Onderwerp uzelf daarom aan God. Jakobus 4:7
Dit advies van Jakobus zou niet sterk benadrukt behoeven te worden. “Onderwerp u aan God’, is dat niet meteen op het eerste gezicht juist? Is het niet wijs? Zegt het geweten ons niet dat we onszelf behoren te onderwerpen? Getuigt het verstand niet dat het het beste moet zijn om dit te doen? ‘Onderwerp uzelf daarom aan God.’ Behoort het schepsel niet onderworpen te zijn aan de Schepper, aan Wie het zijn bestaan dankt, zonder Wie het nooit had bestaan en zonder Wiens voortdurende welbehagen het in één keer zou ophouden te bestaan? Onze Schepper is oneindig goed en Zijn wil is liefde. Zichzelf onderwerpen aan Iemand Die ‘te wijs is om te dwalen, te goed om onvriendelijk te zijn’, zou niet moeilijk behoren te zijn. Als Hij een tiran was, zou het dapper kunnen zijn om weerstand te bieden, maar aangezien Hij een Vader is, is rebelleren ondankbaar. Hij kan niets doen dat niet volmaakt rechtvaardig is, noch zal Hij iets doen dat strijdt met de voornaamste belangen van de mensheid. Hem weerstaan betekent daarom strijden tegen uw eigen welzijn en, net als de ongetemde os, tot uw eigen schade tegen de prikkels trappen.
‘Onderwerp uzelf aan God’ – het is wat engelen doen, wat koningen en profeten hebben gedaan, waarin de heiligsten onder de mensen zich verlustigen. Zichzelf onderwerpen brengt dus geen schande of verdriet mee. De hele natuur is aan Gods wetten onderworpen. Zonnen en planeten geven gehoor aan Zijn bevelen, en wij zijn niet meer dan in harmonie met het universum als we gewillig voor Zijn heerschappij buigen.
‘Onderwerp uzelf aan God’ – dat moet u doen, of u het wilt of niet. Wie kan standhouden tegen de Almachtige? Voor een nietig mens is het net zoiets om de Heere te weerstaan als het voor het kaf is om de strijd aan te gaan met de wind, of voor het vlas om in oorlog te raken met de vlam. Een mens kan even goed proberen om het getij van de oceaan terug te dringen of om de gang van de hemelse heerscharen te controleren als dat hij er ook maar enigszins serieus aan kan denken om de Almachtige te overwinnen. De eeuwige God is onweerstaanbaar, en iedere opstand tegen Zijn regering moet spoedig in een totale nederlaag eindigen. Door de mond van Zijn dienaar Jesaja daagt de Heere Zijn vijanden uit met de woorden: ‘Wie zou Mij als een doorn en distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem tegelijk verbranden zou?’ God zal Zijn tegenstanders zeker overwinnen. In Zijn oneindige geduld kan Hij de oproerling een poosje in zijn opstand laten volharden, maar zo zeker als de Heere leeft zal Hij iedere knie dwingen om voor Hem te buigen, en iedere tong om te belijden dat Hij de levende God is.
‘Onderwerp uzelf aan God.’ Wie zou iets anders willen doen, aangezien het zichzelf niet onderwerpen nu schadelijk is en in de toekomst fataal? Als we onszelf tegen de Allerhoogste verzetten, moet dit verzet tot verlies en verwoesting leiden, want de tegenstanders van de Heere zullen zijn als het vet van rammen; in rook zullen zij verteren. Voor de mens die met zijn maker twist, blijft er een vreselijk vooruitzicht van oordeel over en het verschrikkelijke loon van eeuwigdurende pijniging. Wie zal zo dwaas zijn om iets dergelijks uit te lokken?
‘Onderwerp uzelf aan God’ is een voorschrift dat voor bedachtzame mensen vanzelfsprekend is en het heeft weinig argumenten ter ondersteuning nodig. Toch bekrachtigt onze tekst het vanwege onze dwaasheid met een ‘daarom.’ En dat ‘daarom’ is te vinden in het vorige vers. ‘Hij wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Onderwerp uzelf daarom aan God.’ Zijn toorn en Zijn genade pleiten beide voor onderwerping. We worden er zowel naartoe gedreven als naartoe getrokken. De Romeinen waren gewoon over hun rijk te zeggen dat het als motto had: de overwonnenen sparen, de trotsen voortdurend bestrijden. Deze uitspraak beschrijft op gepaste wijze de werkwijze van de Allerhoogste. Hij richt al Zijn pijlen op de hooghartigen en keert Zijn zwaard tegen de koppigen. Maar op het moment dat Hij tekenen van onderwerping ziet, komt Zijn medelijden naar voren, en door de verdiensten van Zijn Zoon vergeeft Zijn overvloedige genade de fout. Is dit geen uitnemende reden voor onderwerping? Wie kan het weigeren om te worden overwonnen door liefde? Wie zal niet zeggen zoals ons gezang het stelt:
‘Heere, U hebt gewonnen; uiteindelijk geef ik me over.
Mijn hart, er door machtige genade toe gedrongen, geeft alles aan U over.
Tegen Uw verschrikkingen heb ik lang gestreden, maar wie kan Uw liefde weerstaan?
Liefde overwint zelfs mij.‘
Als weerstand enkel de almachtige toom van God opwekt terwijl ware onderwerping leidt tot het verkrijgen van Zijn overvloedige genade, wie zal dan de wapens blijven hanteren? Ik zal geen tijd verspillen door het argument verder uit te werken, maar ik probeer u dit voorschrift meteen op het hart te binden. Moge de Heilige Geest me daartoe in staat stellen. Ik geloof dat het zowel tot heiligen als tot zondaren is gericht, en daarom zal ik het eerst het kind van God op het hart binden. Tot u allen die de Heere liefhebt, zal ik zeggen: ‘Onderwerp uzelf aan God.’ En dan zullen we nog wat meer tijd nemen om het in diepe ernst te zeggen tot hen die niet met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon. ‘Onderwerp uzelf aan God’ als u behouden wilt worden.
I. Tot het volk van God: ‘Onderwerp uzelf aan God.’ Hij is uw God, uw Vader, uw Vriend, geef uzelf over aan Hem. Wat betekent deze raad? In de eerste plaats betekent dit: betracht nederigheid. We doen er goed aan om een tekst aan de hand van het grotere verband te interpreteren. Hier is het verband: ‘God weerstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.’ Daarom moet onderwerping hier nederigheid insluiten, ook al is dit niet het belangrijkste wat wordt bedoeld. Broeders en zusters, laten we voor God de juiste plaats innemen. En welke plaats is dat? Is het de hoogste zetel in de synagoge? Is het de plaats van hen die God danken dat ze niet zo zijn als andere mensen? Ik hoef nauwelijks antwoord te geven; u die een kind van God bent zult zo’n positie absoluut niet willen innemen. Als u vanwege een tijdelijke dwaasheid ooit pocht, dan weet ik zeker, lieve vrienden, dat u als u er terwijl u op bed ligt aan terugdenkt zich erg over uzelf schaamt en graag uw woorden weer zou inslikken. Een zondaar die vergeving heeft ontvangen en die vervolgens pocht! Een schuldenaar aan soevereine genade die de loftrompet steekt over zichzelf! Het is verschrikkelijk. Niets kan ongepaster zijn dan dat een kind van God pochende woorden in de mond neemt.
Als ik de ezel van Bileam zou horen spreken, zou ik het aan een wonder toeschrijven dat hij de taal van een mens gebruikt, maar als een mens van God het gebalk van ijdelheid laat horen, dan is dat een tegenovergesteld wonder, niet een wonder van God maar van de satan. Is het niet een van de fundamentele waarheden van ons geloof dat we door genade behouden zijn? En wat zegt de apostel? ‘Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten.’ Het woord ‘uitgesloten’ betekent: buiten de deur gezet. Het gepoch komt naar de deur, het klopt, het smeekt om toegang, maar het wordt uitgesloten. Door ons gebrek aan waakzaamheid krijgt het mogelijk even toegang, maar zo gauw de genade van God in ons opmerkt dat de indringer binnen onze poorten is, verdrijft hij hem. Hij doet de deur voor zijn neus dicht en vergrendelt deze. En in antwoord op de vraag: ‘Waar is dan de roem?’ antwoordt vrije genade: ‘Hij is uitgesloten, door de wet der genade.’
Als al het goede dat we hebben ons vrij door goddelijke gunst is gegeven, waarop kunnen we ons dan beroemen? Als we de hoogste mate van geestelijkheid bezitten, als ons leven volkomen gezuiverd is van enig openlijk gebrek en als ons hart geheel aan God gewijd is, zijn we toch nog maar onnutte dienstknechten. We hebben niet meer gedaan dan onze plicht was. Maar helaas, we schieten hierin tekort, want we hebben niet gedaan wat onze plicht was. In velerlei opzichten falen we en derven de heerlijkheid van God. De juiste houding van een christen is om met eenvoudige nederigheid voor God te wandelen en met zachtmoedigheid jegens zijn medechristenen. De geringste kamer past het beste bij ons, en in die kamer de geringste zitplaats.
Kijk naar Paulus, die veel meer van Christus wist dan wij en die Hem veel beter diende. Het is leerzaam om te zien hoe hij zich uitdrukt. Hij is een apostel en hij zal beslist niemand toestaan om zijn roeping in twijfel te trekken, want die heeft hij van de Heere ontvangen. Maar wat zegt hij? ‘Niet waardig een apostel genoemd te worden.’ Wat kan lager zijn dan dit? We zullen hem echter nog veel lager zien afdalen. Hij neemt zijn plaats in onder de heiligen en hij zal zijn aanspraak niet opgeven om met hen gerekend te worden, want hij heeft zijn roeping en verkiezing vastgemaakt – maar waar zit hij onder het volk van God?
Hij beschrijft zichzelf als ‘de minste van al de heiligen.’ Hij gaat nog verder, want ergens anders belijdt hij van zichzelf dat hij nog steeds een zondaar is. En als hij in de vergadering der zondaren komt, welke positie neemt hij dan in? Hij beschrijft zichzelf als ‘de voornaamste der zondaren.’ Dit is onderwerping aan God, het ware afzien van ieder trots voorwendsel of elke ijdele aanspraak.
Broeders, als God ons ertoe geroepen heeft om predikers te zijn, laten we dan altijd beseffen dat we zo’n grote genade niet waard zijn. Aangezien Hij ons heiligen heeft gemaakt, laten we belijden dat we de allergeringste van onze broederen hoger achten dan dat we onszelf durven achten. Aangezien we weten dat we zondaren zijn, laten we alle zonden op zo’n manier beschouwen dat hun afschuwelijkheid daardoor het meest aan het licht komt, want in sommige opzichten en vanuit bepaalde oogpunten bezien zijn er slechte dingen in ons karakter die ons schuldiger maken dan onze medezondaren. De stoel van berouw en de voet van het kruis zijn de plaatsen waar onderwezen christenen het meest van houden.
Een dergelijke nederigheid is volstrekt niet onverenigbaar met het geloof dat we verlost zijn, noch met de grootste mate van geloofszekerheid, nee, volstrekt niet onverenigbaar met de intiemste bekendheid met God. Luister naar Abraham: ‘Ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben!’ Zijn vrijmoedigheid deed zijn nederigheid niet teniet, noch verhinderde het besef van zijn geringheid hem om dicht tot God te naderen. Lieve broeders, we weten dat we in Christus aanvaard zijn, we weten dat we God dierbaar zijn en bemind met een eeuwigdurende liefde. We weten dat Hij onze gebeden hoort en ons voortdurend antwoordt, we weten dat we in het licht van Zijn aangezicht wandelen – maar toch behoort onze houding er altijd een van diepe verootmoediging voor de Heere te zijn. Volkomen onderworpen behoren we aan de voeten van de Meester te zitten en te zeggen: ‘Door de genade van God ben ik wat ik ben.’ Moge de Heilige Geest deze genadige onderwerping in iedere ziel bewerken.
Laten we vervolgens opmerken dat onze tekst een tweede betekenis in zich heeft, namelijk die van onderwerping aan de goddelijke wil. Dat treft u ongetwijfeld in de manier waarop dit vers het verwoordt: ‘Onderwerp uzelf aan God.’ Geliefde christen vrienden, wees bereid om alles wat God beschikt te aanvaarden. Laten we allen bidden om als volgt te zijn:
‘Eenvoudig, ontvankelijk en mild, veranderd in
een klein kind, tevreden met alles wat de Heere
beschikt, losgemaakt van alles wat de wereld
verder biedt.’
Is het inderdaad zo met ons? Zijn sommigen van u hier niet heel ver vandaan? Bent u er heel zeker van dat u aan Gods wil onderworpen bent voor wat uw positie in de maatschappij betreft? Hebt u de mate aanvaard waarin u welvaart geniet? Bent u er tevreden mee om ziek, onbekend of van geringe bekwaamheid te zijn? Is wat God beschikt dat waarmee u tevreden bent? Te veel gelovigen twisten met God omdat ze niet anders zijn dan ze zijn. Dit is slecht, en het laat zien dat er nog trots in hun hart is. Als ze zich immers van hun eigen gebreken bewust zouden zijn, zouden ze weten dat alles wat minder is dan de hel meer is dan wat we verdienen, en zolang we niet in de kuil van kwelling zijn past ons dankbaarheid. Het is iets gelukkigs als de ziel ertoe gebracht wordt alles aan de kastijdingen van God over te geven en in al de beproevingen van Zijn voorzienigheid te berusten. Aangezien we weten dat al deze dingen ons meewerken ten goede en dat we nooit één smart meer zullen hoeven te verdragen dan wat onze Vader weet dat nodig is, zijn we ertoe gehouden onszelf blijmoedig te onderwerpen aan alles wat Hij beschikt. Ook al is geen enkele beproeving als zij aanwezig is een vreugdevolle zaak maar juist een smartelijke, toch behoren we onszelf eraan te onderwerpen vanwege de uiteindelijke resultaten ervan.
Zelfs de beesten van het veld kunnen ons dit leren. Ik las onlangs over een olifant die zijn gezichtsvermogen was kwijtgeraakt. Hij werd naar een dierenarts gebracht, die het een of andere krachtige goedje op zijn oog aanbracht, wat het dier veel pijn bezorgde. Natuurlijk was het enorme schepsel tijdens de operatie heel rusteloos. Na een poosje begon hij een beetje te zien, en toen hij de volgende dag naar de dierenarts werd gebracht was hij heel rustig. Hij had duidelijk begrepen dat de pijnlijke behandeling resultaat had opgeleverd. Als een dergelijk schepsel genoeg intelligentie heeft om het voordeel te zien en de pijn te accepteren, hoeveel te meer behoren wij dit te doen! Aangezien we weten dat we aan de roede van het verbond oneindige zegeningen te danken hebben, behoren we bereid te zijn om onze rug voor de gesel te ontbloten en de Heere met ons te laten doen wat Hij wil. Ja, ik ga nog verder: zelfs als we niet wisten dat er iets goeds uit zou voortkomen, behoorden we onszelf eraan te onderwerpen omdat het Gods wil is. Hij heeft namelijk het recht met ons te doen wat Hij wil.
Kunt u hiermee instemmen? Kunt u als een oprecht kind uzelf volkomen overgeven aan het welbehagen van uw Vader? Zo niet, dan hebt u het gevoelen van Christus nog niet voldoende in u. Het is iets groots om de ziel geheel aan God onderworpen te hebben, in ieder opzicht, zodat we nooit iets wensen te hebben dan wat Gods voorzienigheid ons toeschikt, noch ernaar verlangen om iets in Zijn Woord veranderd te hebben: geen instelling van de kerk van God, geen geopenbaard leerstuk, geen voorschrift, geen waarschuwing. We zullen nooit rust hebben totdat we op dit punt komen. Voor ons geluk is het van wezenlijk belang om altijd te zeggen: ‘Nochtans, niet zoals ik wil, maar zoals U wilt.’
Broeders en zusters, behoort het zo niet te zijn? Wie behoort er in het huis te heersen dan de Vader? Wie hoort het lichaam te regeren dan het Hoofd? Wie hoort de kudde te leiden dan de herder? We hebben zoveel aan Jezus te danken en behoren Hem zo volkomen toe dat als de zaak in stemming zou worden gebracht, wij allen met ons stembriefje zouden laten weten dat de Heere Jezus onze Koning, ons Hoofd en onze Leider zou zijn, want is Hij niet de Eerstgeborene onder vele broederen? Onderwerp u dan, broeders. Smeek de Heilige Geest om uw wil tot volkomen onderwerping te buigen. U zult nooit gelukkig zijn totdat uw ik onttroond is.
Ik ken sommige van Gods kinderen die grote problemen hebben, alleen omdat ze zich niet aan Gods wil willen overgeven. Ik ontmoette er een, en ik geloof dat het een goede zuster is, die zei dat ze God niet kon vergeven dat Hij haar moeder had weggenomen; en een andere vriend zei dat hij niet kon zien dat God goed was, want Hij had hem zulke zware beproevingen laten doorstaan. Hun oven werd zevenmaal heter gestookt door de brandstof van opstand die ze erin wierpen. Zolang we de Heere de schuld geven en Zijn rechten betwisten, zal onze door onszelf gekwelde geest heen en weer worden geslingerd. Geen enkele vader kan als zijn kleine jongen verdedigend zijn vuist balt hem met dezelfde liefde en vriendelijkheid behandelen als zijn andere kinderen die zichzelf aan hem onderwerpen. U kunt de glimlach van onze hemelse Vader niet genieten, lieve broeder en zuster, totdat u ermee stopt om tegen Hem in opstand te zijn en Zijn gelijk erkent. Hij heeft immers gezegd dat als we tegen Hem ingaan, Hij tegen ons zal ingaan.
Het zal verstandig voor u zijn om te roepen: ‘Mijn Vader, mijn ongehoorzame geest heeft het aangedurfd om U kritisch te bevragen, maar daar stop ik nu mee. Laat het zijn zoals U wilt, want ik weet dat U het goed doet.’ Dus de tekst betekent allereerst nederigheid en vervolgens onderwerping aan Gods wil. Heere, leer het ons beide.
De tekst betekent ook gehoorzaamheid. Leun niet alleen passief achterover en leg u niet alleen neer bij de eisen van uw positie, maar gord de lendenen van uw verstand op en toon een vrijwillige en actieve onderwerping aan uw grote Heere. De houding van een christen zou vergelijkbaar moeten zijn met die van een soldaat tegen wie de centurion zegt: ‘Ga’, en hij gaat, en ‘Doe dat’, en hij doet het. Het is niet aan ons om vragen te stellen, dat zou betekenen dat wij meesters waren. Maar het is aan ons om zonder vragen te stellen te gehoorzamen, zoals ook soldaten dit doen. Onderwerping aan onze Heere en Zaligmaker zal blijken uit alerte gehoorzaamheid. Vertraging is ten diepste plichtsverzaking en verzuim is een vorm van opstand.
Ik ben bang dat er sommige christenen zijn van wie de ongehoorzaamheid aan Christus hun trots bewijst. Het is mogelijk dat ze niet weten dat die en die plicht op hen rust. Ja, maar er is een trotse en onkunde die het onbelangrijk vindt om te weten, een trots die het gebod van de Heere veracht en dit niet-wezenlijk en onbelangrijk acht. Is een dergelijke minachting te rechtvaardigen? Is het juist als een dienaar van de Heere een dergelijke houding koestert? Kan enig punt in de wilsbeschikking van onze Heere onbelangrijk voor ons zijn? Kan de wens van een geliefde vriend onbelangrijk zijn voor hen die hem liefhebben? Als Jezus zegt: ‘Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden, zal ik die dan als onbelangrijke zaken behandelen? Nee, mijn Heere, ook al ging het om het optillen van een steen vanaf de weg of om het oppakken van een verwelkt blad of het verwijderen van een spinnenweb, wanneer U het opdraagt, wordt het meteen belangrijk – belangrijk voor mijn liefhebbende trouw, dat ik door mijn directe gehoorzaamheid kan tonen hoe volledig ik mijzelf aan U onderwerp.
Liefde wordt vaak meer zichtbaar in kleine dingen dan in grote. U kunt in uw huis een onvriendelijke dienstbode hebben, en toch zal ze al de noodzakelijke dingen in het huishouden doen, maar het liefhebbende kind zorgt voor de kleine details die het leven gerieflijk maken en die de bewijzen van genegenheid vormen. Laat uw liefde zichtbaar worden door een kinderlijke gehoorzaamheid, die zich erop toelegt om de hele wil van de Meester in alle opzichten te doen.
Ik ben bang dat er sommigen zijn die de Meester niet gehoorzamen omdat ze zo trots zijn om te denken dat zij het beter weten dan Hij. In plaats van de wil van de Heere te gehoorzamen, beoordelen zij deze. Bent u een rechter van de wet, broeder? Moet u op de rechterstoel zitten en van deze of die bepaling van de wet zeggen: ‘Dit is niet belangrijk’, of: ‘Dat kan zonder enige schade voor mij aan de kant worden gezet’? Dat is niet overeenkomstig de gezindheid van Christus, Die de wil van Zijn Vader deed en geen vragen stelde. Wanneer u de volgende keer bidt: ‘Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’, bedenk dan hoe ze in de hemel die wil voor de troon van God uitvoeren: zonder aarzeling, bedenking of discussie. Ze zijn volledig dienstbaar aan iedere wens van de Allerhoogste. Dus, geliefde broeders: ‘Onderwerp uzelf aan God.’
De uitdrukking echter wordt niet volledig verklaard tenzij ik een andere uitleg toevoeg, en misschien laat ik zelfs dan haar betekenis niet volledig uitkomen. ‘Onderwerp uzelf aan God’, door uw hart over te geven aan de inwerking van de goddelijke Geest. Wees ontvankelijk, fijngevoelig en gemakkelijk corrigeerbaar. Het heeft de Geest van God zwaar werk gekost om veel christenen op de juiste weg te leiden. Zij zijn als het paard en als de muilezel die geen verstand hebben, waarvan men de muil breidelt met toom en gebit. Er staat een krachtige eik in het woud en een orkaan jaagt erdoorheen en de eik wordt niet bewogen – maar het riet bij de rivier wordt door de geringste windvlaag beroerd. Welnu, hoewel u in veel dingen als de eik moet zijn en niet als het riet, wees in dit geval als het riet en word door de lichtste adem van de Geest van God bewogen. De platen van een fotograaf worden door een bijzonder proces gevoelig gemaakt voor belichting. Als u een ander stuk glas neemt en uw vriend gaat daar net zo lang voorstaan als hij wil, dan zal dit geen effect hebben, in ieder geval geen effect dat voor het oog zichtbaar is. Maar de gevoelige plaat zal iedere rimpel in het gelaat tonen en iedere haar van het hoofd vastleggen. O, door de Geest van God gevoelig te zijn gemaakt. Zo kunnen we worden gemaakt, door onszelf volledig aan Zijn wil te onderwerpen. Is er geen belofte van die strekking? ‘Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en Ik zal u een vlesen hart geven.’
Soms fluistert de Geest van God tot u: ‘Trek u terug om te bidden.’ Ga op dat soort momenten meteen uw binnenkamer in. Herinner u hoe David zei: ‘Toen U tot mij zei: ‘Zoek Mijn aangezicht’, toen zei mijn hart tot U: ‘Uw aangezicht, Heere, zal ik zoeken.’ Gods Geest zal u soms aanzetten tot een plicht die zelfverloochening vraagt, waarvoor u veel gemakken moet opgeven en die u niet veel eer als beloning zal opleveren. Wees niet ongehoorzaam aan Zijn oproep, maar ga snel aan het werk. Zeg met de psalmist: ‘Ik heb gehaast en niet vertraagd om Uw bevelen te onderhouden.’ De Geest zal ons soms aanzetten tot diep berouw vanwege overtredingen die we hebben begaan, Hij zal ons bestraffen voor een verkeerde houding die we hebben gekoesterd, voor een hard woord dat we tegen een broeder hebben gesproken, of vanwege de wereldsgezindheid waartoe we vervallen zijn. Broeder, spoor uzelf op dat soort momenten aan en onderzoek en reinig uw ziel. Laat één aanwijzing van de Heilige Geest genoeg voor u zijn.
Zoals de ogen van een dienstmaagd zijn op haar vrouw, laten zo uw ogen op de Heere zijn. De dienstmaagd vraagt niet van haar vrouw dat zij spreekt; vaak zal het gebeuren wanneer zij aan tafel wacht en er vrienden zijn, dat haar vrouw knikt of met haar vinger wijst, en dat is dan voldoende. Ze roept niet: ‘Marie, doe dit of dat en spreekt haar niet tien keer luid toe, zoals de Heere met ons moet doen, maar een wenk is voldoende. Zo behoort het met ons te zijn. Een half woord van de goddelijke Geest, zelfs de geringste beweging van Hem, zou genoeg moeten zijn, en meteen zouden we bereid moeten zijn om Zijn wil te doen. In dit opzicht is niet zozeer uw activiteit vereist als wel uw onderwerping aan de Heilige Geest. Het gaat niet zozeer om uw activiteit als om uw bereidheid door Hem te worden getrokken. Er moet in godsdienst activiteit zijn. We moeten worstelen en vechten, maar nauw daarmee verbonden moeten we onszelf overgeven aan de aandrang van de Geest. Hij is het Die in ons het willen en het werken werkt naar Zijn welbehagen. Hij worstelt met grote kracht in ons, en als we onszelf maar zullen overgeven en niet langer obstakels op Zijn goddelijke weg zijn, zal Hij ons naar grotere hoogten van genade dragen en in ons vollediger het beeld van Christus scheppen.
‘Onderwerp uzelf aan God.’ Leer de zoetheid van passief in Zijn hand te liggen en geen wil te kennen dan de Zijne. Ervaar de zegen van een volledige overgave aan Zijn aanwijzingen. Door dat te doen zult u hier op aarde de hemel binnengaan.
II. Nu komen we tot het deel van onze verhandeling waarin we God de Heilige Geest ernstig moeten bidden om ons dubbel te helpen. Ik wil hen aanspreken die niet gered zijn, maar die hier enigszins naar verlangen. Ik dank God als zelfs de zwakste begeerte van dien aard aanwezig is. Moge het meteen uitgroeien tot een onstuimig verlangen. Ja, moge het nog deze morgen vervuld worden, zodat u gered dit huis verlaat. U vertelt me dat u enige tijd heel bezorgd bent geweest over uw ziel, maar dat u geen voortgang hebt gemaakt. U hebt grote inspanningen verricht, u bent heel toegewijd geweest in het gebruiken van de genademiddelen, in het doorzoeken van de Schrift en in persoonlijk gebed, maar u vordert niet. Het is heel goed mogelijk, mijn lieve vriend, dat de reden dit is dat u uzelf niet aan God hebt onderworpen. U probeert te doen, terwijl het beste wat u zou kunnen doen is: uw eigen inspanningen opgeven en uzelf in de handen van de Zaligmaker te laten vallen. Hij is in staat u te redden ook al kunt u uzelf niet redden.
Voor een trots hart is zichzelf onderwerpen het moeilijkste wat er bestaat. Merkt u dat dit zo is? ‘Niet overgeven’ is het motto van de koppige zondaar. Ik heb mensen gekend die liever hun lichaam zouden overgeven om verbrand te worden dan te buigen voor God. Hun hardnekkigheid heeft het lang tegen de Allerhoogste uitgehouden, en ze waren als kleine farao’s totdat de Heere hen tot bezinning bracht. ‘Moet ik zwichten, moet ik buigen aan Zijn voeten?’ Een dergelijke vernedering kunnen ze niet verdragen. Als het Evangelie hun trots getolereerd had en hun een beetje krediet had gegeven, dan waren ze er blij over geweest. Ze kunnen het echter niet verdragen om in het stof geworpen te worden en gebracht te worden tot het belijden van hun eigen nietigheid. ‘Onderwerp uzelf’ is alsem en gal voor hooghartige zondaren, toch moeten ze de beker drinken, of sterven.
Luister dan, vrijpostige zondaren, u kunt nooit gered worden tenzij u zich overgeeft; en als u gered bent, zal een van de belangrijkste onderdelen van uw redding zijn dat u zich onderworpen hebt.
Ik wil u graag een kleine waarheid in het oor fluisteren, en ik bid dat ze u zal doen opschrikken; zelfs op dit moment onderwerpt u zich. U zegt: ‘Ik niet, ik ben mijn eigen heer.’ Ik weet dat u dit denkt, maar al die tijd onderwerpt u zich aan de duivel. De tekst die we voor ons hebben, zinspeelt hierop. ‘Onderwerp uzelf aan God. Weersta de duivel, en hij zal van u vlieden.’ Als u zichzelf niet aan God onderwerpt, zult u nooit de duivel weerstaan en u zult voortdurend onder zijn tirannieke macht blijven. Wie zal uw meester zijn, God of de duivel? Een van die twee moet het zijn. Geen mens is zonder meester. De een of andere macht is onze meester, óf het goede óf het kwade heerst in ons hart, en als we niet door het goede beheerst worden, heeft het kwade de macht al gekregen.
‘Hoe moet ik mezelf dan onderwerpen?’ zegt iemand. ‘Waaraan zal ik me onderwerpen, en in welke opzichten?’ Wel, als u gered wilt worden, onderwerp uzelf dan allereerst aan het Woord van God. Geloof dat het waar is. En terwijl u gelooft dat het waar is, geef uzelf over aan de kracht ervan. Beschuldigt het u? Belijd de beschuldiging. Veroordeelt het u? Erken uw schuld. Biedt het u hoop aan? Grijp deze. Beveelt het u? Gehoorzaam het. Leidt het u? Volg het. Bemoedigt het u? Geloof het. Onderwerp uzelf aan Hem Die op deze gezegende bladzijden verklaart de Zaligmaker te zijn van allen die de wapens van hun rebellie neerleggen en die hun zinloze strijd beëindigen door te vertrouwen op Zijn kracht om hen te redden.
Onderwerp uzelf vervolgens aan uw geweten. U hebt met uw geweten geruzied en uw geweten met u. Het blijft voortdurend spreken, en u wilt dat het stil is. Maar na de losbandigheid, in de stilte die komt na een storm van slecht vermaak, is er een stem te horen die zegt: ‘Is dit goed? Is dit veilig? Zal dit standhouden? Wat zal het eind hiervan zijn? Zou het niet goed zijn om iets te zoeken dat beter en meer verheven is dan dit?’ God spreekt vaak tot mensen door de kleine zachte stem van het geweten. Open uw oor dan en luister. Uw geweten kan u geen kwaad doen. Het kan verontrusten, maar het is goed om verontrust te worden wanneer vrede tot de dood leidt. Het was een dwaas die de waakhond doodde omdat deze hem liet schrikken toen de dieven in zijn huis inbraken. Als uw geweten u verwijten maakt, aanvaard die verwijten dan en geef acht op zijn bestraffing. Het is uw beste vriend. De door een vriend aangebrachte verwondingen zijn getrouw, maar de kussen van een vleiende vijand zijn verraderlijk (zie Spr. 27:6, Eng. vertaling).
God stuurt ook vele boodschappers. Sommigen van u heeft Hij de tederste vermaners gestuurd. Luister naar hun vermaningen en respecteer hun vriendelijke waarschuwingen, want zij betekenen iets goeds voor uw ziel. Is het moeilijk, zoon, is het moeilijk om uzelf te onderwerpen wanneer de boodschap komt via de liefhebbende lippen van een moeder, wanneer haar tranen ieder woord dat zij zegt bedauwen? Voor sommigen van u die nog jong zijn moet het moeilijk zijn om het tegen de aansporingen van een moeder uit te houden, wanneer ze u niet alleen naar de hemel wijst maar u ook voorgaat op het pad erheen. Wanneer ze niet alleen over Jezus sprak, maar ook in haar dagelijkse handel en wandel Zijn liefde liet zien.
U hebt een zuster, jongeman, die u liefhebt en respecteert. U kunt nauwelijks onder woorden brengen hoezeer u haar bewondert. Welnu, die brief van haar, waar u spottend over sprak, die raakte u uiteindelijk wel. Zwicht voor het ontroerende betoog, buig voor de tedere aansporingen ervan. Onthoud dat God andere boodschappers heeft, die Hij zal sturen wanneer deze liefhebbende aansporingen niet toereikend zijn. Hij zal u spoedig een strengere vermaning sturen. Als u niet naar het vriendelijke woord luistert, naar de stille zachte stem, kan Hij u de ruwere boodschappers van ziekte en dood sturen. Wees niet zo dwaas Hem ertoe uit te dagen om dit te doen.
Onderwerp uzelf bovendien aan God aangezien Hij Zijn boodschappers misschien al in strengere vormen tot u heeft gezonden. Het is nog maar een paar dagen geleden dat u uw oude vriend verloor. Vele gelukkige dagen hebt u samen doorgebracht, en ook vele vrolijke avonden. Zo voor het oog was hij even gezond als u; maar hij werd neergeveld, en u hebt achter zijn baar gelopen. Betekent dat vers gedolven graf geen roepstem voor u? Ik denk dat uw vriend in zijn plotselinge einde een waarschuwing voor u vormde om gereed te zijn voor een vergelijkbaar afscheid! U hebt zelf ook onheilspellende ziektesymptomen gehad. Misschien bent u al ziek geweest en kwam u op bed te liggen met de eeuwigheid als enige perspectief: een vreselijke eeuwigheid, die zeker voor u bestemd was. U beefde bij het vooruitzicht, maar de stem van de arts dwong u om dit onder ogen te zien. U was bang dat u dit lichaam moest verlaten, en u kon het niet laten om tegen uzelf te zeggen: ‘Waar zal ik heen vluchten? Mijn naakte geest, waar moet hij naartoe als hij eenmaal de warme ruimte van dit huis van leem zal verlaten?’
De kwestie gaat u veel meer aan dan mij, maar ik beveel u: hoor de stem van deze gebeurtenissen die God u in Zijn voorzienigheid toeschikt, luister naar deze ernstige roepstemmen. De engel van de dood heeft aan de rand van uw bed gestaan, naar u gewezen en gezegd: ‘Jongeman, deze keer heb je koorts en kun je herstellen, maar de volgende keer zul je nooit opstaan van het bed waarop je ligt.’ Of: ‘Je bent nu bij een vreselijk ongeluk gespaard, maar de volgende keer zal er geen ontsnappen voor je zijn. Omdat Ik dit zal doen, schik je om je God te ontmoeten.’
Boven alles vraag ik u, als u zich niet van dit soort dingen bewust bent, onderwerp u aan de fluisteringen van Gods Heilige Geest. Gods Heilige Geest twist niet met ieder mens op dezelfde manier. Sommigen hebben Hem zo bedroefd, dat Hij ermee gestopt is om met hen te twisten; of Hij doet dit heel af en toe en dan weerstaan ze Zijn werkingen, zodat ze nooit heel lang worden voortgezet. De slechtste mens die leeft heeft zijn betere momenten, de meest zorgeloze heeft sommige ernstige gedachten. In de dwaasheid van vleselijk genot zijn er heldere ogenblikken. Dan merken mensen wat ze noemen hun ‘betere ik’ op. Dat gebeurt zelden. Ik noem dit liever de algemene bestraffingen van Gods Geest in hun ziel. Hij zegt tegen hen: ‘Is dit goed? Is dit verstandig? Deze lichtzinnigheid, dit tijdverdrijf, dit verlagen van de ziel door aan de lichamelijke lusten toe te geven, dit de mens neerhalen tot het niveau van een bruut, kan dit goed zijn? Is er geen eeuwigheid? Is er geen onsterfelijkheid, geen God, geen toekomend oordeel?’
Soms opent de Heilige Geest de ogen van een mens zoals hij de ogen van Bileam opende, en laat Hij hem zien hoe zeker het is dat de oordeelsdag komt, en hoe dicht deze reeds is genaderd. De mens wordt ertoe gebracht in gedachten de trompet die de rechtszitting aankondigt al te horen, de komst van de Rechter op Zijn grote witte troon al te zien, het verzamelen van de menigten van levenden en doden, het openen van de boeken, het scheiden van de menigte, het wegdrijven van de bokken naar hun eeuwigdurende pijniging en de ontvangst van de rechtvaardigen in hun eeuwigdurende vreugde. O, als u ertoe gebracht wordt dit alles te beseffen, dan smeek ik u om uzelf eraan te onderwerpen.
Het kost sommige mensen veel moeite om verdoemd te worden. Menig mens die vloekt en ongelovig praat, doet dit alleen om zijn innerlijke worstelingen te verbergen. Net als de jongen die terwijl hij over het kerkhof loopt fluit om de moed erin te houden, praten zij godslasterlijk om hun geest af te leiden van zijn angsten. Wie het vurigst is in het uiten van zijn ongeloof, is niet de grootste ongelovige. Toen de heidenen kinderen aan Moloch offerden, sloegen ze op hun trommels om de kreten van de slachtoffers te overstemmen. Op dezelfde manier maken deze mensen veel lawaai om de stem van hun geweten niet te horen. De mens weet beter, en ik daag hem uit om die kennis naar voren te laten komen en hem tot zijn God en Vader te laten leiden. Het zal een zegen voor hem zijn als dit vandaag nog gebeurt. ‘Onderwerp uzelf aan God.’
Als u me opnieuw vraagt: ‘In welk opzicht moet ik mezelf onderwerpen?’, dan antwoord ik zo kort als ik kan: Onderwerp uzelf in de eerste plaats door uw zonden te belijden. Roep: ‘Ik heb gezondigd.’ Probeer uzelf er niet uit te redden door te zeggen: ‘Ik heb niet gezondigd.’ Als u dat doet, zult u nooit vergeving ontvangen. ‘Wie zijn zonden belijdt, zal vergeving ontvangen.’ Zondaar, kies een van de twee dingen: oordeel uzelf, of word door God geoordeeld. Als u uzelf oordeelt en uw schuld erkent, zal de grote Rechter u vergeving schenken, maar anders niet. Veroordeel uzelf en u zult niet veroordeeld worden. Belijd dat de aanklacht juist is; want dat is hij, en hem ontkennen betekent het bezegelen van uw eigen verdoemenis.
Vervolgens, vereer de wet die u veroordeelt. Blijf hem niet aantasten door te zeggen dat hij te streng is en te veel van een arm, feilbaar schepsel vraagt. De wet is heilig, rechtvaardig en goed. Sluit uw lippen en kus hem, ook al veroordeelt hij u. Zeg: ‘Ook al belast hij mij met schuld en overtuigt hij me van dodelijke zonde, toch is het een goede wet en behoort hij niet veranderd te worden, zelfs niet om mij te redden.’
Vervolgens, erken dat de straf rechtvaardig is. Uw zonden veroordelen u tot de hel. Zeg niet: ‘God is te streng, vergeleken met de overtreding is deze straf overdreven.’ Wanneer u zo denkt, zult u nooit vergeving ontvangen, maar God zal gerechtvaardigd worden in uw veroordeling; de trots van uw hart zal een snelle getuige tegen u zijn. Belijd met uw hart: ‘Als mijn ziel naar de hel wordt gestuurd, is dat niet meer dan wat ik verdien.’ Wanneer u de schuld hebt beleden, de wet geëerd en de rechtvaardigheid van de straf erkend, dan nadert u de toestand waarin God u genadig zal zijn.
Onderwerp uzelf, zondaar; ik smeek u, doe het nu. Onderwerp uzelf aan God als uw Koning. Werp uw wapens neer. Doe uw helm af en werp die mantel van trots weg. Geef uzelf onvoorwaardelijk over en zeg: ‘Heere God, ik erken nu dat U koning bent. Niet langer zal ik als de trotse farao vragen: ‘Wie is de Heere dat ik Zijn stem zou gehoorzamen?’, maar als iemand die tot bezinning is gebracht, zal ik toegeven aan wat het verstand en de genade aanbevelen.’ Het zal goed met u gaan wanneer u tot een volledige capitulatie komt, tot een onvoorwaardelijke overgave. Werp de poorten van de stad Mensenziel open en laat prins Immanuël als alleenheerser over iedere straat van de stad regeren. Betwist Zijn soevereiniteit niet langer, maar bid om onderwerping eraan, om gehoorzaamheid in alle dingen. Wanneer u dit zu^ doen, zult u genade vinden in de ogen des Heeren.
Verder, onderwerp uzelf aan de manier waarop God u wil zaligmaken. Welnu, Gods manier om u zalig te maken is door Zijn genade, niet door uw verdiensten; door het bloed van Jezus, niet door uw tranen en lijden. Hij zal u rechtvaardigen doordat u nu eenvoudig op Jezus vertrouwt. Uw trotse hart bewondert de weg van de zaligheid van de Heere niet. U staat op en zegt: ‘Hoe is dit te verenigen met de goede zeden?’ Alsof u de bewaker van de goede zeden was, alsof de Koning van hemel en aarde daar niet zonder uw hulp voor kon zorgen. Wie bent u om opeens moraalridder te zijn? Hoe durft u zich in te denken dat de driemaal heilige God daar niet voor zal zorgen? Hij vraagt u Zijn Zoon Jezus te vertrouwen; zult u dat doen of niet? Zo niet, dan is er geen hoop voor u. Wanneer u het zult doen, bent u gered op het moment dat u gelooft, gered van de schuld van de zonde door Jezus te vertrouwen.
U moet uzelf ook verstandig onderwerpen aan Zijn manier om met u om te gaan. Iemand zegt: ‘Ik zou in Jezus geloven, meneer, als ik de verschrikking en vrees zou ervaren die sommigen vanwege de zonde hebben gevoeld.’ Vraagt u van God dat Hij u naar de verschrikkingen en vrees zou trekken voordat u zult geloven? Onderwerp uzelf om op een vriendelijke manier te worden zalig gemaakt. ‘Maar ik lees over iemand’, zegt een ander, ‘die een droom had. Ik zou geloven als ik ook een visioen zag.’ Moet God u dromen geven? Moet Hij uw lakei spelen en u op uw manier redden? Hij verkondigt u openlijk: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus, en u zult behouden worden.’ Wilt u geloven of niet? Als u het niet doet, zullen dromen, visioenen, angsten noch iets anders u redden.
Zie hier Gods weg, zondaar. Ik vraag u, en misschien zal uw antwoord uw lot voor eeuwig beslissen: Wilt u die weg volgen of niet? Zo niet, dan hebt u uw eigen verderf gekozen. Maar als u het wilt en als u uzelf wilt overgeven om gered te worden door in Jezus Christus te geloven, dan is het goed met u.
Ik weet dat er sommigen op deze plaats zijn die het bijna niet meer kunnen uithouden, want hun gebroken hart zegt: ‘Ik geef mezelf meteen over. O, als Hij me maar zou redden.’ Wat ben ik blij om u dat te horen zeggen, want de nederige geeft Hij genade. Ik herinner me de tijd dat tot God riep: ‘O God, als ik totdat ik sterf op een ziekbed moet liggen, dan geef ik daar niet om, als U mij maar genadig zult zijn. Als U mijn trotse wil maar overwint en een nieuwe mens van mij maakt, dan mag U met me doen wat U wilt. Red mij alleen van de schuld, de macht van de zonde.’ Toen de Heere mij op die plek bracht, stelde Hij mij ertoe in staat om leven en zaligheid in Jezus Christus te zien. En als Hij u tot dat punt heeft gebracht, zondaar, dan hoeft u niets te doen dan eenvoudig de Heere Jezus Christus te vertrouwen, en u bent zeker behouden.
Als Hij u tot overgave brengt, heeft Hij u Zijn genade gegeven. Onderwerping aan Zijn goddelijke wil is de essentie van de zaligheid. Welnu, voor wie zult u buigen? Voor wie zult u op dit moment buigen? De Meester is onder ons gekomen. De Koning Zelf is hier, uw Maker, uw Verlosser. Zie de sporen van Zijn wonden, zie de littekens in Zijn handen, voeten en zijde! Hij vraagt u: ‘Zult u voor Mij buigen? Zult u uw wapens neerleggen? Zult u de strijd beëindigen? Zult u zich verstandig overgeven?’ Zo ja, dan geeft Hij u Zijn hand en zegt: ‘Ga in vrede. Er is vrede tussen Mij en u.’ Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en u op de weg vergaat als Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden.
Ik bid de Heere om mij veel zielen te geven, en ik geloof dat ik ze deze morgen zal hebben. Ik ben er zeker van. Verleen mij deze gunst: als u uzelf aan Christus onderwerpt, laat mij er dan van horen. En wacht er niet mee om uzelf te verenigen met hen die zich erin verheugen om in triomf als de gevangenen van Zijn genade te worden meegevoerd.
Amen.