De siddering van de mensen legt een strik; maar die op de Heere vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden. Spr. 29:25
Hier hebben wij een dubbel spreekwoord: elke helft is op zich zelf waar, en te samen gevoegd is het geheel vol kracht en lering. Wie de mens vreest, is juist daarom in groot gevaar; wie op de Heere vertrouwt, is in hoegenaamd geen gevaar.
Vertrouwen op de Heere is het grote tegengif tegen mensenvrees.
I. Wij hebben hier een zeer algemeen kwaad.
“De siddering van de mensen legt een strik.”
1. Door sommigen wordt dit iets goeds geacht; maar op zijn best genomen is het nog een zeer twijfelachtig goed. Zelfs de deugd verliest de helft van haar schoonheid, indien niet meer, als zij uit mensenvrees voortkomt.
2. Zij voert de mensen tot grote zonde, hen verstrikkende, en ze als vogels gevangen houdende door de vogelaar. Aaron heeft aan het luidruchtig geroep van het volk toegegeven en maakte het kalf. Saul gaf er meer om geeerd te zijn door het volk, dan de Heere te behagen. Pilatus vreesde, dat hij bij Caesar beschuldigd zou worden en heeft daarom zijn geweten verkracht. Petrus verloochende zijn Meester uit vrees voor een dienstmaagd.
3. Zij houdt velen terug van zich te bekeren: hun metgezellen zouden hen bespotten; hun vrienden zou het mishagen; zij zouden vervolgd kunnen worden en aldus worden zij gerekend onder de “vreesachtigen en de ongelovigen.”
4. Zij weerhoudt anderen ervan uit te komen voor hun geloof. Zij trachten door een achterdeur in de hemel te komen. Herinner u: “Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid.” (Rom. 10:10).
5. Zij vernedert de waardigheid van de vromen. David was een armzalig wezen in de tegenwoordigheid van Achis en zelfs vader Abrahams houding was erbarmelijk, toen hij zijn vrouw verloochende.
6. Zij brengt sommige gelovigen in een valse positie. Voorbeelden hiervan zijn zeer overvloedig. Uit mensenvrees kan men aan zijn beginselen geen recht laten wedervaren.
7. Zij belemmert velen in hun nuttig zijn voor anderen. Zij durven niet te spreken, zij durven niet voor te gaan in het gebed, al is het ook, dat zij hiermee veel goed zouden kunnen doen.
8. Zij belemmert velen in het vervullen van plichten, waarvoor moed wordt vereist. Jona wil niet naar Nineve gaan, omdat men hem voor een vals profeet kan houden, als God aan die stad vergiffenis schenkt. Predikers in Galatie zijn afgekeerd tot een valse leer, omdat zij voor wijzen wilden gehouden worden, enz.
9. Zij is de oorzaak van zwakheid voor de kerk. Zij is lafhartig, smadelijk, Jezus onterend, afgodisch, zelfzuchtig, dwaas. Niemand behoort haar in zichzelf toe te laten.
II. Een heerlijke veiligheid. “Die op de Heere vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden.” Geen slaafse mensenvrees, maar een kinderlijk vertrouwen op de Heere zal een bescherming zijn voor de gelovige.
1. Die vertrouwt, is bevrijd van mensenvrees. God is met ons, daarom zijn wij sterk en behoeven wij niet te vrezen.
2. Wij zijn vastbesloten en zullen niet vrezen.
3. Wij bidden en de vrees gaat van ons weg.
4. Wij bereiden ons op het ergst, en de vrees verdwijnt.
5. Die vertrouwt is veilig tegen de gevolgen van de toorn van de mensen.
Die toorn wordt dikwijls in het geheel niet openbaar. God legt beslag op de vervolger…
Het verlies, dat er door wordt veroorzaakt, indien hij wel openbaar wordt, is veel minder van belang dan hetgeen wij zouden verliezen door lafhartigheid.
Als wij op God vertrouwen, dan wordt zo’n verlies met blijdschap gedragen.
En met dat al: wat hebben wij te vrezen? Wat kan de mens ons doen? Als God met ons is, zijn wij volkomen veilig, –voortdurend, eeuwig veilig, al zou ook het gehele menselijk geslacht tegen ons opstaan.
III. Een heerlijke leerstelling. Wij kunnen de leerstelling, vervat in de tweede zinsnede, in de ruime zin nemen, – “Die op de Heere vertrouwt zal in een hoog vertrek gesteld worden.” Beveiligd tegen:
De veroordelende en overwinnende kracht van de zonde.
De overstelpende kracht van de verzoeking.
De dodelijke uitwerking van smart.
De verwoestende kracht van Satan.
De dood, de hel, en alle kwaad.
Alle leed dat de mensen ons kunnen veroorzaken.
Wilt gij vrezen voor een worm, of op uw God vertrouwen?
Verbreek de strik, waarin de vrees u gevangen heeft.
Treed het paleis van de veiligheid binnen door de deur des betrouwens.