Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving van hun zonden, door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God, waarmee ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; om te verschijnen aan hen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes. Lukas 1:77-79
Hoor eens hoe Zacharias in dit blijde lied zingt over de vergeving van zonden! Hij roemt het als een van de grootste bewijzen van de barmhartigheid van onze God. Zacharias heeft een tijdlang niet kunnen praten. Dat was een bestraffing voor zijn ongeloof. Nu hij zijn spraak weer terug heeft, gebruikt hij deze om te zingen over Gods vergevende barmhartigheid. Zonder vergeving is er geen zaligheid en daarom zegt hij: ‘Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving van hun zonden.’ De Heere kon Zijn volk geen vergeving schenken op grond van recht, en daarom deed Hij het vanwege Zijn barmhartigheid – de innige barmhartigheid van onze God, die Zich door het genadeverbond tot ónze God heeft gemaakt. Hij gaat voorbij aan de overtreding van Zijn volk omdat Hij vreugde vindt in goedertierenheid.
Meteen aan het begin van deze preek wil ik dat iedere ziel die onder de zonde gebukt gaat, in de vergeving van zonden gelooft. Want God is liefde, en Hij heeft een grote liefde voor het werk van Zijn handen. Hij is zo vol ontferming dat Hij de schuldigen niet graag veroordeelt. Hij beschikte een manier om Zijn toorn te kunnen afwenden en hen in Zijn gunst te kunnen herstellen. Alleen om deze reden is er vergeving van zonden. We ontvangen geen vergeving omdat we dat verdienen, op welke manier dan ook, nu of ergens in de toekomst. We ontvangen alleen vergeving vanwege de innige barmhartigheid van onze God en het wonderlijke bezoek van Zijn liefde dat daaruit voortkwam. Als Hij genadig genoeg is om onze zonden te vergeven, kunnen ze worden vergeven, want Hij heeft alles gedaan wat daarvoor nodig is. De He ere is genadig genoeg om onze zonden te vergeven. Hij is genadig genoeg om wat dan ook te doen. Zie Hem in Christus Jezus; daar zien we Hem als de God vol ontferming.
We zongen zojuist: ‘Zijn hart is gemaakt van tederheid, Zijn ingewanden smelten van liefde.’ Wat een ware woorden! Vanmorgen wil ik in de preek deze enkele woorden voor het voetlicht brengen: ‘de tedere barmhartigheid van onze God.’ Voor mij blinken ze van vriendelijk licht. Ik zie ze als het ware stralen als de weergaloos mooie parels waarvan de hemelpoorten zijn gemaakt. Dat woord ‘teder’ is als een schitterende melodie die mijn hart raakt. ‘Barmhartigheid’ klinkt me als muziek in de oren, en ‘tedere barmhartigheid’ is de meest intense vorm daarvan – zeker voor iemand met een gebroken hart. Voor iemand die zich wanhopig en moedeloos voelt, is dit woord leven uit de dood. Een grote zondaar, afgeranseld door de zweep van zijn geweten, zal zijn oren spitsen en roepen: ‘Laat me de liefelijke klank van die woorden, ‘tedere barmhartigheid’, nog eens horen!’
Als u aan deze tederheid en aan God denkt, zal het u verbazen dat Iemand Die zó groot is ook zó teder is. Wij zijn geneigd de Almachtige een verpletterende kracht toe te kennen die zich nauwelijks om het kleine, het zwakke, het lijdende kan bekommeren. Maar als we wat langer nadenken, zien we vol verwondering en bewondering dat het toch zo moet zijn. Wie groot is onder de mensen, is teder, omdat hij niet alleen met zijn hoofd en handen grote dingen doet, maar ook een groot hart heeft. Een werkelijk grote geest is altijd vriendelijk. En omdat God zo oneindig groot is, is Hij dus ook teder. We lezen over Zijn vriendelijkheid en Zijn tederheid voor de mensenkinderen. In het evangelie van onze zaligheid zien we deze in al hun volheid geopenbaard. Deze ‘tedere barmhartigheid van onze God’ is heel opmerkelijk.
In het Grieks staat hier: ‘De barmhartigheid van het hart van onze God.’ De evangelisten schreven in het Grieks, maar namen allerlei zegswijzen van de Hebreeuwse taal over. Daarom gebruiken ze geen bijvoeglijk naamwoord, zoals we op grond van onze vertaling zouden denken, ‘tedere barmhartigheid’, maar zeggen ze: de barmhartigheid van Gods ingewanden, Zijn innerlijk of Zijn hart. ‘De barmhartigheid van Gods hart’ wordt zichtbaar in de vergeving van zonden en in het tedere bezoek dat Hij ons brengt wanneer Hij tot ons komt als ‘de Opgang uit de hoogte’, als de dageraad. Groot is de tedere liefde van Gods barmhartigheid!
Ik vestig uw aandacht op deze oorspronkelijke lezing omdat deze volgens mij niet alleen ‘tederheid’ betekent, maar veel meer dan dat. De barmhartigheid van Gods hart is natuurlijk de barmhartigheid van Zijn grote liefde, de barmhartigheid van Zijn grenzeloze vriendelijkheid en betrokkenheid. Maar deze uitdrukking roept nog ontelbaar veel meer gedachten op die als bijen uit hun kast zwermen. Het doelt op de barmhartigheid van Gods diepste innerlijk. Het hart is de zetel en het centrum van het leven. Barmhartigheid is voor God als Zijn eigen leven. ‘Ik heb geen lust aan de dood van de stervende, spreekt de Heere HEERE’ (Ezech. 18:32). God is liefde. Hij is niet alleen liefdevol, Hij is de Liefde Zelf! Barmhartigheid is onderdeel van Gods Wezen. God is daar waar Zijn hart is en de barmhartigheid ligt in Gods hart verankerd. Hij heeft Zijn barmhartigheid onlosmakelijk verbonden aan Zijn eigen bestaan. Zo waarachtig als God leeft, zal Hij vergeving van zonden schenken aan allen die zich tot Hem wenden.
Dat is nog niet alles. De barmhartigheid van Gods hart betekent Zijn hartelijke barmhartigheid, Zijn hartelijke vreugde in barmhartigheid. De Heere vergeeft de zonden van ganser harte. Hij heeft een heel sterke wil om te vergeven en is daar van harte toe bereid. Met Zijn vingers formeerde God de hemel en de aarde, maar met Zijn hart gaf Hij Zijn Zoon om zondaren te kunnen redden. De eeuwige God wijdt Zich met hart en ziel aan het verlossen van mensen. Als u, om het zo te zeggen, het meest goddelijke van God wilt zien, moet u kijken hoe Hij zonden vergeeft en mensen zalig maakt. Als u Gods karakter in grote letters geschreven wilt zien, overdenk dan hoe Hij uit grondeloze liefde de aarde een bezoek bracht in de Persoon van Zijn geliefde Zoon en welke heerlijke daden van onbevattelijke genade daaruit ontspringen.
Het is iets onbeschrijfelijk groots om God te zien wanneer Hij zegt: ‘Nu zal Ik opstaan’ (Jes. 33:10). Vol ontzag kijken we toe wanneer Hij Zijn arm ontbloot. Deze geweldige kracht wordt echter het beste zichtbaar wanneer Hij genade werkt. Als Hij Zijn kracht opwekt om ons te komen redden, als Hij Zijn diepste Wezen aanwendt om ons te zegenen, wat zijn we dan gezegend! Het is déze goddelijke waakzaamheid om ons goed te doen, deze gretigheid om ons te zegenen, die met de uitdrukking ‘de barmhartigheid van Zijn hart’ wordt bedoeld. Het is niet alleen tederheid; het spreekt van een intensiteit, een hartelijkheid, een gretigheid, een vreugde en een samenballing van Zijn macht. Dit wordt allemaal zichtbaar in Gods omgang met schuldige mensen wanneer Hij hen bezoekt om vergeving van hun zonden te schenken.
Onze voorzanger laat soms zijn stemvork klinken voordat we ons lied aanheffen. Datzelfde heb ik nu in deze openingswoorden gedaan. “Iédere barmhartigheid’ is de grondtoon van mijn preek; ik wil dat deze noot steeds in uw oren blijft klinken. Welke andere klanken er ook uit de tekst kunnen voortkomen, dit is de belangrijkste toon: de tedere, liefdevolle, hartelijke, intense barmhartigheid van God die Hij ons heeft bewezen.
1. Hij bezoekt ons
Allereerst wil ik uw aandacht erop vestigen dat Hij Zijn tedere barmhartigheid toont door ons een bezoek te brengen. ‘Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God, waarmee ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte.’ God had niet slechts vanaf een afstand medelijden met ons. Hij stuurde ons geen verlichting via de ladder die Jakob zag. Hij Zélf heeft ons bezocht. Er is geen geleerde taal nodig om over deze tekst te preken, want de woorden zelf zijn vol heilige gedachten. Een bezoek van God, wat moet dat Zijn! ‘HEERE, wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?’ De meesten van u zouden een bezoek van de koningin hun leven lang niet vergeten; u zou uzelf heel vereerd voelen. Maar een bezoek van God – wat zal ik daarvan zeggen? Dat Hij Zich bukte om Zijn hoge woonplaats te verlaten, en de majesteit waarin Hij regeert, om onbelangrijke wezens zoals wij te bezoeken? Deze Bijbel is een brief van Hem. Dit Boek is ons meer waard dan het zuiverste goud. Maar een werkelijk bezoek van God Zelf, welke woorden zijn er voor zo’n weergaloos gunstbewijs?
Op welke manieren heeft de Heere ons Zijn tedere barmhartigheid getoond toen Hij Zich verwaardigde ons een bezoek te brengen? Gods grootste bezoek aan ons is de menswording van onze gezegende Heere en Zaligmaker Jezus Christus. In de tijd daarvoor had God al vaak een bezoek aan mensen gebracht, dat leest u in uw Bijbel. Maar het heerlijkste bezoek van alle was toen Hij kwam om op deze aarde te verblijven, ruim dertig jaar lang, om onze zaligheid te bewerken. Wat anders dan ‘tedere barmhartigheid’, hartelijke barmhartigheid, intense barmhartigheid, kon de grote God ertoe bewegen ons zo nabij te komen dat Hij daadwerkelijk onze natuur aannam? Koningen brengen hun onderdanen weleens een bezoek, maar ze dénken er niet aan hun armoede, ziekte of zorgen op zich te nemen. Ook al zouden ze het willen, ze kunnen het niet, en ook al zouden ze het kunnen, ze willen het niet. Dat is meer dan we van hen zouden kunnen verwachten. Maar toen onze goddelijke Deere kwam, kwam Hij in ons vlees. Hij hulde Zijn Godheid in het gewaad van het stof dat wij zijn.
O, kinderen! De Heere heeft jullie bezocht door een Baby te worden, en daarna een Kind, Dat bij Zijn ouders woonde, hun gehoorzaamde en opgroeide, net als jullie. Werkende mannen, de Heere heeft u bezocht door de Zoon van een timmerman te worden. Hij weet alles van uw zware werk, uw vermoeidheid, uw honger en zwakte. Mensenkinderen, Jezus Christus heeft u bezocht. Hij werd in alle dingen verzocht zoals u, maar zonder zonde. Hij nam werkelijk onze natuur aan en kwam zo heel dichtbij. Hij nam onze ziekte op Zich en droeg onze smarten. Niemand anders dan de oneindig liefdevolle en barmhartige God! Deze Man is nauw aan ons verwant. Deze Broeder is geboren om ons in onze benauwdheid te helpen. In al onze benauwdheid is Hij benauwd. Hij is de verpersoonlijking van tedere liefde. Bedenk dat Hij niet alleen onze natuur aannam, maar ook te midden van ons leefde in deze wereld van zonde en verdriet. Deze grote Vorst betrad onze verblijfplaats – mag ik het een hutje, een krot noemen? – waar de arme mens een tijdlang zijn thuis heeft.
Onze kleine planeet werd gemaakt om helderder te stralen dan haar zustersterren toen de Schepper in menselijke gedaante op aarde vertoefde. Hij wandelde door Samaria en doorkruiste de heuvels van Judea. ‘Hij ging het land door, goeddoende.’ Hij mengde Zich onder de mensen, bijna zonder terughoudendheid, hoewel Hij door Zijn volmaakt reine karakter afgescheiden was van zondaars. Toch bezocht Hij alle mensen. Hij at brood met een farizeeër, wat misschien nog wel meer bijzonder is dan dat Hij zondaars ontving en met hen at. Een gevallen vrouw was voor Hem niet te ver heen. Hij ging naast de bron zitten en praatte met haar. De armen en onwetenden waren voor Hem niet te laag. Hij bekommerde Zich om hen. Hij was been van ons gebeente en vlees van ons vlees. Daarom was Zijn bezoek aan ons een heel vertrouwelijk bezoek. Hij verachtte niemands nederigheid; Hij wendde Zich van niemand af vanwege zijn of haar zonde.
Hij bezocht ons niet alleen om naar ons te kijken, met ons te spreken, ons te onderwijzen en ons een goddelijk voorbeeld te geven. Dat zou al onbegrijpelijk genadig zijn. Nee, Hij bezocht ons zó dat Hij in onze verdoemenis afdaalde om ons daarvan te kunnen verlossen. Hij werd voor ons een vloek gemaakt, want er is geschreven: ‘Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt.’ Hij nam onze schulden op Zich opdat Hij ze zou kunnen betalen – en Hij betaalde met Zijn eigen hart. Hij gaf Zichzelf voor ons. Dat is meer dan wanneer ik zou zeggen: ‘Hij gaf Zijn bloed en Zijn leven.’ Hij gaf Zichzelf. Toen Hij ons bezocht, nam Hij ons kwaad weg en schonk Hij ons het goede.
Toen Hij onze natuur aannam, vrijwaarde Hij Zichzelf niet van de gevolgen van onze zonde. Toen Hij onze wereld binnenkwam, behield Hij niet een hogere status dan de gewone aardbewoners. Hij kwam om een mens te zijn onder de mensen. Hij droeg alle ellende die de menselijke natuur aankleeft omdat we van Gods wegen afwijken. Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen, want de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Onze Heere bezocht ons om onze Borg te zijn en ons vrij te kopen. Wat een teken van tedere barmhartigheid!
Ik kan even geen woorden meer vinden, want dit gaat ons bevattingsvermogen te boven. Hier schieten alle woorden tekort. Ook als ik niet zoveel pijn zou hebben gehad, zou dit onderwerp me te machtig worden. Als u voor het eerst zou horen dat de mensgeworden God deze wereld heeft bezocht, zou u zo buitengewoon verwonderd zijn dat u die verwondering in eeuwigheid niet meer zou kwijtraken. Daalde God Zelf zó laag af om ons een bezoek te brengen? Dit is het hart van het evangelie: het ongeëvenaarde feit van de menswording van Gods Zoon, Zijn leven op deze aarde en het feit dat Hij Zich als een offerande aan God aanbood. Dit hoeft niet in bloemrijke taal te worden verteld; hoor slechts de kale feiten en spring op van vreugde! God bezocht ons niet in Zijn wraak, niet als een cherub met een vlammend zwaard, maar in de zachtmoedige Persoon van die nederigste van alle nederigen, Die zei: ‘Laat de kinderen tot Mij komen!’ Hierin toont Hij ons de tedere barmhartigheid van onze God. Niets kan meer teder zijn dan de goddelijke verschijning van de Man van Smarten.
Ik geloof echter niet dat we moeten zeggen dat dit het enige bezoek van Gods tedere barmhartigheid is, want in sommige vertalingen staat deze tekst in de toekomende tijd: ‘Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte ons zal bezoeken.’ Tot op de dag van vandaag bezoekt God ons op andere manieren, maar Zijn barmhartigheid is daarin net zo groot. De verkondiging van het evangelie in een land, of aan welk mens dan ook, is een bezoek van Gods barmhartigheid.
Telkens wanneer u komt en het evangelie hoort, kunt u er zeker van zijn dat het koninkrijk van God dicht bij u is gekomen, of u het nu aanneemt of niet. Zelfs als u uw oren dichtstopt en er niets van wilt weten, heeft God u in Zijn tedere barmhartigheid bezocht. Want in het evangelie vertelt Hij u dat er een weg is om zalig te worden, dat er een manier is om zonde te vergeven. Het is een gruwel – of moet ik zeggen: een wonder? – van ongerechtigheid, dat nadat de mens heeft gezondigd en God zoveel heeft gedaan om een manier uit te werken om deze zonden te vergeven, er nog iémand is die weigert Gods vergevende liefde te ontvangen.
O, mijn hoorders, waarom bent u zo dwaas? Waarom haat u uw eigen ziel? De demonen zelf zullen het eerst nauwelijks hebben geloofd, dat er schepselen konden bestaan die zo verhard waren dat ze de liefde weigerden die hen in genade opzocht. Dat hebben de demonen nooit gedaan. Mensen zondigen niet alleen tegen God, maar ook tegen hun eigen belang, als ze weglopen van God Die hen met Zijn onzelfzuchtige goedheid tot Zich lokt en weigeren te worden zalig gemaakt door Hem Die ons liefhad tot in de dood. De zegen die God in Zijn grote tederheid en liefde heeft uitgewerkt toen Hij Zijn geliefde Zoon gaf om voor ons te sterven, zouden we vol gretigheid moeten ontvangen. Wilt u dit geschenk niet ontvangen? Mijn geliefde hoorders, u zult deze plaats vanmorgen niet verlaten zonder te weten dat God u in Zijn grote tedere barmhartigheid heeft bezocht door het gezegende feit dat u de goede boodschap van vrije genade hebt gehoord. Jezus zoekt u; zou u Hem niet zoeken?
Maar, geprezen zij Zijn Naam, Hij heeft sommigen van ons opgezocht op een manier die zelfs nog meer bijzonder is. Door de Heilige Geest is Hij ons hart binnengekomen en heeft Hij de koers van ons leven veranderd. Hij verlichtte ons verstand en gaf ons zo liefde voor het goede. Hij leidde ons tot het belijden van onze zonden. Hij bracht ons tot het aannemen van Zijn genade door het verzoenende bloed. Zo heeft Hij ons wis en zeker gered. Wat een bezoek is dit! Als de Heilige Geest ons een bezoek brengt om Zijn intrek in ons te nemen, daalt Hij heel laag af. Ik heb vaak gezegd dat ik niet weet waar ik me het meest over verwonder: de menswording van Gods Zoon of de inwoning van Gods Geest. Dit laatste is een wonderlijke nederdaling, want de Heilige Geest neemt geen rein lichaam aan voor Zichzelf, maar maakt onze lichamen tot Zijn tempels. Hij woont niet alleen in één zo’n lichaam, maar in tienduizenden, en dat niet slechts voor dertig jaar, maar gedurende heel het leven van de gelovige. Hij woont in ons ondanks al onze provocaties en opstandigheid. Niet alleen mét ons, maar in ons, en dat voor eeuwig.
O, wat een tedere barmhartigheid! Wie kan deze beschrijven? Lieve Geest, vriendelijke Geest, hoe kunt U bij mij blijven? O heilige Duif, hoe kunt U rust vinden in zo’n ziel als die van mij? Maar zonder U blijven we nergens, en daarom aanbidden we de tedere barmhartigheid die ervoor zorgt dat U ons zo lang verdraagt en zo genadig in ons werkt totdat U ons gelijkvormig hebt gemaakt aan het beeld van de Eerstgeborene. Ons hart smelt door de liefde van de Geest – de gemeenschap van de Heilige Geest, waardoor de Heere ons een bezoek heeft gebracht. Sinds de eerste keer dat de Heere ons bezocht, hebben we steeds weer bijzondere bezoeken van Hem ontvangen.
Deze brachten hartstochtelijke vreugde, bijzondere uitreddingen en talloze zegeningen. ‘De liefde Gods [is] in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, Die ons is gegeven’ (Rom. 5:5). De Heere heeft ons bezocht in de nacht, Hij is tot onze geest genaderd en zo heeft Hij ons behouden. We hebben de intieme en dierbare gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus genoten. Of is dat niet waar? Vaak gebeurde dit als we in grote moeilijkheden verkeerden. Toen we terneergeslagen waren, toen er ongewoon zware lasten op onze schouders lagen, toen we weenden over hartverscheurende verliezen zorgde de barmhartigheid van onze God dat de Opgang uit de hoogte ons juist op zulke momenten een bezoek bracht. Daarin hebben we Zijn tedere liefde gezien. Deze bezoeken lichten ons leven op, zoals de sterren de nachtelijke hemel. Ik kan nu niet verder uitweiden over dit prachtige onderwerp. Dat laat ik aan uzelf over. Uw ervaring is de beste preek over deze tekst! Gods bezoeken aan Zijn eigen kinderen zijn bewijzen van de hartelijkheid, de intensiteit, de tederheid van Zijn barmhartigheid. Spreek hierover, u die zulke bezoeken hebt genoten!
2. Hij bezoekt ons als de dageraad
Ik vraag uw aandacht nu voor een tweede punt. Deze oceaan is zo wijd dat ik nauwelijks weet waarheen ik de steven moet wenden. Ten tweede betoont Hij Zijn tedere barmhartigheid doordat Hij ons bezoekt als de Opgang uit de hoogte. Dit duidt op de dageraad in het oosten, de zonsopkomst bij het gloren van de dag. Hij komt in Christus, of door Zijn Geest, niet als een hevige stormwind tot ons, zoals toen Hij vanaf Paran kwam met tienduizend van Zijn heiligen, met Zijn vurige wet. Hij heeft ons bezocht als een glimlachende zonsopgang die de wereld met blijdschap overspoelt.
Hoewel dit bezoek van het evangelie ogenschijnlijk met minder pracht en praal is omgeven dan het bezoek van de wet, mist het niets aan werkzaamheid of heerlijkheid. God heeft ons niet bezocht als een kandelaar, die onze duisternis misschien iets kan oplichten, maar haar niet kan veranderen in de dag. David verheugde zich en zei: ‘De Heere zal mijn lamp doen schijnen’, maar wij mogen veel verder gaan. Wij hebben geen lamp nodig, want de Heere heeft ons bezocht met de dageraad! Hij is niet gekomen als een felle gloed die snel weer uitdooft, maar als een licht dat al onze dagen, ja, voor eeuwig zal duren. Na de lange, donkere en koude nacht van onze ellende komt de Heere op de beste en meest effectieve manier: niet als de bliksem, niet als een kandelaar, niet als een vlammende meteoor, maar als de zon die de dag laat aanbreken.
Het bezoek dat de Heere ons brengt, is als de dageraad, omdat het geschikt is voor onze ogen. In de natuur is het oog geschikt voor het licht en het licht voor het oog. Zo is het ook in het rijk van de genade. Wanneer in het oosten de dag daagt, schijnt de zon niet meteen zo fel als rond het middaguur. Hij verschijnt aan de horizon als een zwak licht dat geleidelijk toeneemt tot de volle dag. Zo kwam ook de Heere Jezus Christus. In Bethlehem kwam Hij zwak, als het ware, maar uiteindelijk zal Hij verschijnen in de volle heerlijkheid van de Vader. Zo komt ook de Heilige Geest van God geleidelijk aan tot ons.
Wat is Gods genade geschikt voor het hart, en het vernieuwde hart voor Gods genade. Hij is over ons overvloedig geweest in alle wijsheid en inzicht. God openbaart Zich aan ieder persoonlijk op een wijze die past bij de toestand en het vermogen van iedere gunsteling. Soms denk ik dat God het evangelie precies op mij heeft toegesneden. Denkt u dat ook weleens? Het ochtendlicht is zo geschikt voor uw oog alsof er geen enkel ander schepsel zou zijn dat het zag. Zo zorgt de Heere dat Zijn bezoeken precies bij ons verdriet en zelfs bij onze zwakheid passen. Hij toont ons precies zoveel van Zichzelf dat Hij ons in verrukking brengt, maar niet met de helderheid van Zijn lichtglans verblindt. Hij had de eerste keer in de majesteit van Zijn genade kunnen komen, zoals Hij later doet, maar dan zouden we niet in staat zijn geweest het te verdragen. Daarom wachtte Hij daar nog mee. Nu zijn we beter in staat vast voedsel te eten met Hem. Daarom zet Hij ons nu vast voedsel voor, terwijl Hij ons eerst melk gaf, wat voor baby’s geschikter is. Al Gods bezoeken aan ons zijn vol genade, maar in Zijn bezoeken in de dageraad van de genade zien we zowel tederheid als barmhartigheid.
Gods bezoeken zijn als de dageraad omdat ze een einde maken aan onze duisternis. De dageraad verbant de nacht. Geruisloos en moeiteloos verjaagt ze de zwarte donkerte en verspreidt ze een prachtige gloed. De nacht spreidt zijn vleermuisvleugels en vertrekt; hij vlucht voor de pijlen van de naderende zon. Wanneer Jezus in ons hart komt, verdrijft Zijn nadering de duisternis van onwetendheid, verdriet, zorgeloosheid, vrees en wanhoop. Onze nacht is voor eens en altijd voorbij als we aanschouwen hoe God ons bezoekt in Jezus Christus. Daarna kunnen er wel wolken overdrijven, maar zal de nacht niet meer terugkeren. O, u die in een inktzwarte nacht verkeert, als u maar een glimp van Christus zult opvangen, zal de dageraad tot u zijn gekomen! Op geen enkele andere plaats is licht voor u, dat mag u van me aannemen, maar als u door het geloof Jezus ziet, zult u geen kandelaars van menselijk vertrouwen of sprankjes van gevoelens en indrukken nodig hebben. Het aanschouwen van Christus zal de nacht voor u doen eindigen. ‘Ze zagen naar Hem op en werden verlicht; hun gezicht werd niet rood van schaamte’ (Ps. 34:6, naar de KJV).
Ik vind het een prachtig beeld, Christus Die als het morgenlicht de wereld binnenkomt, want Hij komt met zo’n grote zegen – een onmetelijke en mateloze zegen. Sommigen willen Christus altijd meten, ze hebben altijd schattingen nodig van hoe veel en hoe ver. O ja, onze Heere komt om Zijn uitverkorenen te verlossen, dat geloof ik zeker, maar bepaalde vrienden willen vervolgens een bepaald aantal lichtstralen toelaten tot een bepaald aantal ogen en het licht beperken naargelang het aantal mensen dat zich daarin zal verblijden. Zo niet, geliefden! Jezus is het Licht van de wereld. Hij komt uit de hoogte om licht te werpen over heel het heelal, zoals de zon van het ene einde van de hemel uitgaat naar het andere, zodat er niets voor zijn hitte is verborgen. Jezus verschijnt als het licht dat ieder mens verlicht. Er is geen ander licht. Ieder die dat licht wil ontvangen, staat het vrij om dat te doen, ja, Hij schijnt op blinde ogen. Dit licht komt zelfs tot degenen die het haten. Daarom zijn zij niet te verontschuldigen. ‘Het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.’ En, ‘dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos.’ Als de Heere naar de mensen komt, komt Hij met onbeperkte zegeningen. U kunt net zo goed uw meetstok nemen om de lengte en breedte van het zonlicht te meten, als dat u de lengte en breedte van de tedere barmhartigheid van onze God in de openbaring van onze Heere Jezus Christus kunt meten.
Wanneer de Heere ons bezoekt, is dat als de dageraad, want Hij brengt ons de hoop op een grotere heerlijkheid die nog zal komen. De eerste komst van Christus heeft niet meteen alles geopenbaard. Het ochtendkrieken is niet hetzelfde als de volle middagzon, maar wel het ontwijfelbare voorteken daarvan. Zo is de eerste komst van Christus het onderpand van de heerlijkheid die nog zal worden geopenbaard. De zon komt nooit op het verkeerde moment op om dan plotseling weer onder te gaan. Hij rijst op om zijn loop te volbrengen, zoals een held die juichend voortsnelt op zijn weg. Als wij een bezoek van de Heere ontvangen, kan Hij weleens komen in de weg van een bestraffing of van een zwakke hoop, maar laten we geduldig zijn, want de dag zal verder gloren, het licht zal steeds meer toenemen, en het is onmogelijk dat de dag wegsterft in de oude zondige duisternis. ‘Een heilige, hoge, eeuwige middag’ is de bestemming van allen die de Christus hebben aanschouwd en zich in Zijn licht hebben verheugd.
Volgens mij is dit alles een prachtig voorbeeld van de tederheid van Gods barmhartigheid. Vindt u niet? Dit komen van de Deere en van Zijn licht, zo geleidelijk aan en toch zo overvloedig; zo gepast en toch zo werkzaam; vervult dit u niet met dankbaarheid? Elk vogeltje is blij als de zon weer opgaat. God laat dat grote hemellichaam zo vriendelijk opgaan dat zelfs een mus er niet van beeft, maar vol vertrouwen zijn blijde loflied tsjirpt. Zelf een bloemetje beeft niet omdat de grote zon op het punt staat de hemel met zijn licht te overspoelen. God heeft ervoor gezorgd dat de zon zó opgaat dat elk minuscuul kelkje van elke bloem die bloeit, opengaat om het gouden licht in te drinken en daardoor wordt verkwikt. Zo is het ook met Christus’ komst tot ons, zelfs tot de minste en zwakste. Het is geen kolossale zegen die ons met zijn enorme gewicht verplettert. Het is geen mysterieuze openbaring die ons met haar ondoorgrondelijkheid verwart. Zijn komst is de eenvoud zelve, de vriendelijkheid zelve, en juist des te groter en subliemer omdat dit zo’n eenvoudige en tedere komst is. Laten we God vanmorgen prijzen omdat Hij ons bezoekt, en dat wanneer Hij ons bezoekt, Hij komt als de zonsopgang.
3. Hij bezoekt ons in onze lage staat
Ten derde blijkt de grote tederheid ook hieruit dat de Heere ons bezoekt in onze allerlaagste staat. ‘Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving van hun zonden’, lezen we in de tekst. Daaruit blijkt dat God ons bezoekt wanneer wij in onze zonden zijn. Als het heilsplan zou inhouden dat wij eerst uit onze zonden moeten loskomen en dat God daarna naar ons toe zal komen, zou dat vol barmhartigheid kunnen zijn, maar niet vol tedere barmhartigheid. ‘Want Christus, toen wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. (…) God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren.’ Ik voel me altijd in mijn element als ik op dit punt aankom en kan spreken over dit heerlijke thema van Gods bezoekjes aan onwaardige zondaars die het kwaad verdienen, de hel verdienen. Zijn zaligmakende bezoekjes vloeien voort uit genade, pure genade, niet vermengd met enige verdienste of enig recht aan onze kant. God komt tot ons als de dageraad, die ‘op geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt’.
Ik zie hoe onder ons een bepaald sentiment opgang vindt als het gaat over liefdadigheid. Dat is een sentiment dat ik niet kan verdragen. We moeten onze gaven niet onkritisch geven, maar wel overvloedig. Velen roepen: ‘Wij helpen alleen degenen die dat waard zijn!’ Als God die maatstaf zou hanteren, waar zouden u en ik dan blijven? Met gedempte stem wordt zelfs gezegd dat de ziekenhuizen zonder twijfel worden gebruikt door mensen die hun eigen onkosten behoren te betalen om het slecht betaalde medisch personeel te ondersteunen. Dat mag wel zijn, maar ik heb een hekel aan de harde, vrekkige geest die zulke kritiek uit. Doe daar niet aan mee; zo spreken barbaren.
Wie de tedere barmhartigheid van God kent, zal zich herinneren dat deze ons heeft bezocht toen wij zelfs niet het minste goede bezaten, zoals de zon opgaat over de rechtvaardigen en de onrechtvaardigere Hij geeft met vreugde aan hen die helemaal niets verdienen. Hij zal de grootsheid van Zijn goedheid niet kleiner maken door van ons een armzalige cent eigen verdienste te vragen als betaling daarvoor. Hij geeft vrij, in overeenstemming met de rijkdommen van Zijn genade. Zoals Hij Zijn regen niet alleen uitgiet over de akkers van vriendelijke en gulle mensen, maar ook over die van de vrek en de bruut, zo schenkt Hij Zijn rijkdom aan de slechtsten van de mensen. Laten we hiervan leren en Hem hierin navolgen, want dan zullen we de tedere barmhartigheid van onze God kennen. De beste manier om het goddelijke voorbeeld te gaan begrijpen, is door dit voorbeeld na te volgen.
Daarnaast, onze God bezoekt ons wanneer we in duisternis verkeren. Zijn barmhartigheid komt tot ons wanneer wij in zo’n duisternis zijn dat we niets weten, niets zien, niets geloven en niets hopen. Is dat geen tederheid? ‘Onderwijs een mens tot op een bepaald punt’, zegt iemand, ‘en dan mogen we hopen dat Gods genade hem zal bezoeken.’ ‘Onderwijs hem zo goed je kunt, maar hoop dat God ook degenen zal bezoeken die geen enkel onderwijs hebben genoten.’ ‘Blijf in de beschaafde wereld’, roept een ander, ‘en zet het leven van uw zendelingen niet op het spel door hen naar de onbeschaafde volken te sturen.’ Naar zulke woorden mogen we niet luisteren, want onze marsorders luiden: ‘Predik het evangelie aan alle schepselen.’ Het evangelie moet voorafgaan aan de beschaving en deze juist voortbrengen. Aan hen die in duisternis zaten, wilde de Heere de Opgang uit de hoogte sturen. Het is onnodig om licht te sturen naar een plaats waar al licht is. Hebben wij geen spreekwoord over water naar de zee dragen? God stuurt ons Zijn genade niet omdat we al iets hebben wat als voorafgaand en voorbereidend mag worden beschouwd. Het voorafgaande en voorbereidende is er alleen dankzij Zijn genade. Wanneer Hij in Zijn liefde komt, neemt Hij dit mee naar degenen die nog niets van Zijn licht en leven weten. Zij leven in het donker en Hij schept voor hen de dag.
Zag u dat er staat: ‘aan hen die gezeten zijn in duisternis’? Dit is meer dan ‘in de duisternis zijn’. Iemand die in de duisternis zit, denkt dat zijn situatie hopeloos is en daarom onderneemt hij niets meer. Stel u eens een arme reiziger voor die geen licht kan maken. Hij heeft lang rondgedwaald om een pad te vinden, maar het is zo donker dat hij de juiste weg niet kan zien. Uiteindelijk kruipt hij moedeloos in elkaar tegen een rots omdat hij geen andere schuilplaats kan vinden. Het is een teken van Gods tedere barmhartigheid dat Hij moede- lozen opzoekt die in een bange werkeloosheid bewegingloos neerzitten. Wie alle hoop is verloren, is inderdaad verloren, en de Zaligmaker is gekomen om zulke verlorenen te redden. Vervolgens staat er: ‘die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods’.
Heb u die schaduw weleens gevoeld? Hij heeft een vreselijke uitwerking. Hij maakt ons kil en koud tot op het bot en laat het bloed in onze aderen stollen. De dood buigt zich over de mens en ook al slaat zijn hand hem niet neer, zijn schaduw verduistert zijn vreugde, verkilt zijn hoop, maakt zijn hart gevoelloos en maakt het leven zelf tot een soort dood. De schaduw van de dood is een verward gemoed, een terneergeslagen geest, vrees voor het onbekende, afschuw over het verleden en grote angst voor de toekomst. Gaat iemand van u gebogen onder de schaduw van de dood? Heeft de hel zijn muil opengesperd en zijn klauwen naar u uitgestoken? Hebt u in uw wanhoop een verbond gesloten met de dood, en bent u een verdrag aangegaan met het rijk van de dood? Zo zegt de Heere: uw verbond met de dood zal tenietgedaan worden en uw verdrag met het rijk van de dood zal geen stand houden. Want de Heere is gekomen en Hij heeft u bezocht in de Persoon van Zijn geliefde Zoon om de gevangenen te bevrijden en degenen die ter dood veroordeeld zijn, te redden. De Heere kent uw schuld, nu Hij u deze ochtend opzoekt en zegt: Kijk eens omhoog! ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!’ Zie en leef, zie en word meteen verlost, ook van die vreselijke doodsschaduw die nu over uw leven hangt.
Wat geeft het me een vreugde als ik denk aan deze tedere barmhartigheid van God voor de verlorenen. Er zijn verlorenen die zullen worden gevonden, en laatsten die de eersten zullen zijn. Het lijkt of God u heeft vergeten, of u uit het boek van hoop bent gelaten, maar toch is Jezus naar u toe gekomen – om licht te geven aan hen die in duisternis en in de schaduw van de dood zitten. Is dit geen tedere barmhartigheid? Als Hij niet was gekomen om Zijn licht over zulke mensen te laten schijnen, dan zou ik nooit zijn gered. Een evangelie voor opgewekte mensen was voor mij niet geschikt geweest; ik had een evangelie voor de wanhopigen nodig. Ik ken sommigen van ons die verloren zouden zijn gegaan als het evangelie alleen geschikt was geweest voor mensen die een goed karakter hebben en het begin van een ‘natuurlijke godsdienst’ in zich hebben. Alleen een Zaligmaker van zondaars zou geschikt zijn voor sommigen van u, meer nog, voor ieder van ons!
De goede Samaritaan ging naar de gewonde man toe. Zo kwam Jezus naar ons toe in onze verlorenheid. De weldoener van die gewonde zei niet: ‘Kom hierheen, klim op mijn ezel, dan zal hij je naar de herberg dragen.’ Hij ging zelf naar de halfdode, en daarom hulpeloze, man toe. Hij goot olie en wijn in zijn wonden terwijl het slachtoffer geen vin kon verroeren. Hij verbond zijn wonden, zette hem op zijn eigen ezel en bracht hem naar de herberg. Dit is tedere barmhartigheid! En dit is hoe Jezus met ons omgaat. Hij doet alles voor ons, vanaf het allereerste begin. Hij is de Alfa en de Omega. Is het geen bewijs van de tedere barmhartigheid van onze God dat Hij ons opzoekt in de duisternis, in de schaduw van de dood, en dan en daar Zijn liefde aan ons openbaart?
4. Zijn bezoek heeft een geweldig resultaat
Mijn tijd en mijn krachten raken op. Daarom eindig ik nu met een vierde gedachte over deze tekst: onze God toont Zijn tedere barmhartigheid ook in de geweldige en blijde gevolgen van Zijn bezoek. ‘Om te verschijnen [KJV: om licht te geven] aan hen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes.’ Eén voorbeeld moet genoeg zijn. Denkt u met me mee? Door de woestijn trekt een karavaan die al lang geleden de weg is kwijtgeraakt en bijna omkomt van de honger. De zon is ondergegaan en de duisternis maakt het hart van de reizigers neerslachtig. Overal rondom hen is een grote zandvlakte en een Egyptische duisternis. Daar zullen ze moeten sterven, tenzij ze het spoor weer vinden. Ze voelen het gevaar waarin ze verkeren. Ze zijn hongerig, dorstig en uitgeput. Ze kunnen zelfs niet slapen van angst. De nacht hangt als een zware deken om hen heen en de ontmoediging beklemt hen. Watte doen? Hoe waken ze! Maar o, ze zien zelfs niet één ster die nog enige troost zou kunnen bieden. Uiteindelijk roepen de wakers: ‘De dag breekt aan!’
De dageraad gloort over de zee van zand, en wat nog beter is: ze werpt licht op een steenhoop die daar als een wegwijzer is opgericht. De reizigers hebben het spoor gevonden. De zonsopkomst wees hun de weg van vrede en redde hen zo van de dreigende ondergang. Wat wil ik met dit beeld zeggen? Als de Heere Jezus Christus ons bezoekt, doet Hij werkelijk het licht opgaan in onze duisternis; Hij brengt ons naar het juiste spoor en maakt dat voor ons tot een weg van vrede. Vat nu eens alles samen en bedenk wat de Heere voor u heeft gedaan. Eens kende u de weg niet, en alle prediking in de wereld had die niet aan u bekendgemaakt als Jezus Zelf, de Dageraad, u geen bezoek had gebracht. Toen u de weg kende, kon u die niet op eigen kracht bereiken. U zag hem vanaf een afstand en kon er niet komen, maar toen Jezus naderde, leidde Hij u erheen. Hij stelde uw voeten op een rots en maakte uw schreden vast. Maar hoe goed deze weg ook was, het zou voor u een weg van twijfel, angst en aarzeling zijn geweest als de Heere u niet zo vriendelijk had beschenen dat het een weg van volkomen vrede was geworden. Het woord ‘vrede’ in onze tekst betekent voorspoed, overvloed, rust, vreugde. Ik vraag u, vrienden, of u dit niet uit eigen ervaring kunt beamen. Bent u niet in blijdschap uitgetrokken en werd u niet met vrede voortgeleid?
5. Een praktische toepassing
Goed, tot slot een praktische toepassing van dit alles. Als de tedere barmhartigheid van God ons heeft bezocht en zoveel meer voor ons heeft gedaan dan ik kan vertellen of dan u kunt horen, laten wij dan ook zelf tedere barmhartigheid betonen in de omgang met onze medemensen. Het is iets afschuwelijks als iemand zichzelf een christen noemt, maar zich nooit om een ander bekommert. Het is vreselijk als u leeft om zalig te worden, naar de hemel te gaan en van uw godsdienst te genieten en niét om anderen tot zegen te zijn en het leed van een lijdende wereld te verzachten. Weet u niet dat het volstrekt onzinnig is om de godsdienst te beschouwen als een egoïstische geestelijke transactie waarmee we onze eigen ziel redden? U hoopt tevergeefs op vrede zolang u niet weet lief te hebben. Vanwaar al die strijd en al die conflicten, anders dan door een gebrek aan liefde?
Tenzij uw godsdienst uw aandacht van uzelf aftrekt en zorgt dat u voor een hoger doel dan uw eigen geestelijke welzijn leeft, bent u niet vanuit de duisternis overgebracht in het licht van God. Alleen de weg van onzelfzuchtigheid is de weg van vrede. Daarom vraag ik u vandaag om met grote tederheid aan al onze arme medemensen te denken. Dit zijn zware tijden. Laten degenen die meer bezitten dan ze werkelijk nodig hebben altijd gereedstaan om andermans nood te verlichten, wat op dit moment zeer dringend nodig is.
Ik roep u vanmorgen op tot gulle steun aan onze ziekenhuizen. Deze worden in Frankrijk ‘huizen van God’ genoemd en hun bedoeling is inderdaad naar Gods hart. Ieder van ons kan morgen in een ziekenhuis liggen. ‘Ik ben rijk’, zegt u? Toch kunt u worden aangereden op straat of een beroerte krijgen en dan staat de deur van het ziekenhuis voor u open. Het is niet alleen een toevluchtsoord voor de bedelaar, maar ook voor de welvarende bevolking. Al heel vaak moesten puissant rijke mensen gewond naar een ziekenhuis worden gedragen vanwege vuur, water, een ongeluk of een plotselinge ziekte. Ik doe een beroep op uw onbaatzuchtigheid en op uw eergevoel: lever uw bijdrage aan de zorg voor allen!
Ik doe echter op nog hogere gronden een beroep op u. Ik ben even vergeten hoeveel duizenden mensen er in het afgelopen jaar vanwege een ongeluk naar het ziekenhuis moesten, maar dat is een verbazend hoog aantal. En daar vragen ze nooit wie de gewonden zijn of waar ze vandaan komen, maar ze vangen hen allemaal op. Elk groot ongeval betekent hoge kosten voor het ziekenhuis dat daar in de buurt staat. Hier is niet genoeg aandacht voor, anders zou er na ieder ongeluk wel een reeks giften binnenkomen. Slechts weinigen realiseren zich hoe deze nobele instituten worden gefinancierd. ‘O, de rijken geven vast genoeg.’ Helaas, de rijken vergeten de ziekenhuizen vaak. ‘O, de gebruikelijke collectes zullen vast in de kosten voorzien.’ Dat hebt u mis! Collectes leveren vaak maar zo’n schamel bedrag op dat de ziekenhuizen er weinig aan hebben. Daarom moeten ze schulden maken, hun kapitaal erdoorheen jagen of hun bedden leeg laten.
Ik kan niet te sterk benadrukken dat we de ziekenhuizen moeten steunen. Ergens hoopte ik dat de regering deze taak op zich zou nemen, maar aan de andere kant betwijfel ik of ze zich net zo goed van die taak zou kwijten als particuliere partijen die een hart voor de medemens hebben. Er moet echt iets gebeuren. We moeten veel meer geven. De collectes in al onze kerken en kapellen zouden minstens tweemaal zoveel moeten opleveren dan ze tot nu toe doen. Als u er getuige van zou zijn dat een man werd aangereden en u zijn botten hoorde breken, zou u naar uw portemonnee grijpen of doen wat in uw macht lag om hem te helpen. Ik wenste wel dat ik u de nood van zo’n moment kon laten voelen, en daarmee uw hart en handen kon aanraken. Altijd heersen er ziekten die duizenden naar de ziekenhuizen drijven, op zoek naar hulp. Ik zou u weleens willen meenemen naar een ziekenzaal waar enkele patiënten hun verhaal aan u vertellen. Wat zijn er veel zieken! Wat veroorzaakt ziekte veel armoede!
Wat een hevige pijnen moet een lichaam soms doorstaan! O, kom, laten we hen helpen! Laten we degenen die hun beste krachten aan het herstel van de zieken wijden en hen verplegen vrijgevig ondersteunen. Wie kan zijn hand op zijn zak houden? In naam van de tedere barmhartigheid van onze God draag ik u op gul te geven aan deze voortreffelijke zaak. Bedenk tijdens de collecte dat dit niet het moment is om wat kleingeld af te staan. U die rijk bent, moet een cheque uitschrijven of bankbiljetten geven. Dat kan ook via onze penningmeester, als u daar de voorkeur aan geeft. Iedereen moet vrijgevig zijn vanwege de tedere barmhartigheid die de Dageraad van onze hoop en van ons leven is.
Amen.