Gebed.
JEHOVAH, onze God, wij danken U dat U het verhaal van Uw oude volk hebt opgetekend. Het is vol van instructies voor onszelf. Help ons om de waarschuwing ter harte te nemen en de fouten te vermijden waarin zij vielen! Gij zijt een Verbondsgod en Gij houdt Uw beloften en Uw Woord faalt nooit. U hebt dit tot nu toe bewezen.
“Wat is de belofte goed,
die Jezus bekrachtigd heeft met bloed.”
Maar wat onszelf betreft, wij zijn als het oude Israël, een wispelturig volk en wij belijden het met grote schaamte, er zijn dagen dat wij de trommel pakken en met Mirjam zingen: “Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven!” En toch moeten wij met schaamte zeggen dat, wij niet veel uren daarna dorst hebben en roepen om water om te murmureren in onze tenten. Het bittere water van Mara doet ons hart overslaan en we zijn bedroefd over onze God. Soms buigen wij met eerbied en ontzag voor U, wanneer wij Uw Sinaï geheel in rook aanschouwen, maar er zijn tijden geweest dat wij het gouden kalf hebben opgericht en dat wij van sommige aardse dingen hebben gezegd: “Dit zijn Uw goden, o Israël.” Wij geloven met een intens geloof om dan weer te twijfelen met een afschuwelijke twijfel.
Heere, Gij zijt zeer geduldig met ons geweest. Vele zijn onze ongerechtigheden geweest, vele zijn Uw kastijdingen geweest, maar:
“Uw slagen zijn minder dan onze misdaden,
en lichter dan onze schuld.”
“Gij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.” Gezegend zij Uw Naam!
En vervul nu dat deel van het verbond waarin Gij hebt gezegd: “En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u. Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken.” Houd ons vast en dan zullen wij U vasthouden. Bekeer ons en wij zullen bekeerd worden. Bewaar ons en wij zullen Uw inzettingen bewaren.
Wij vragen U dat wij U niet meer hoeven te kwetsen. Wij smeken U liever de slangen onder ons te zenden dan de zonde onder ons te laten komen. O, dat wij ons oog altijd gericht mogen houden op de koperen slang die alle beten van het kwaad geneest, maar dat wij niet naar de zonde mogen kijken, noch haar liefhebben. Laat de listen van Bileam en Balak niet tegen ons zegevieren, om Uw volk van hun reinheid af te brengen. Laat ons niet verontreinigd worden door valse leer of door onheilig leven, maar mogen wij wandelen als het afgezonderde volk van God en ons onbesmet houden van de wereld. Heere, we willen Uw Geest niet bedroeven. O, mogen we U nooit zo erg kwellen dat U in Uw toorn zegt: “Zij zullen mijn rust niet binnengaan.” Verdraag ons nog steeds omwille van Hem wiens bloed op ons rust. Verdraag ons nog steeds en stuur niet de vernietigende engel zoals Gij deedt naar Egypte, maar vervul opnieuw Uw belofte: “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.”
Mogen wij door de Geest van verdoemenis worden voorbijgegaan. Mogen wij in ons hart weten: “Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.” Mogen wij de vrede gevende kracht van de goddelijke vrijspraak voelen. Mogen wij in Uw heilige tegenwoordigheid komen met onze voeten gewassen in het koperen wasvat, terwijl wij onze grote Hogepriester tot ons horen zeggen: “Gijlieden zijt rein.” Aldus gereinigd, mogen wij tot God naderen door Jezus Christus, onze Heere.
Verder, onze hemelse Vader, komen wij voor U, gewassen in het bloed en met het sneeuwwitte gewaad van Christus’ gerechtigheid aan, en wij vragen U aan Uw volk te denken. Sommigen zijn zwaar beladen – verlicht de last of versterk de schouder. Sommigen zijn neergebogen van angst, misschien wantrouwen zij – vergeef het wantrouwen en geef een grote toename van geloof dat zij U mogen vertrouwen waar zij U niet kunnen vinden. Heere, gedenk allen die de last van anderen dragen. Sommigen roepen dag en nacht tot U over de zonden van de tijd, over de dwalingen van Uw Kerk. Heere, hoor onze gebeden! Wij willen dit juk voor U dragen, maar help ons het te dragen zonder vrees, zonder bang te zijn dat wij U wantrouwen. Mogen wij weten dat Gij voor Uw eigen zaak zult zorgen en Uw eigen waarheid zult bewaren en mogen wij daarom over dit alles gerust zijn.
Sommigen roepen tot U om de bekering van familieleden en vrienden. Deze last hebben zij op zich genomen om Jezus na te volgen in het dragen van het kruis. Geef hun de vervulling van het verlangen van hun hart. God, red onze kinderen en kindskinderen, en als we onbekeerde familieleden hebben van welke aard dan ook, ontfermt U zich dan over hen om Christus’ wil. Geef ons vreugde in hen – zoveel vreugde in hen als christenen, als wij verdriet over hen hebben gehad als ongelovigen.
Heb er verder behagen in Uw Kerk te bezoeken met de Heilige Geest. Vernieuw de dag van Pinksteren in ons midden en moge in het midden van alle bijeenkomsten van Uw volk het heilige vuur neerdalen en laat de hemelse wind opsteken. Mogen zaken die nu traag en dood zijn, snel en vol leven worden en moge de Heere Jezus Christus worden verheven in het midden van Zijn Kerk die Zijn volheid is, “De vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.” Mogen velen bekeerd worden. Mogen zij tot Christus komen met heilige gretigheid om in Hem een toevlucht te vinden zoals de duiven vliegen naar hun duiventillen.
O! Zet Uw verlossingswerk door op deze eilanden en over de zee en in elk deel van de wereld, speciaal in heidense landen. Wij bidden U, breng velen aan Christus’ voeten, daar waar mensen bereid zijn hun leven af te leggen opdat zij het hemelse leven van Christus kunnen geven. Werk, Heere, werk krachtig! Uw Kerk roept tot U. Oh, verlaat ons niet! Wij kunnen niets doen zonder U! Onze kracht is geheel de Uwe! Kom tot ons met grote kracht en laat Uw Woord vrij spel hebben en worden verheerlijkt.
Gedenk een ieder die U Vader noemt. Moge de liefde van de Vader naar alle kinderen omzien. Moge in de speciale behoefte van een ieder worden voorzien, moge het speciale verdriet van een ieder worden verzacht. Mogen wij opgroeiende christenen zijn, werkende christenen, volmaakte christenen, mogen wij komen tot de volheid van ons bestaan in Christus Jezus. Heere Jezus, Gij zijt een grote steunpilaar. In U woont alle volheid. Gij begon Uw leven met het vullen van de waterkruiken tot de volheid. Gij vulde Simon Petrus’ boot tot hij begon te zinken. Gij hebt het huis gevuld waar Uw volk samenkwam met de aanwezigheid van de Heilige Geest. Gij vult de hemel. Gij zult zeker alle dingen vullen. Vul ons, o! Vul ons vandaag met de volheid van God en maak Uw volk aldus vreugdevol en sterk, genadig en hemels!
Maar wij kunnen ons gebed niet beëindigen voordat wij voor Uw volk gebeden hebben, al hebben wij grote dingen gevraagd. Wij willen dat U omziet naar de duizenden en miljoenen om ons heen die U niet kennen. Heere, aanschouw de massa’s die nergens heen gaan om te aanbidden. Heb medelijden met hen. Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen. Geef een verlangen om Uw Woord te horen. Zend op de mensen een verlangen naar hun God. O Heere, neem zondaars in Uw hand. Oh! Kom en bereik halsstarrige, koppige geesten. Laat de achtelozen en de lichtzinnigen beginnen te denken aan eeuwige dingen. Moge er een onrust van hart zijn, een steken van de pijlen van God in hun lendenen, en mogen zij zoeken naar de grote Geneesheer en genezing vinden op deze dag. Och! Heere, Gij zegt: “Heden, indien gij Zijn stem hoort,” en wij herhalen de echo daarvan. Red de mensen vandaag. Schenk hen Uw Geest in kracht, opdat zij bereid zijn te rusten in Christus. Heere, hoor, vergeef, aanvaard en zegen, omwille van Jezus.
Amen.