Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. Johannes 10:27-29
Ik geef Mijn schapen het eeuwige leven’, zegt Hij, ‘en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.’ Wat zegt u hierop, o, zwakke, bevende geest? Is dit geen kostelijke genade, dat u, als u tot Christus komt, niet tot iemand komt die enige tijd voor u zal zorgen en u dan wegsturen, maar tot Hem, Die u zal ontvangen en u tot Zijn bruid zal maken en u zult voor altijd de Zijne zijn. Word niet wederom bevangen door een geest van slavernij tot vrees, maar door de geest der aanneming, waardoor wij roepen: ‘Abba, Vader!’ O, de genade van deze woorden: ‘Ik zal u geenszins uitwerpen!’ Gelovige, herinnert u zich nog die grote dag, waarop uw zonden door Jezus, de Zondedrager, vergeven werden? Kunt u niet blijmoedig getuigen en zeggen: ‘Mijn ziel, denk met blijdschap terug aan de dag van uw bevrijding. Beladen met schuld en vol vrees zag ik mijn Verlosser en mijn Plaatsbekleder en ik legde mijn hand op Hem, o, hoe aarzelend aanvankelijk, maar mijn moed groeide en mijn vertrouwen werd bevestigd tot ik met heel mijn ziel op Hem leunde. En nu is het mijn hoogste vreugde te weten dat mijn zonden mij niet meer toegerekend worden, maar op Hem gelegd zijn, zoals de schulden van de gewonde reiziger. Als de goede Samaritaan heeft Jezus over al mijn toekomstige zonden gezegd: “Zet dat op Mijn rekening.” ’