En zij kwamen aan een plaats, welker naam was Gethsémané. Marc. 14:32
Onze Heere verliet de tafel van de zalige gemeenschap en ging over de beek Kedron, zo innig verbonden met de herinnering aan Davids smart. (2 sam. 15:23).
Hij ging toen in de hof, genaamd Gethsémané, niet om zich voor de dood te verbergen, maar om er zich op voor te bereiden door het gebed.
Gethsémané was de plaats, waar onze Heere in het verborgen heeft gebeden. (Joh. 18:1, 2).
Indien Hij zich in het uur van de beproeving naar zijn binnenkamer begaf, dan hebben wij hier nog veel grotere behoefte aan.
In zijn eenzame smeking was Hij gedrukt onder grote smart en overstelpt door zielsbenauwdheid.
Het was een ontzettende overgang van de blijde gemeenschap des Avondmaals naar de eenzame zielesmart in de hof.
Laat ons met diep ontzag denken aan die olijvenhof, waar onze Heere zijn zware strijd streed, zodat zijn zweet werd, gelijk grote druppels bloed.
I. De keuze van die plaats.
1. Toonde zijn kalmte van geest en zijn moedigheid.
Hij begeeft zich naar de plaats, waar hij gewoon was in stille afzondering te bidden. Hij gaat daarheen, ofschoon Judas die plaats kende.
2. Toonde zijn wijsheid.
Er waren heilige herinneringen aan verbonden, die zijn geloof te hulp kwamen. Die volstrekte eenzaamheid was geschikt voor zijn gebed en zijn sterke roeping. De somberheid dier plaats was in overeenstemming met zijn tot de dood toe bedroefd zijn.
3. Heeft ons lessen nagelaten.
In een hof, het paradijs verloren en herwonnen. In Gethsémané, de olijfpers, onze Heere was zelf verbrijzeld. In onze smarten: laat ons in het verborgen tot God gaan. In onze bijzondere gebeden: laten wij ons niet schamen om ze aan onze innige, vertrouwde vrienden bekend te doen zijn, want Jezus nam zijn discipelen met zich, toen Hij in de stille afzondering van Gethsémané zijn hart uitstortte in het gebed.
II. De oefening op die plaats.
Iedere bijzonderheid ervan is onze diepste aandacht en onze navolging waardig.
1. Hij gebruikte alle gepaste voorzorgen voor anderen.
Hij wilde niet, dat zijn discipelen onverwachts overvallen zouden worden en daarom beval Hij hun te waken. Zo behoren ook wij in onze grootste nood nog voor anderen te zorgen. Zijn innige gemeenschapsoefening met God heeft Hem geen enkele van zijn metgezellen doen vergeten.
2. Hij verzocht ernstig om het medegevoel van vrienden.
Dat medegevoel mogen wij niet versmaden, ofschoon wij, evenals onze Heere, er de zwakheid van zullen ervaren, en uitroepen: “Kunt gij niet één uur met mij waken?”
3. Hij bad en worstelde met God.
In de ootmoedigste houding. Zie (Marc. 14:35). Met erbarmelijke herhaling van zijn kreet, zie (Marc.14:36,30). In ontzettende zielsbenauwdheid, zodat Hem een bloedig zweet werd uitgeperst, (Luk.22:44). Met volkomen en oprechte onderwerping. (Matt.26:42, 44).
4. Wederom en nogmaals zocht Hij menselijke sympathie, maar vond verontschuldiging voor zijn vrienden, als zij Hem faalden. Zie vers 38. Zelfs als wij bitterlijk teleurgesteld worden, moeten wij toch niet verbitterd worden.
5. Hij keerde terug tot zijn God, en stortte zijn ziel uit in sterke roeping en tranen totdat Hij verhoord werd uit de vrees. (Hebr.5:7).
III. De overwinning op die plaats.
1. Zie zijn volkomen onderworpenheid. Hij worstelt met: “Indien het mogelijk is,” maar overwint door “niet wat ik wil, maar wat Gij wilt.” Hij is ons Voorbeeld van geduld.
2. Verheug u in zijn vastberadenheid. Hij had het verlossingswerk op zich genomen en wilde het ten einde brengen. (Luk. 9:51; 12:50).
3. Let op de dienst van de engelen. De bloedende Lijder heeft nog de gehele hemel tot zijn beschikking. (Matt.26:53).
4. Herinner u zijn majestueuze houding tegenover zijn vijanden.
Hij gaat hun moedig tegemoet.(Matt. 26:55). Hij doet hen ter aarde vallen. (Joh. 18:6). Hij geeft zich over, maar vrijwillig, niet genoodzaakt door geweld. (Joh. 18:8). Hij gaat naar het kruis, en verandert het in een troon.
Ook wij kunnen onze mindere Gethsémané’s verwachten.
Wij zullen er niet zonder Vriend zijn, want Hij is met ons.
Wij zullen overwinnen in zijn kracht en op zijn wijze.
In memoriam.
Wijlen Ds. W. H. Krause, van Dublin, bezocht eens een dame, die zich in zeer gedrukte toestand bevond, en “zwak, o zo zwak” was. Zij zei hem, dat zij die dag zeer ontroerd en ontrust was in haar gemoed, omdat zij bij overdenking en gebed het onmogelijk had bevonden om haar gedachten te beheersen en maar altijd weer dezelfde dingen zei en dacht. “Maar, waarde zuster,” antwoordde hij terstond, “ook hiervoor is in het evangelie voorzien. Onze Heere Jezus Christus heeft, toen zijn ziel geheel bedroefd was tot de dood toe, driemaal gebeden, zeggende dezelfde woorden.” Deze gepaste aanhaling van de Schrift was haar een bron van grote vertroosting.
“Gelijk ik wil, niet gelijk Gij wilt,” dat heeft het Paradijs veranderd in een woestijn. “Niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt,” dat maakte de woestijn tot Paradijs; dat maakte Gethsémané tot poort van de hemel.
E. DE PRESSENSÉ.
Er zal geen Christen wezen, die zijn Gethsémané niet heeft; maar ieder biddend Christen zal ervaren, dat er geen Gethsémané is zonder deszelfs engel.
THOMAS BINNEY.
“En van hem werd gezien een engel uit de hemel, die hem versterkte.” Hoe! De Zoon van God ontvangt hulp van een engel, die slechts zijn schepsel is? Zo is het. En hieruit leren wij om, indien het God behaagt, hulp en troost aan te nemen van eenvoudige mensen en gewone zaken. Alle kracht en alle vertroosting komt van God, maar Hij maakt schepselen tot zijn dienstknechten om haar te brengen tot de ziel. Beide Hem en hen behoren wij te danken. Er is in een olijvenhof op de glooiing van een heuvel iets, dat hem zeer geschikt maakt voor overdenking en gebed. De schaduw heeft iets plechtigs, de terrassen vormen meer en betere afzondering dan door afstand verkregen kan worden; de grond is geschikt om er op te knielen en de gehele omgeving is in overeenstemming met heilige gedachten. Ik kan nauwelijks zeggen waarom, maar hoe dikwijls ik ook nederzat in een olijvenhof, altijd had ik er het sterke gevoel, dat het de plaats en het uur was om te bidden.
C. H. S.