Wie deelt voor de stortregen een waterloop uit en een weg voor het weerlicht van de donder? Om te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, waar geen mens is; om het woeste en verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel van de grasscheutjes te doen wassen? Job 28:25-27
God daagt de mens uit om zich met zijn Maker te vergelijken zelfs ten opzichte van de regen. Kan hij hem scheppen? Kan hij regenstromen doen neerkomen op de woestijn, om het eenzame gras te besproeien, dat anders in de verzengende hitte zou verdorren? Nee, hij zou er niet eens aan denken. Die grote weldaad kan alleen van God komen. Wij zullen de parallel uitwerken tussen genade en regen.
I. God aleen geeft regen en hetzelfde is waar van de genade.
Wij zeggen van regen en van genade–God alleen is er de Werker van.
Hij beraamde en bereidde het kanaal door dat zij op de aarde komt.
Hij heeft “voor de stortregen een waterloop uitgedeeld.”
De Heere bereidt voor de genade een weg, om zijn volk te bereiken.
Hij bestuurt iedere druppel, en geeft aan ieder grasscheutje zijn eigen dauwdrop, –aan iedere gelovige zijn deel van genade.
Hij matigt de kracht van de regen, zodat het tedere, jonge gras er niet door wordt neergeslagen en bedorven. De genade komt op haar eigen zachte, tedere wijze. Overtuiging van zonde, verlichting enz. worden in de juiste mate en verhouding gezonden.
Hij houdt het in zijn macht. Volstrekt en alleen naar zijn wil geeft God regen voor de aarde en genade voor de ziel.
II. De regen valt zonder acht te slaan op de mens, zonder aanzien van de persoon en ditzelfde is waar van de genade.
De genade wacht niet op de opmerking van de mensen.
Gelijk de regen valt op plaatsen waar geen mensen zijn, zo wordt ook door de genade naar geen publiciteit uitgezien. Noch op zijn meewerking. Zij “wacht naar geen man, noch verbeidt het mensenkinderen.” (Mi. 5:6).
Noch op zijn gebeden. Het gras roept niet om regen en toch komt de regen. “Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vroegen.” (Jes. 65:1).
Noch op zijn verdiensten. De regen valt op woesten grond.
III. De regen valt, waar wij het het minst verwacht hadden.
Hij valt waar geen enkel spoor is waar te nemen van vroegere regens, op de eenzame woestijnen. Evenzo gaat genade in tot harten, die tot nu toe ongezegend zijn gebleven, waar de grote nood en behoefte het enige pleiten was, dat tot de hemel rees. (Jes. 35:7).
Hij valt, waar niets aanwezig schijnt om de gave te vergelden. Veel harten zijn van nature even dor en onvruchthaar als de woestijn. (Jes. 35:6).
Hij valt, waar de behoefte er aan onverzadelijk schijnt, “om het verwoeste te verzadigen.” In sommige gevallen schijnt een oceaan van genade nodig te zijn; maar de Heere voorziet in die nood en zijn genade valt, waar de blijdschap en heerlijkheid door dankbare harten tot God gericht zijn. Tweemaal wordt ons gezegd, dat de regen valt “waar geen mens is.” Als de bekering gewrocht is door de Heere, dan wordt de mens niet gezien, de Heere alleen wordt verhoogd.
IV. De regen wordt het meest gewaardeerd door leven.
De regen geeft blijdschap aan zaden en planten, waarin leven is. Het ontluikende leven weet ervan; het tederste gras verblijdt er zich in; evenzo is het met hen, die beginnen zich tot God te wenden, in wie een zwak geloof ontstaat en die dus beginnen te leven.
De regen veroorzaakt ontwikkeling. Ook de genade doet genade tot volkomenheid komen. De knoppen van de hoop ontluiken tot krachtig geloof. De knoppen van het gevoel ontwikkelen zich tot liefde. De knoppen van de begeerte rijpen tot een moedig besluit. De knoppen van de belijdenis ontluiken tot een openlijk en vrijmoedig getuigenis. De knoppen van het nuttig zijn voor anderen zwellen en worden vruchten. De regen veroorzaakt gezondheid en levenskracht. Is het niet evenzo met de genade?
De regen doet de bloemen ontluiken met haar kleuren en geuren en dit is God aangenaam. De volle wasdom van de vernieuwde natuur ontstaat uit genade, en ook dat is de Heere liefelijk. Laat ons ten opzichte van de genade Gods vrijmacht erkennen. Laat ons tot Hem roepen om genade. Laat ons verwachten, dat Hij haar geven zal, al voelen wij ons ook uiterst dor en onvruchthaar en geheel buiten het bereik van de gewone genademiddelen.
Om belangstelling te wekken bij de hoorder.
O hoe liefelijk is de uitwerking van regen op kwijnende planten, om ze fris en fraai, levend en krachtig, geurig en bekoorlijk te maken! Zo zijn ook de uitwerkselen van Christus invloeden zeer begerenswaardig voor kwijnende zielen, om ze te verlevendigen en te verlichten, te bevestigen en te versterken, te vertroosten en te verruimen, ze te doen hongeren en ze te verzadigen, ze van gedaante te doen veranderen en ze sierlijk te maken.
JOHN WILLISON.
Wees niet voor mij als een wolk zonder regen, opdat ik voor u niet zij als een boom zonder vrucht.
SPURSTOWE.