Hij bekeert zich tot de Heere, zo zal Hij zich over de zijnen ontfermen en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. Jesaja 55:7
De profeet ontvouwt de zending van Jezus (Jes. 55:4-5). Hij doet een onmiddellijk beroep op de zondaren, want Jezus komt tot zondaren. Hij kondigt hun vergiffenis aan, want deze brengt Jezus. Zijn komst is als de morgen, de dauw van de verkwikking uitspreidende over de aarde. De roepstem wekt practisch op tot geloof en bekering, onmiddellijk, oprecht; geestelijk, volkomen. De drijfveer is een overvloedige vergiffenis uit vrije genade. “Hij vergeeft veelvuldig.” Er is geen argument, dat sterker kan spreken tot de ziel.
I. Beschouwen wij het veelvuldige van de goddelijke vergeving.
Dat zullen wij des te beter kunnen doen, als wij nadenken over,
1. Het overvloedige van de hoedanigheid, waar zij uit voortkomt. Al de eigenschappen van God zijn oneindig en in liefelijke overeenstemming, maar er wordt ons gezegd: “God is liefde,” en dit wordt niet gezegd van gerechtigheid, of macht. “Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen,” (Ps. 118:4); “Heere, de aarde is vol van uw goedertierenheid;” (Ps. 119:64). “Zijn goedertierenheid is in de eeuwigheid,” (Ps. 136).
2. Het veelvuldige van de voorwerpen van de vergeving. Sedert de dagen van Adam tot op heden heeft God aan grote menigte uit alle natien, aan mensen van allerlei rang en stand en leeftijd vergiffenis geschonken.
Wij verliezen spoedig het geduld, als er veel overtreders zijn; maar zo is het niet met onze God. “Vergeef toch de ongerechtigheid van dit volk, naar de grootte van uw goedertierenheid en gelijk gij ze aan dit volk van Egypteland af tot hiertoe vergeven hebt.” (Num. 14:19).
3. De veelvuldige zonden, die vergeven worden. Wie kan de gedachten, de woorden en de daden tellen, die vergeven worden?
Zij zijn ad nauseam herhaald. (Jes. 43:24) (Openb. 3:16).
Zonden tegen de wet en het evangelie, tegen licht en liefde, in de jeugd en in de grijsheid.
Toch worden deze door God weggenomen, gelijk de talloze sprinkhanen weggedreven worden door de wind, of gelijk de dauwdruppels opgezogen worden door de zon.
4. Het overvloedige zondige van de vergeven zonde. Sommige zonden zijn uitgedacht en er is over beraadslaagd, en al dit plannen maken en beramen brengt zonde mee. Sommigen zijn als het nest van een spin, wemelende van zonden. Sommigen zijn hovaardig, moedwillig, wreed, Godslasterlijk, onbeschaamd.
Sommigen worden herhaald, verzwaard; er wordt in volhard. En toch wordt van al deze zonden het vergift door de Heere weggenomen.
5. De veelvuldige middelen van de vergeving.
De verzoening van zijn Zoon en zijn gerechtigheid.
De oneindige verdienste van de eeuwig levende Voorspraak.
De Heilige Geest, die altijd tegenwoordig is om de evangelievoorzieningen toe te passen.
6. Het overvloedige van het gemakkelijke in de voorwaarden van de vergeving.
Geen harde voorwaarden van boetedoening of vagevuur.
Gij behoeft slechts te vragen om te ontvangen; u te bekeren en te vertrouwen.
Ook zelfs de vereiste bekering en het geloof worden geschonken.
7. De overvloedige volheid van de vergeving.
Zij bedekt alle zonde in het verleden, het heden en de toekomst.
Zij is volkomen afdoend en gewis.
Zij is eeuwig en onherroepelijk.
Zij gaat vergezeld van toegerekende gerechtigheid.
De vergeving reinigt en de rechtvaardigmaking bekleedt en versiert.
8. De veelvuldige zegeningen, waarvan zij vergezeld gaat.
Bevrijding uit geestelijke gevangenschap, wettige banden, enz.
Vrijmaking van de heersende macht van de aangeboren zonde.
Aanneming als lid van het hemels gezin.
Een aanneming zo volkomen, dat wij de beschuldigers kunnen tarten.
Arbeiden op posten van vertrouwen.
Gemeenschap met de driemaal heilige God.
Gebedsverhoring, even zeker en gewis, alsof wij volkomen rein waren.
Eindelijke toelating in de heerlijkheid zelf bij de volmaakt gelukzaligen.
II. Beschouwen wij er de juiste gevolgtrekkingen van en deze zullen ons het practisch besluit van onze rede leveren.
1. Dan is er geen reden tot wanhoop. Indien de Heere slechts nu en dan vergaf, ook dan nog zou het goed zijn om Gods gunst te zoeken, bij de blote mogelijkheid van haar wellicht te verkrijgen; maar thans kunnen wij ons tot Hem wenden in de vaste, onwankelbare hoop en gewisheid van vergeving te verkrijgen.
2. Dan is er een luide roepstem tot bekering, want wie zou zo goed en vriendelijk een Heere willen beledigen? Laat dus vertederd worden, nu Hij ons zo vrij en om niet vergeving belooft.
3. Hier is een bijzondere roeping van de grootste zondaren, daar veelvuldige vergeving zeer bijzonder voor hen geschikt is; en niet minder behoren ook de minder schuldigen te komen, daar er gewis ook plaats moet zijn voor hen.
4. Zo’n veelvuldig–vergevend God verdient grotelijks te worden bemind, en het leven van de begenadigden behoort te bewijzen, dat zij, aan wie veel vergeven is, ook veel liefhebben.
5. Indien zo’n goedertierenheid veronachtzaamd wordt, dan kunnen wij er van verzekerd zijn, dat dit grote toorn ten gevolge zal hebben.