen als de ruwe schreeuw ‘Kruisig Hem! Kruisig Hem!’ overal wordt gehoord. Als we getuigen voor God zijn, zijn we gebonden om te getuigen tegenover iedereen die we kennen, maar vlees en bloed raden ons aan even te doen alsof we er niet zijn als weinig geliefde waarheden in het geding zijn. Bepaalde broeders vinden het gepast om de nadruk te leggen op rustige delen van het Woord van God, en niet op waarheden die hen in de problemen brengen en discussie oproepen. De leer die wordt aanvaard, willen ze bevestigen, omdat iedereen het er toch al mee eens is, maar precies dat deel van de waarheid dat getuigen het meest nodig heeft, wordt vermeden of zelfs met minachting bekeken.
Laten we altijd klaarstaan als er een getuige nodig is. Laten we geslagen en mishandeld worden omdat we een ongemakkelijke waarheid overeind houden. Laten we nooit selectief onze waarheden uitkiezen waarvan we willen getuigen. Als u al een keus moet maken, bevestig dan de waarheid die het meest wordt veracht. Mocht u ergens zijn waar mensen God lasteren, getuig dan tegen die godslastering, kalm maar met overtuiging. Als u ergens bent waar dwaling onderwezen wordt, wacht dan op een goede gelegenheid en sta op voor Jezus. Ik zeg niet dat u erop los moet slaan als een ridder die met iedereen de strijd aan gaat. Maar als er een getuige nodig is voor een bepaalde waarheid, wees dan de man en belijd de goede belijdenis voor Jezus, uw Heere.
Vervolgens moeten we niet alleen op onze plek zijn als getuige voor God, maar we moeten ook gewillig zijn om te spreken als het de tijd daarvoor is. Geen verloste mag in de minste mate een onwillige getuige voor de Heere zijn. Het is jammer als de waarheid met zoveel moeite uit ons getrokken moet worden als was het een rotte kies. De beste wijn wordt het makkelijkst uit de druif geperst. En met een vrolijk hart geeft iemand het beste getuigenis, want zo iemand waardeert de waarheid in zijn eigen ziel en zou willen dat anderen die eveneens prezen. De gedachte dat onze Heere Jezus stil was ter wille van ons, zou ons ervan moeten weerhouden om stil te zijn voor Hem.
Eén woord in Pilatus’ paleis zou de banden breken. Maar nooit zou Hij het spreken. En als nu één woord van onze lippen ons doodvonnis zou zijn, laten we dat dan spreken als het een woord is voor de waarheid en voor Christus. Laten we de gevolgen blijmoedig op ons nemen. Gods echte kinderen worden nooit stom geboren. Spreek dus als een echte man. Vertel wat u weet. Leer wat God u heeft geleerd. Wat u in het geheim hebt gehoord, verkondig dat van de daken. En wat in uw oor werd gefluisterd toen u gemeenschap had met uw God, ga daarmee de grenzen over en strooi het over de volkeren uit. Spreek, spreek voor Jezus.
Van Gods getuigen wordt gevorderd dat zij de waarheid spreken, de hele waarheid en niets dan de waarheid. Elke getuige aan het hof moet zweren dat te doen en elk kind van God is aan zijn Heere gebonden met de meest ernstige verplichting om hetzelfde te doen. Onze God vraagt nooit van iemand om voor Hem te liegen. De jezuïeten menen dat het doel de middelen heiligt. Ik wil daarmee maar zeggen dat deze duivels suggereren dat ze God verheerlijken als ze onwaarheid op onwaarheid stapelen. Een van de belangrijkste kwalificaties voor een priester is dat hij in staat is om een leugen te vertellen zonder rood te worden. En ik moet zeggen dat het sommigen van hen goed lukt. Onze Heere zou niet willen dat we leugenachtig spreken voor Hem of dat we de waarheid onderdrukken om Zijn zaak te dienen. Het kan gebeuren dat u denkt: ‘Tja, ik weet het niet. Mijn vriend zal zich ergeren als ik die waarheid belijd. Ik zal mijn geloof niet echt verloochenen, maar ik zal doen alsof het om iets kleins en onbelangrijks gaat.’ Dan wilt u dus kwaad doen om er goed uit voort te laten komen.
Sommige mensen zeggen bij zichzelf: ‘Het klopt wel niet wat ze in deze kerk leren, maar ik kan maar beter hier blijven. Deze gemeente geeft me bijzondere gelegenheden voor dienstbaarheid. Het is waar dat ik de leer van mijn kerk niet geloof, maar kan ik er daarom niet meer zijn? De catechismus en de rituelen zijn niet echt mijn visie en er zijn veel mensen die het tegenovergestelde denken van wat ik denk. Ze gebruiken graag de taal die ik uiterlijk belijd te geloven. Ze uiten de meest afschuwelijke dogma’s. Dat is allemaal verschrikkelijk, maar kan ik dat niet maar beter verdragen en verder gaan met goed doen?’ Mijn lieve vriend, ik geloof niet dat God ooit van Zijn kinderen verlangt om een positie in te nemen waarin ze niet volstrekt oprecht kunnen zijn. En ik geloof niet dat Hij het goedkeurt als ze in zo’n positie blijven zitten. Ik moet me niet half zo druk maken over mijn dienstbaarheid als over mijn trouw en waarheid.
Verwarring en onderdrukking van de waarheid kunnen de zaak van God niet dienen. U bent gehouden de waarheid voor God te spreken. Hij wil geen lettergreep bezijden de waarheid horen. En u moet de hele waarheid naar buiten brengen, voor zover de Heere u die geleerd heeft. Verberg niets om politieke redenen. Tegelijkertijd mag u geen waarheid buitenproportioneel uitvergroten. Als iemand zijn portret laat schilderen, is het fout om alleen zijn neus af te beelden en niets anders, of om die neus zo groot te maken dat u zijn ogen niet meer kunt zien. Verteken de waarheid nooit. Sommige waarheden vormen de achtergrond van een beeld, ze zijn niet bedoeld om op de voorgrond te worden geplaatst. Maar achtergrond of voorgrond, elk deel moet waarheidsgetrouw zijn. Mijn Heere zal geen leugenaars roepen om voor Hem te getuigen, want die zijn verwerpelijk in Zijn ogen.
Bedenk ook dat we persoonlijke getuigen moeten zijn. Gisteren hoorde ik een getuige zeggen: ‘En die zei tegen mij…, zei hij.’ Onmiddellijk werd hij onderbroken met de scherpe bestraffing dat dit geen bewijs was en dat er niet naar geluisterd kon worden. In ons gerechtshof staan we geen tweedehands getuigenis toe. ‘Nee’, zegt de rechter, ‘wat heeft u zelf gezien, beste kerel? Dat willen we weten.’ Dat geldt ook uw getuigenis voor God. U moet bevestigen wat u zelf heeft gezien en gevoeld. Het is heel makkelijk om biografieën van goede mannen te lezen en dan naar voren te lopen en het over hun ervaring te hebben. Maar dat is heel slecht. Laat uw ervaring uw eigen ervaring zijn en uw getuigenis voor God wat u heeft geproefd en ervaren van Zijn goede Woord.
Er is een groot verschil tussen tweedehands geestelijke roddel ervaring en een persoonlijk beproeven en bevinden van de beloften en het Woord van God. Het is onbevattelijk hoe groot de kracht is als u kinderen vertelt hoe de Heere met u handelde toen u een kind was. En hoe groot de kracht is als u ongelovigen vertelt wat u heeft ontdekt over de dwaasheid van zondige pleziertjes en over de leegte van de wereld. Niets is nuttiger voor een jonge bekeerling dan hem te vertellen hoe u de Zaligmaker vond en wat de Zaligmaker voor u betekent. Als u omgaat met mensen die twijfelen en wanhopen, zijn uw eigen beproevingen en uitreddingen de beste onderwerpen om over te spreken. Persoonlijke ervaring moet u toerusten voor persoonlijk getuigenis. Houd u zich nooit in.
Getuigen verschillen nogal van elkaar. Twee getuigen kunnen allebei de waarheid spreken en toch zult u de een veel eerder geloven dan de ander vanwege het karakter dat de getuige laat zien. Goede rechters tellen geen hoofden, maar wegen ze. Als ze iemand hebben die bekend is vanwege zijn positie en eerlijkheid en hij bevestigt iets, hebben ze nauwelijks meer bewijs nodig. Maar als er een half dozijn getuigen komt van een wat duister kaliber, zullen ze bijna niet in staat zijn om een zaak te bewijzen.
Als u voor God getuigt, is uw getuigenis meer waard naarmate de heiligheid van uw karakter. U kunt niet het ene zeggen met uw mond en het andere doen met uw hand. Uw getuigenis voor Jezus Christus op school wordt verknoeid als er thuis geen godsvrucht is of als eerlijkheid ontbreekt in uw zaken. Als uw karakter twijfelachtig is, zult u meer kwaad dan goed doen. De duivel wilde ooit getuige voor Christus zijn en er zijn er die denken dat het politiek heel handig zou zijn om de duivel in te schakelen en hem de waarheid te laten spreken, maar de Deere Jezus Christus wilde het niet hebben. Hij zei: ‘Zwijg! Ga uit hem weg’ (Lukas 4:35). De waarheid wil niet geholpen worden door de vader der leugenen. Ik nodig geen goddeloze uit om te getuigen voor Jezus Christus. Tegen de slechte mensen zegt God: ‘Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen?’ (Psalm 50:16).
En als u een kind van God bent, wordt het gewicht van uw getuigenis aanzienlijk minder als uw karakter niet zuiver is. Omwille van de Heere spoor ik u daarom aan om uw leven te bezien en te wandelen volgens Zijn geboden. O, laat nooit worden gezegd dat Christus door ons werd verwond – door ons voor wie Hij stierf – door ons die onze hoofden aan Zijn boezem legden. God geve dat we van begin tot eind machtige getuigen zijn, omdat ons karakter bekend is en door iedereen gelezen kan worden. Moge de Heilige Geest, Die ons heiligt, ons in deze zaak helpen.
Nog een ding. Elke getuige moet klaarstaan om ondervraagd te worden. O, wat hebben sommige christenen daar een hekel aan. Zelf als het gaat om de aansluiting bij een kerk hoor ik mijn broeders predikanten vaak zeggen dat we het mensen zo makkelijk mogelijk moeten maken om zich bij de kerk te voegen. We moeten de ‘lieve jonge vrienden’ niet bevragen, en meer van dat soort onzin. Ik geloof juist dat het tijd voor hen is om onderwezen te worden als ze geen rekenschap kunnen geven van de hoop die in hen is. Als ze hun eigen christelijke broeders niet kunnen antwoorden en hun ervaring niet kunnen delen, is dat meer de fout van hun predikant dan van hen. Ik zoek geen groot aantal laffe leden en ontsla niemand van de plicht om te vertellen wat de Heere aan zijn ziel deed. Er zijn veel kerken waar jongedames en -heren opgenomen worden omdat ze een vriendelijk briefje schrijven en een vriend hoopt dat het wel goed zit. Zo makkelijk worden ze aangenomen en op die manier worden we overspeeld met mensen die hun mond nooit opendoen voor Christus en al beven bij het noemen van hun ziel.
We hebben te veel van zulke gewatteerde, opgepoetste godsdienst. Ik zou de wereld niet rond durven trekken met een regiment soldaten die op dons willen slapen. Geef mij de mannen maar die vervolging kunnen verdragen, die klaarstaan om Christus te prediken op de straathoeken, die moedig genoeg zijn om een woord voor Jezus te spreken tot ieder die zij ontmoeten. We hebben helden nodig, lafaards hebben we genoeg. Lieve vrienden, we moeten het verdragen om ondervraagd te worden, want de wereld zal ons ondervragen met harde woorden, gescheld, insinuaties, verdraaiingen en leugens. Hoe duidelijker we zijn, hoe vaker we moeten lijden, maar daar moeten we op voorbereid zijn.
Onze majesteiten komen niet zonder bloed op de troon, en wij hebben nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in onze strijd tegen de zonde (Hebreeën 12:4). Zouden we ons inhouden als we over Christus spreken? Of halfslachtig besluiten onze mond te houden? Is een christelijke man bang voor mensen en verbergt hij zijn principes uit angst dat hij wordt bespot? God geve van niet. Laat de schaamte maar over aan de mensen die geen godsdienst hebben of die een waardeloze godsdienst aanhangen. Laten wij echte getuigen zijn voor Christus, in leven en in dood, waardig onze voorvaders en gedachtig aan de ogen die op ons rusten.
II. We gaan verder en zullen het hebben over het bewijs dat we moeten leveren. Laten we eens nagaan van welke feiten we getuigenis kunnen geven.
Laten we even nadenken. We veronderstellen dat we allemaal christen zijn, maar we kunnen niet van precies dezelfde feiten getuigen, want er is groei in ervaring. Toch is er een aantal feiten waarvan ieder van ons die de Heere kent een heel duidelijk verslag kan geven.
In de eerste plaats kunnen we getuigen van veel eigenschappen van God, bijvoorbeeld van Zijn waarachtigheid. We zien dat Hij in Zijn Woord stelt dat de mensen zijn gevallen en dat het hart van de mens arglistig is. Is dat zo, broeders? Wat getuigt u over uzelf? U kunt niet over anderen spreken, maar wat ziet u in uzelf? Ik moet echt pijnlijk bekennen dat mijn hart verdorven is! Toen ik het kwaad van mijn natuur inzag, of meende dat in te zien, werd ik wanhopig en al heeft het zicht op Jezus Christus mij vrede gegeven, toch kan ik nooit vergeten hoe slecht mijn natuur is. God hoeft Zijn genade maar terug te trekken of de diepten van onze verdorvenheid verdrinken alle genade in ons, zoals de zondvloed de wereld bedekte. We weten dat God de waarheid heeft gesproken in deze kwestie, want ons eigen geval bewijst het.
De Deere heeft het eeuwige leven beloofd aan ieder die gelooft in de Deere Jezus Christus. Wij hebben in Jezus Christus geloofd. Hebben we gemerkt dat er nieuw leven aan ons werd geschonken? Laten we daarover spreken. Zijn we ons ervan bewust dat we hemels leven bezitten? Als er iets in de wereld waar is, dan weten we zeker dat dit het is. Genade heeft ons veranderd. We hebben ogen waarmee we het onzichtbare zien en oren waarmee we het eeuwige horen. We hebben geleerd om ons bewust te zijn van de dingen die nog niet worden gezien. Ons geloof is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. Er is geestelijk leven in ons. Dat kunnen we niet beschrijven. We kunnen iemand die zich niet van zo’n leven bewust is niet duidelijk maken wat het is. Maar dat we het hebben, is een zeker feit en we getuigen er gewillig van.
Er zijn er die godsdienst hoe dan ook bespotten en bij dat alles hebben ze ook dit feit bespot. Maar daartoe hebben ze het recht niet. Velen van ons zijn even eerlijk en betrouwbaar als andere mensen en even gevoelig. Als we een getuigenkamer moesten ingaan, zou ons getuigenis niet in twijfel getrokken worden. Zelfs zij die ons bespotten, zouden ons daar geloven. Waarom geloven ze ons nu dan niet? Ik begrijp niet waarom zij denken dat het bewezen is dat er geen nieuw leven bestaat, alleen omdat zij dat zelf niet ervaren hebben. Negatief bewijs is waardeloos in zo’n geval. Als we getuigenis geven dat wij het hebben ervaren, zou het eerlijk zijn als zij dat getuigenis aanvaarden, of ze de waarheid daarvan nu persoonlijk kennen of niet. Laten we hier in ieder geval heel, heel duidelijk over zijn en zeggen: ‘Ja, onze God heeft gelijk met wat Hij zegt over onze gevallen staat. En God heeft gelijk met wat Hij zegt over de vernieuwing van de ziel door de Heilige Geest door het geloof in Jezus Christus.’
Dat God waarachtig is, zal ook duidelijk worden uit Zijn beantwoorden van onze gebeden, Zijn redding in tijden van beproeving, Zijn vervullen van Zijn beloften en op verschillende andere manieren. Altijd als zoiets ons overkomt, moeten we opstaan als getuigen en zeggen: ‘Zeker, de Heere is waarachtig.’
We moeten ook getuigenis geven van de liefde van God. We hebben een oud gezegde dat ieder moet vertellen wat hij bevindt. Spreek over de Heere zoals u Hem bevonden hebt. Ik weet zeker dat dat meer is dan ik ooit tot mijn eigen tevredenheid zal kunnen doen. Mijn gezegende God! Is er ooit iemand aan U gelijk geweest? Als de góden van de heidenen góden waren, zijn ze het niet waard om op dezelfde dag genoemd te worden als onze goede God. Wat een liefde heeft Hij over ons uitgestort! Ik twijfel er niet aan dat iedereen die de Heere kent mij na zal spreken als ik zeg dat de Heere me dagelijks verrast met Zijn goedertierenheid en Zijn tedere genade. Hij doet me smelten door het vuur van Zijn genade. Ik begrijp niet waarom Hij zo goed voor mij is. Als Hij Zijn opstandige kind slechts had vergeven en hem had toegestaan om een knecht te zijn in de koninklijke keuken, zou ik Zijn voeten hebben gekust uit dankbaarheid. Maar zie nu, Hij heeft tegen mij gezegd: ‘U bent geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus’ (Galaten 4:7). Als Hij mij slechts toegestaan had om een glimp van Zijn liefde te zien, om mijn ziel te laten weten dat ik niet volstrekt verloren was, zou ik Hem tot in alle eeuwigheid hebben geprezen. Maar in plaats daarvan toonde Hij mij al Zijn goedheid en verkondigde Hij Zijn heerlijke naam.
Ik ben overweldigd door Zijn tederheid voor mij in Zijn voorzienigheid, om Zijn goedheid in kastijdingen, om de vriendelijkheid waarmee Hij mij weer opricht. Geprezen zij Zijn naam! U kunt uw meester prettig vinden, maar Hij is de mijne voor eeuwig. U kunt de God aanbidden die u wilt, maar ik zal geen andere God hebben dan de Heere. U kunt zich beroemen op uw schoonheid, maar mijn Geliefde is geheel lieflijk.
Broeders, we kunnen ook getuigenis geven van de wijsheid van onze Heere, toch? Wij jongeren kunnen dat niet zo goed als de ouderen. Maar mijn oude vrienden die al in de zestig en zeventig zijn, maken ons blij als zij spreken over de wijsheid van de Heere. U bent er levende bewijzen van dat alle paden van de Heere wijsheid zijn. Hij liet alle dingen meewerken ten goede en u bent er nog om Zijn naam te prijzen. Langzamerhand, als ons leven zijn einde nadert, zullen we in staat zijn om anderen nog meer over die wijsheid en zorg te vertellen die de Heere overvloedig over ons uitstortte. Maar laten we op dit moment getuigenis geven van wat we nu weten.
Geliefde vrienden, we kunnen ook getuigenis geven van de onveranderlijkheid van God. Natuurlijk, ons leven duurt op z’n langst maar zo kort dat we niet veel getuigenis kunnen geven van de eeuwige onveranderlijkheid van Jehova. Maar neem onze vijfentwintig jaar christelijke ervaring. Of sommigen van u kunnen er vijftig nemen. Is er in die tijd enige verandering geweest is in uw God? Wij zijn even onberekenbaar als de wind. Maar er is zeker geen verandering in Hem. Hij had ons lief en Hij heeft ons nog steeds lief. Hij vergaf ons en Hij vergeeft ons nog steeds. Hij kastijdde ons en Hij kastijdt ons nog steeds. Maar Hij ondersteunde ons ook en Hij ondersteunt ons nog steeds.
Onveranderlijk is Zijn wil;
hoe duister mijn weg ook is,
Zijn liefdevolle hart
is eeuwig hetzelfde.
Mijn ziel gaat wel door veel verandering,
maar Zijn liefde blijft altijd.
In beproevingen is ons dit duidelijk geworden. Misschien dachten we in tijden van zorg dat Zijn liefde voor ons ophield. Maar als we terugkijken, belijden we dat we het mis hadden. Er was evenveel liefde in de kastijding van de Heere als in Zijn zorg. We werden evenzeer geliefd toen we de toevlucht namen onder de schaduw van Zijn vleugels als toen we ons koesterden in het licht van Zijn aangezicht. Gezegend zij Zijn naam, Hij verandert niet.
Behalve de dingen die God zo duidelijk betreffen en waarbij we getuigen van het karakter van de Allerhoogste, zijn er ook andere feiten waarvan we getuigen. Een ervan is deze: we kunnen getuigenis geven van de kracht van het gebed. Terwijl ik dat laatste woord uitsprak, zag ik vanuit mijn ooghoeken een zuster zitten. Ik zal haar verder niet bij name noemen. Zij en ik weten hoe we samen in gebed worstelden voor een zieke dochter en hoe de Heere ons hoorde. Ik stond op van mijn knieën en zei tegen haar: ‘Ga naar huis, als u thuiskomt, zult u merken dat uw dochter aan het herstellen is.’ Ze weet dat het zo was en hoe God sindsdien op vele andere manieren haar gebed heeft verhoord. Ik sprak mensen voor wie het gebed een dagelijkse bezigheid is, een onderhan- deling met God die ze niet slechts bij bepaalde gelegenheden, maar het hele jaar door voeren. Als u dat doet, zullen gebedsverhoringen zo gewoon worden dat u de meeste ervan zo weer vergeet en dat slechts de meest bijzondere in uw geheugen blijven hangen.
Als iemand mij vertelt dat God het gebed niet hoort, lach ik hem in zijn gezicht uit. Hij zou me even goed kunnen vertellen dat de zon niet schijnt of dat tweemaal twee geen vier is. God hoort het gebed dagelijks, elk uur van de dag, en ik weet dat. Iemand kan me makkelijker afbrengen van het geloof dat ik besta dan van de wetenschap dat God naar mijn smeekbeden luistert. Ik ben daarin de enige niet. Duizenden zullen zich verenigen en zeggen: ‘Echt waar, er is een God Die het gebed hoort.’ Als ik broeders hoor zeggen hoe wonderlijk het is dat God het gebed hoort, denk ik dat het nog veel wonderlijker is dat zij zo praten, want het is helemaal niet verrassend dat God Zijn woord houdt. Nee, dit is het cliché van echt christendom: een God Die gebed geeft in het hart en een God Die gebed beantwoordt in voorzienigheid en genade. Broeders, wees nooit traag om uw getuigenis te geven van God Die het gebed hoort.
We zijn ook duidelijk over de werkzaamheid van het Evangelie. Overal waar het Evangelie in waarheid wordt gepreekt, zal het kracht doen. En overal waar het Evangelie wordt geloofd, is het een kracht van God tot zaligheid. Er zijn hier mensen die daar getuigen van zijn. U hebt lesgegeven op de school en u hebt gezien dat jongens en meisjes tot God bekeerd werden. Er zijn broeders aan deze kerk verbonden die geëvangeliseerd hebben in de achterbuurten van Londen en die gezien hebben hoe deze plekken overvloedig vrucht droegen voor God. Anderen hebben het Evangelie gebracht bij de diepst gevallenen en gezien hoe zij uit de zonde weggeroepen werden. De mannelijkheid die uitgedoofd leek, werd weer helder zichtbaar.
De vrouwelijkheid die vermorzeld leek, scheen weer als een kostbaar juweel. Gods Evangelie heeft wonderen gedaan. Het is niet vreemd als een prediker sceptisch wordt als hij nooit bekeringen ziet. Het bewijs van het Evangelie ligt in zijn werkzaamheid. Als het mensen niet redt van de zonde, als het de gevallenen niet opricht, als het geen licht en vreugde geeft aan de wanhopiger», dan ontbreekt het zeker aan het bewijs van zijn goddelijke zending. Want zelfs Jezus Christus gaf als bewijs van Zijn eigen zending dat ‘blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt’ (Luk. 7:22). Als deze dingen nu niet waar zijn, kunnen we er terecht aan twijfelen of het Evangelie dat wij preken wel het Evangelie van Jezus Christus is. Maar we kunnen er getuigenis van geven (en, o, hoe vreugdevol is het om dat te doen!) dat het Evangelie zijn kracht niet is verloren.
Nog een punt. Als Gods getuigen kunnen we spreken over de lieflijkheid van de nabije omgang met Hemzelf, een onderwerp dat ik mijn dwalende tong nauwelijks toevertrouw. O broeders, er is niets als de vreugde die voortkomt uit die bijzondere omgang met God. De heer Aitken zei gisteravond dat hij ons een recept zou geven om ellendig te worden. Hij zei iets als: ‘word een halve christen.’ Hij zei: ‘Als je een wereldling bent, heb je nog een soort plezier. Je zult de zeepbel krijgen en al zal hij snel barsten, je hebt tenminste iets. En als je een echte christen bent met heel je hart, zul je de vreugde van de Heere hebben. Maar als je noch het een, noch het ander bent, zul je niets krijgen.’ Heb je nooit gezien hoe kleine jongetjes staan te bibberen als ze ‘s morgens in bad gaan en ze tot hun knieën in het water staan? Natuurlijk bibberen ze. De manier om warm te worden, is om er eerst met je hoofd in te plonzen. Sommige belijders staan in ondiep water. Ze bibberen en roepen:
Ik verlang ernaar zeker te zijn,
dit geeft me zulke angstige gedachten.
En dat soort dingen. O mijn broeder, geef uzelf geheel aan Christus en de vreugde van de Heere zal voor u zijn, evenals wij die hebben. Dit is een aantal dingen waarover wij kunnen spreken.
III. Nog heel kort een derde punt. Als een getuige opgeroepen wordt om te getuigen voor de ene partij, getuigt hij tegen de andere. We moeten dus bedenken dat ons bewijs de andere kant veroordeelt.
We zijn getuigen tegen de zonde. Zonde komt met een beschilderd gezicht, zoals Izebel. Maar we getuigen dat zij een verderver is en gedood moet worden. De pleziertjes van de zonde zijn slechts een masker van ellende. Gelukkig degene die nooit drinkt uit de beker die deze sirene aanbiedt. Geve God dat niemand van onze jonge vrienden het plezier van het kwaad uitprobeert, want het is als dodelijk vergif. Degenen die pas later bekeerd zijn, dragen een heel spijtig getuigenis met zich mee dat de zonde ellende is en dat het loon van de zonde de dood is.
We zijn ook getuigen tegen onszelf. Velen zeggen met het spreekwoord: ‘Zelf is heel wat mans.’ Zelf zal redden, zelf is rechtvaardig. Maar ons getuigenis is dat zelf geen kracht heeft om zijn eigen beslissingen te nemen. Zelf is een bedelaar in lompen die over zichzelf denkt alsof hij een koning is. Zo’n zelf is leeg en ijdel, bedrieglijk en dood. Dat getuigenis hebben we in ons en zullen we altijd bij ons hebben.
We getuigen ook tegen ongeloof. Is er hier een christen die ooit iets verkregen heeft door ongeloof? Ontsnapte ooit een kind van God aan zorgen door de betrouwbaarheid van de Heere te wantrouwen? Nee. Ons ongeloof maakt ons tot verliezers, nooit tot winnaars. Ongeloof is een nare bedrieger. Bunyan zegt dat Ongeloof gevangengenomen werd en veroordeeld om te worden opgehangen, maar heel terecht zegt hij dat hij uit de gevangenis brak, ‘want hij was een gewiekste kerel.’ Het enige deel van de Christenreis waarmee ik geneigd ben het oneens te zijn, is het deel waar meneer Grootmoedig het hoofd van de reus Wanhoop afslaat, want voor zover ik weet, leeft hij nog. Maar Bunyan zet dat recht in zijn rijmpje:
Zonde kan zijn kasteel weer opbouwen, zorgen dat het beklijft,
en maken dat Wanhoop, de reus, blijft.
O, dat vreselijke ongeloof. Broeders, laat uw getuigenis daartegen helder en duidelijk zijn. We getuigen ook tegen satan. We weten dat hij een bedrieger is, een leugenaar, een moordenaar. Kwaad is nooit goed. We mogen er geen plaats aan geven om er nut uit te verkrijgen. We moeten de boze weerstaan, standvastig in het geloof en altijd getuigen dat hij de dodelijke vijand van de ziel is, onder welke vermomming hij zich ook voordoet.
Terwijl ik afsluit, wil ik nog zeggen dat er tijden zijn waarin ons getuigenis bijzonder waardevol is. Vraagt u wanneer? Ik antwoord: ‘Uw getuigenis is bijzonder waardevol als anderen zich in zondig zwijgen hullen. Als u op een plek woont waar maar weinig ijverige christenen zijn en waar de dwaling tiert, wees dan trouw, mijn broeder. Uw licht is nodig als er veel mist is. Het is niet nodig om de fouten van anderen op te sporen, want dat zal niet helpen. Als het een duistere plek is, schijn dan helderder, als dwalingen overheersen, breng dan de waarheid naar voren. Er is geen beter argument tegen een dwaling dan de waarheid die u verdedigt, waarin u zich verheugt en waarnaar u leeft. Een getuigenis wordt kostbaarder naarmate het schaarser is. Mogelijk had u uw mond kunnen houden als er veel verdedigers waren. Maar nu er zo weinig zijn, wees des te ijveriger om getuigenis te geven van de waarheid, net als uw goddelijke Heere.
Getuigen worden ook waardevol in tijden van vervolging. Moet u lijden omwille van Christus? Wees blij, broeder, want zo hebben ze de profeten vóór u vervolgd. Als u geduldig kunt zijn, als u spot kunt verdragen zonder wraakzucht, of als u uitgescholden kunt worden zonder dat u terugscheldt, heeft u een geweldige gelegenheid. De wereld kijkt toe hoe iemand die wordt bespot en gelasterd, reageert. Als zo iemand zich als een christen gedraagt, voelt de wereld de kracht daarvan en heeft hij respect voor zijn volharding. Geef slechts een klein beetje toe en u zult meer moeten toegeven en worden veracht. Maar als u vasthoudt aan uw principe roept dat respect op. Zet uw voet stevig op de grond. Sta stevig waar God u heeft geplaatst en uw getuigenis zal aan waarde winnen bij elke spot die erover uitgegoten wordt.
Mijn broeders en zusters, ook al bent u arm, uw getuigenis is niet minder waard. Niets eert het Evangelie meer dan de godvrezende levens van eenvoudige christenen. Het eert het Evangelie als iemand met een kroon bidt, maar wat zijn er daar maar weinig van! Als een arme man blij, tevreden, dankbaar en vertrouwend is, is hij een van Gods edelen. De kerk en God eren zo iemand. We zijn blij dat we zulke mensen in de getuigenkamer vinden om te verklaren dat de Heere goedertieren is.
Ons getuigenis wordt waardevoller naarmate we ouder worden. Mensen geven meer aandacht aan de woorden van ervaren mensen. Het is natuurlijk en goed om dat te doen. Als de jaren heen gaan, moeten we er des te ijveriger voor zorgen dat ons getuigenis voor God helder, grondig en veelvuldig is. Een christen op jaren die weinig tot niets te zeggen heeft over zijn Meester is een verdrietige ontmoediging voor jonge beginners. Ik keur ten zeerste het voorbeeld van sommigen af die al lang belijders zijn, maar baby’s in Christus blijven, als ze al in Christus zijn. Het is heel jammer om te zien hoe een hoofd wit geworden is door het zonlicht vanuit de hemel en dat het zo weinig van de hemel heeft in de dagelijkse gesprekken. Sta op, ernstige en eerbiedwaardige heren, en leg getuigenis af van de betrouwbaarheid van onze God.
Ook het getuigenis van een zieke is heel bijzonder. Het is een grote beproeving als zij die wij liefhebben steeds moeten lijden. We zouden willen dat ze hun pijn even konden afleggen om adem te halen. Toch kan er in iemands huis geen grotere zegen komen dan een lijdend kind van God. Beproefden gaan zo diep, ze spreken zo ernstig en zo gevoelig. Er zit geen namaak in hun godsdienst. Pijnscheuten nemen inbeelding al gauw weg. Imitatie en huichelarij houden geen stand bij de ernstige realiteit van langdurige ziekte. Getuigen in de oven van het lijden zijn echt krachtig. We horen geen lied in de nacht, tenzij de borst met dorens wordt doorboord. Als er geen mensen waren die als Arabische duikers diep wegdoken in de diepten van ellende, zouden we minder parels vinden. Maar zulke mensen zijn er en hun getuigenis is kostbaar. Als het uw en mijn tijd wordt om een tijd lang naar boven te gaan en vanaf ons bed te bidden, geve God dat we daar heerlijke preken mogen houden.
Ten slotte is er iets bijzonder waardevols in het getuigenis van de stervende heilige. De Deere kan terecht tot zulke mensen zeggen: ‘U bent Mijn getuigen.’ Sommigen van ons hadden het voorrecht getuigenissen te horen van de lippen van een stervende, en die waren een grote versterking van ons geloof. Ik herinner me een broeder die vaak naar de dorpen liep om te gaan preken. Hij had heel weinig gaven, maar een groot hart. Ik weet geen krachtiger getuigenis dan zijn uitspraken in zijn laatste uren. Zijn ziekte maakte hem blind, maar toen hij de stem van een vriend hoorde, sprak hij hem zo aan:
Als je mijn ogen breken ziet,
gaat mijn tijd gelukkig voorbij!
Als je een dodelijke bleekheid aan mij ziet,
komt er heerlijkheid voor mij.
Zijn vreugdevolle toon gaf een diepe ernst aan zijn woorden. O, die heerlijke getuigenissen van de stervenden, we verzamelen ze! Kinderen spreken in hun laatste uren even wijs over Jezus als oude mannen. Moeders en vaders laten getuigenissen achter, kostbaar als edelstenen. Maar ik hou op. U en ik zullen spoedig heengaan. Mocht genade ons in staat stellen om te sterven met een blij getuigenis op onze lippen.
Helaas! Nu ik stop, moet ik u er weer aan herinneren dat sommigen onder u geen getuigen voor God zijn, omdat u niets van Hem weet. Bedenk dat u, als u geen getuigen voor God bent, vast zult zitten op de beklaagdenbank. Of u moet de getuigenkamer in voor God óf anders moet u de plek innemen van de gevangene om onderzocht en schuldig bevonden te worden. O zondaren, ik wilde dat u de God zou beproeven van Wie wij getuigen zijn. Als wij Hem onwaarachtig hadden bevonden, zouden we het u vertellen. Als we hadden bevonden dat Christus niet kon redden, zouden we het zeggen.
Als we hadden bevonden dat God niet kon vergeven, zouden we dat melden. Als de godsdienst ons ellendig maakte, zouden we het u vertellen of zou u het wel merken. Als God niet kon worden vertrouwd in Zijn voorzienigheid en het gebed niet hoorde, zouden we het zeggen, want we willen geen leugen in stand houden. Maar zulke dingen hebben we niet te melden. We geven gewillig getuigenis voor God. Bedenk dat er geschreven staat: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen’ (Joh. 6:37). Ga de waarheid van die belofte maar testen. God zegene u omwille van Jezus.
Amen