Als u wakker wordt zal hetzelve met u spreken. Spreuken 6:22
Het is iets heel gelukkigs als het gebod van onze vader en de wet van onze moeder ook het gebod en de wet van onze God zijn. Gelukkig zijn zij die een dubbel gezag hebben om hen in het rechte spoor te houden: de wetten van de natuur en de banden van genade. Zij die zondigen tegen zowel een vader op aarde als de grote Vader in de hemel zondigen hevig, en degenen die zowel de verplichtingen van de jeugd als de eisen van het geweten van God minachten, vertonen een grote mate van zondige kwaadaardigheid en kracht.
In het gedeelte dat we voor ons hebben spreekt Salomo duidelijk over hen die in de wet van hun ouders en in Gods wet hetzelfde vinden. Hij vermaant deze mensen om de wet van God aan hun hart te binden en aan hun hals te hechten. (Spr. 6:21) Daarmee doelt hij op een innerlijke toewijding en op een openlijke belijdenis. De wet van God zou ons zo dierbaar moeten zijn dat hij aan het meest wezenlijke orgaan van ons bestaan gebonden zou moeten zijn: ons hart. Wat een mens in zijn hand draagt, kan hij misschien vergeten en verliezen. Wat hij op zijn lichaam draagt kan van hem af gerukt worden. Echter, wat aan zijn hart gebonden is, zal blijven zolang er leven blijft.
We moeten het woord van God liefhebben met heel ons hart, onze geest, ziel en kracht. Met de volledige kracht van ons wezen moeten wij het omhelzen. Al onze warmste genegenheden moeten eraan verbonden zijn. Als de wijze man ons zegt dat we het ook om onze nek moeten dragen, bedoelt hij dat we ons er nooit voor moeten schamen. We moeten niet blozen als we christen worden genoemd. In welk gezelschap dan ook moeten we nooit in angstige spanning spreken over dingen die God aangaan. We moeten het kruis van Christus dapper opnemen. Blijmoedig moeten we openlijk bekennen dat we horen bij hen die zich bij de goddelijke getuigenissen betrokken voelen. Laten we de ware godsdienst als ons hoogste sieraard beschouwen. Hoogwaardigheidsbekleders doen hun gouden ambtsketenen om en denken dat ze daardoor versierd zijn. Laten wij zo als het ware de geboden en het evangelie van de Heere God om onze nek doen.
Om ons hiertoe over te halen geeft Salomo ons drie treffende redenen. Hij zegt dat Gods wet -waaronder ik de Schrift als geheel versta en in het bijzonder het evangelie van Jezus Christus- een gids voor ons zal zijn: ‘Als u wandelt, zal dat u geleiden.’ Het zal een bewaarder voor ons zijn: ‘Als u slaapt’, als u zonder verdediging bent en niet op uw hoede, ‘zal het u bewaren.’ En het zal ook een geliefde metgezel voor ons zijn: ‘Als u wakker wordt zal het met u spreken.’
Elk van deze drie argumenten afzonderlijk zou zeker voldoende moeten zijn om een nadere bekendheid met het heilige Woord na te streven. We hebben allemaal een gids nodig, want: ‘Het is niet bij een man die wandelt, dat hij zijn gang richt.’ Worden we aan onze eigen wegen overgelaten, dan blinken we spoedig uit in dwaasheid. In ieder mensenleven zijn moeilijke situaties waarin een gids kostbaarder is dan een gouden voorwerp. Het woord van God, als de onfeilbare leidraad voor het menselijk leven, zouden we moeten onderzoeken en zal ons op de hoofdweg van de zaligheid leiden.
Even krachtig is de volgende reden: het Woord van God zal de bewaarder van onze dagen worden. Iedereen die ernaar luistert, wie het ook is, zal veilig wonen en hoeft niet voor het kwaad te vrezen. Er kunnen onbewaakte ogenblikken zijn. Vanwege onze onvolkomenheid zullen er tijden zijn dat wij, tenzij we door een kracht buiten ons beschermd worden, in handen van de vijand zullen vallen. Gezegend is hij die Gods wet zo op zijn hart geschreven heeft en het zo als een wapen om zijn nek draagt dat hij altijd onkwetsbaar is en door de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid wordt bewaard.
Maar deze morgen kies ik ervoor me te houden aan de derde reden om het Woord van God lief te hebben. Het is deze: dat het onze dierbare metgezel wordt: ‘Als u wakker wordt, zal het met u spreken.’ De geïnspireerde wet van God, die David in Psalm 119 Gods getuigenissen, voorschriften, inzettingen en dergelijke noemt, is de vriend van de rechtvaardigen. Het wezen en de essentie ervan is het Evangelie van Jezus, de Vervuller van de wet, en dit is ook de bijzondere troost van de gelovigen. Over het hele heilige Boek kan gezegd worden: ‘Als u wakker wordt, zal het met u spreken.’ Uit deze uitdrukking leid ik vier of vijf gedachten af, en daarover wensen we te spreken.
1. We zien hier allereerst dat het Woord levend is. Hoe kan er anders gezegd worden: ‘Het zal met u spreken’? Een dood boek kan niet praten en een stom boek kan niet spreken. Het is dus een levend Boek en een sprekend Boek. ‘Het Woord van God, dat levend en eeuwig blijvend is.’ Hoe velen van ons hebben gemerkt dat dit ongetwijfeld waar is! Een groot deel van de menselijke boeken is reeds lang dood en net zo uitgedroogd als Egyptische mummies. Alleen het voortgaan der jaren heeft ze waardeloos gemaakt, hun onderwijs is achterhaald en ze bevatten geen leven voor ons. Begraaf ze in uw openbare bibliotheken als u wilt, maar voortaan zullen ze niemands polsslag doen versnellen en niemands hart verwarmen.
Dit driemaal gezegende Boek van God echter is onsterfelijk in zijn bestaan, ongeëvenaard in zijn kracht, ook al heeft het deze vele honderden jaren onder ons overleefd. De dauw der jeugd zit er nog steeds op. De woorden ervan zijn nog even fris als regen die uit de hemel komt. De waarheden ervan zijn overvloeiende fonteinen van altijddurende vertroosting. Nooit heeft een boek gesproken zoals dit Boek. De stem ervan is, net als Gods stem, krachtig en vol majesteit.
Hoe komt het dat het Woord van God levend is? Komt dat ten eerste niet doordat het de zuivere waarheid is? De dwaling is dood, de waarheid is levend. Het maakt niet uit hoe goed een waarheid op een bepaalde filosofie gefundeerd kan zijn, op kracht van wapenen of op de stroom van menselijke gedachten. De dag komt die zal branden als een oven, en dan zal alle onwaarheid als stro voor het vuur zijn. De tand des tijds verslindt alle leugens. Onwaarheden worden spoedig omver gehaald en zij verwelken als het groene kruid.
De waarheid sterft nooit, ze stamt af van de onsterfelijken. Ze is ontstoken door de bron van licht en haar vlam kan niet worden uitgeblust. Ook als ze voor een tijd door vervolging bedekt wordt, zal ze toch opnieuw oplaaien om haar tegenstanders te vergelden. Menig afwijkend stelsel dat ooit werd aanbeden, ligt nu in het dode verleden tussen de graven der vergetenen weg te rotten. De waarheid echter zoals die in Jezus is, kent geen grafgewelf en vreest geen begrafenis. Zij leeft voort en moet leven zolang de Eeuwige op Zijn troon zit.
Het Woord van God is levend, omdat het de uitspraak is van een onveranderlijke, zelfstandig bestaande God. God spreekt vandaag niet wat Hij gisteren niet bedoelde. Ook zal Hij morgen niet ontkennen wat Hij vandaag te boek stelt. Als ik een belofte lees die 3000 jaar geleden is uitgesproken, is deze nog even nieuw alsof ze vandaag door de eeuwige lippen voortgebracht wordt. Goddelijke beloften zijn inderdaad niet gedateerd. Ze zijn niet voor persoonlijke uitleg bedoeld en mogen niet door één bepaalde generatie worden geclaimd. Nogmaals, vandaag komt het eeuwige Woord nog even fris van de lippen van de Almachtige als toen Hij het tot Mozes of Elia sprak, of toen Hij het sprak door de mond van Jesaja of Jeremia. Het Woord is altijd zeker, standvastig en vol kracht. Het is altijd eigentijds. De Schrift bruist altijd van goede zaken. Het is een eeuwige geiser, een geestelijke Niagarawaterval van genade, altijd neerstortend, altijd stromend, altijd overvloeiend. Het Woord staat nooit stil, is nooit brak of vervuild, maar het is altijd kristalhelder, fris en verfrissend, en daarom dus eeuwig levend.
Het Woord leeft, nogmaals, omdat het het levende hart van Christus in zich draagt. Het hart van Christus is het meest levend van alles wat bestaat. Het werd ooit met een speer doorstoken, maar het leeft voort en het verlangt naar zondaren. Het is even teer en vol medelijden als in de dagen toen de Zaligmaker in het vlees leefde. Jezus, de Vriend van zondaren, wandelt in de lanen van de Schrift zoals Hij eens de vlakten en de heuvels van Palestina doorkruiste. U kunt Hem, als uw ogen er open voor zijn, nog zien in de oude profetieën. U kunt Hem duidelijker waarnemen in de vrome evangelisten. Hij opent Zijn diepste ziel en legt Die voor u bloot in de brieven en laat u de voetstappen van Zijn naderende komst horen in de tekenen van de Openbaring. De levende Christus is in het Boek. U aanschouwt Zijn aangezicht op bijna iedere bladzijde. En dus is het een Boek dat spreken kan.
De Christus van de berg der zaligsprekingen spreekt er nog steeds in. De God Die zei: ‘Er zij licht’, laat nog steeds op de bladzijden ervan hetzelfde goddelijke besluit zien. Omdat de onvergankelijke waarheid, die elke regel en lettergreep ervan doordrenkte toen deze voor het eerst werd neergeschreven, er met volle kracht in aanwezig blijft en het voor bederf behoedt. ‘Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord van onze God bestaat in der eeuwigheid.’
Verder heeft de Heilige Geest een bijzondere verbinding met het Woord van God. Ik weet dat Hij werkt in de bediening van al Zijn dienstknechten die Hij bevolen heeft om te preken. Maar in het algemeen heb ik opgemerkt dat het werk van Gods Geest in het hart van mensen eerder verbonden is aan de teksten die we aanhalen dan aan onze verklaringen ervan. ‘Reken erop’, zegt een diep geestelijke schrijver, ‘het is Gods Woord, niet het commentaar van de mensen daarop, dat zielen redt.’ God redt zielen door onze uitleg, maar desondanks is het waar dat de meerderheid van de bekeringen door toedoen van een tekst uit de Bijbel gewerkt is. Het is het Woord van God dat levend en krachtig is en scherper dan enig tweesnijdend zwaard. Het moet wel leven bevatten, want mensen worden erdoor wedergeboren.
Wat de gelovigen betreft, de Heilige Geest zet het Woord vaak in brand als zij het onderzoeken. Ooit waren de letters voor ons niet meer dan letters, maar plotseling kwam de Heilige Geest erop en zij spraken in tongen. Het hoofdstuk is net zo eenvoudig als het struikgewas bij Horeb, maar de Geest daalt erop neer en ziedaar: het geeft licht met goddelijke pracht! God verschijnt in de woorden, zodat we ons voelen als Mozes toen hij zijn schoenen van zijn voeten deed omdat hij op heilige grond stond.
Het is waar dat het merendeel van de lezers dit niet begrijpt en de Bijbel als een gewoon boek ziet. Maar als ze het niet begrijpen, laten ze dan tenminste erkennen dat we de waarheid spreken wanneer wij beweren dat wij honderden keren even zeker de aanwezigheid van God in de Bijbelse bladzijden ervaren hebben als ooit Elia deze aanwezigheid ervoer toen hij de Heere met een kalme, zachte stem hoorde spreken. De Bijbel leek ons vaak een tempel van God, en de posten van zijn deuren werden bewogen door de stem van Hem Die riep, Wiens zomen ook de tempel vervulden. We moesten aanbiddend met de engelen roepen: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEERE God der heerscharen.’
De Joden plaatsten op hun grote Bijbel bij wijze van titel de volgende tekst: ‘Zeker is de HEERE aan deze plaats. Dit is niet dan een huis Gods en dit is de poort des hemels!’ En dat zeggen ze goed. Het Woord is inderdaad een geestelijke tempel, een zeer heilig huis, versierd met kostbare stenen en vanbinnen en vanbuiten met louter goud overtrokken, terwijl de aanwezigheid van de HEERE de voornaamste heerlijkheid ervan is. Die is zo heerlijk geopenbaard dat de priesters des HEE- REN vaak niet kunnen staan om te dienen vanwege de heerlijkheid des HEEREN die het huis vervult. God de Heilige Geest verlevendigt de inhoud van het Woord met Zijn tegenwoordigheid, en dan is het voor ons inderdaad een levend woord.
En nu, lieve vrienden, als deze dingen zo zijn – en onze ervaring bevestigt ze – laten we er dan voor zorgen dat we niet lichtvaardig handelen met een Boek dat zo met leven bezield is. Zouden velen van u zich uw fouten niet herinneren als we u vragen of u er een gewoonte van maakt om de Heilige Schrift te bestuderen? Dat u er lezers van bent geloof ik wel. Maar bent u ook onderzoekers? De belofte is niet voor hen die enkel maar lezen, maar voor hen die er behagen in scheppen aan de voeten van Jezus te zitten, met Zijn Woord als hun leerboek. Als u geen onderzoeker van het Woord bent, bedenk dan dat, hoewel u misschien gered bent, u veel ontbeert van de zegeningen die u anders zou kunnen genieten. Bent u geestelijk achteruitgegaan? Verlevendig uw ziel dan door over de goddelijke inzettingen te mediteren en u zult met David zeggen: ‘Uw Woord heeft mij levend gemaakt.’ Bent u zwak en vermoeid? Ga spreken met het levende Boek. Het zal u uw levenskracht teruggeven en u zult weer opvaren als op arendsvleugelen.
Maar bent u totaal onbekeerd? Dan kan ik u het lezen van de Bijbel niet aanbevelen als manier om zalig te worden, noch erover spreken alsof het iets verdienstelijks is om dit te doen. Desondanks zou ik bij u, onbekeerde mensen, willen aandringen op een groot respect voor de Schrift, op een grondige kennis van de inhoud ervan en op een voortdurend bestuderen van de bladzijden ervan. Het is al tienduizend keer voorgekomen dat als de mensen het Woord des Levens bestudeerden, het Woord hun leven gebracht heeft. ‘De opening van Uw woorden geeft licht.’ Zoals Elisa zich over het dode kind uitbreidde, heeft het Woord zich over hen uitgebreid en hun dode ziel is levend gemaakt.
Een van de plaatsen waar u de meeste kans heeft om Christus te vinden, is de hof van de Schrift. Het behaagt Hem daar te wandelen. Blinde mensen hadden in Jezus’ tijd de gewoonte om aan de kant van de weg te zitten bedelen, zodat als Hij voorbijkwam ze tot Hem zouden kunnen roepen. Zo wil ik dat ook u aan de wegkant van de Heilige Schriften neerzit.
Hoor de beloften, luister naar haar genadige woorden. Het zijn de voetstappen van de Zaligmaker. Als u ze hoort, dat u er dan toe gebracht zou worden om te roepen: ‘Gij Zone Davids, ontferm U mijner!’ Woon het meest die erediensten bij waar Gods Woord het meest gepreekt wordt. Kies niet vooral voor de diensten vol mooipraterij, die indruk op u maken met uitdrukkingen die eerder verfraaiend dan opbouwend zijn. Maar ga naar een prediking die vol is van Gods eigen Woord.
Bovenal, onderzoek Gods Woord zelf. Lees het met het verlangen de betekenis ervan te kennen, en ik ben ervan overtuigd dat velen die nu ver bij God vandaan zijn dicht bij Hem zullen worden gebracht en tot een zaligmakend geloof in Jezus zullen worden geleid, want ‘het Woord des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel.’ ‘Het geloof is door het gehoor en het gehoor door het Woord van God.’
2. Als de tekst zegt: ‘Als u wakker wordt zal hetzelve met u spreken,’ dan is het duidelijk dat het Woord persoonlijk is. ‘Het zal met u spreken.’ Er staat niet geschreven: ‘Het zal spreken met de lucht en u zult zijn stem horen’, maar: ‘Het zal met u spreken.’ U weet precies wat de uitdrukking betekent. Ik spreek vanmorgen niet in het bijzonder met een van u. Daarvoor bent u met te veel, en ik ben maar één persoon. Maar als u op weg naar huis bent, zal ieder van u met zijn metgezel spreken. Dan is het echt een gesprek, als de ene mens met de andere spreekt.
Welnu, het Woord van God heeft de beminnelijke gewoonte om tot mensen te spreken, om hen persoonlijk aan te spreken. Hierbij wens ik het Woord van God aan uw liefde aan te bevelen. Och, dat u het om deze reden zeer dierbaar mag achten!
‘Het zal met u spreken.’ Dat wil zeggen: Gods Woord spreekt over mensen en over eigentijdse mensen. Het spreekt even nauwkeurig over onszelf en over deze laatste dagen alsof het pas afgelopen week in druk verschenen was. Sommigen wenden zich tot het Woord van God met de gedachte dat zij historische kennis zullen krijgen over lang vervlogen dagen, en dat krijgen ze ook – maar dat is niet het doel van het Woord. Anderen zoeken naar feiten over geologie, en er zijn ernstige pogingen gedaan om de geologie in overeenstemming te brengen met de Schrift en de Schrift met de geologie.
We kunnen er altijd zeker van blijven dat de waarheid zichzelf nooit tegenspreekt. Maar aangezien niemand nog iets over geologie weet – want de theorie ervan is enkel een droom en inbeelding – zullen we wachten totdat de filosofen hun eigen zaakjes hebben geregeld. En we vertrouwen erop dat als ze de waarheid ontdekken , deze helemaal zal overeenstemmen met wat God heeft geopenbaard. In ieder geval kunnen we dat laten rusten.
De belangrijkste lessen van de Heilige Schrift gaan over mensen, over het paradijs van de nog niet gevallen mensheid, over de val, over de ontaarding van het menselijk geslacht en over de middelen waardoor verzoening wordt bewerkstelligd. Het Boek spreekt over slachtoffers en offeranden, priesters en wassingen, en het wijst ons zo op het goddelijk plan waardoor mensen uit de val opgeheven kunnen worden en tot God bekeerd.
Lees de Schrift verder en u zult merken dat het allereerst gaat over de mensheid en hun hoogste belangen, en dat het over de mens gaat – niet zozeer over Joden of heidenen, maar over mensen. Niet over Barbaren, Scythen, Grieken, gebondenen of vrijen, maar over mensen. Een mens leest het Woord alleen goed als hij het tot zichzelf hoort spreken over dingen die strikt persoonlijk hemzelf en zijn medemensen aangaan.
De Schrift is een Boek dat spreekt, persoonlijk spreekt. Het gaat niet over dingen op de maan of op de planeet Jupiter, en evenmin over dingen die gebeurd zijn in eeuwen die ver achter ons liggen. Het zegt ook niet veel over tijden die nog moeten komen. Maar de Schrift handelt met ons, over de dingen van vandaag, over hoe uw zonden vandaag vergeven kunnen worden en hoe onze ziel direct in vereniging met Christus kan worden gebracht.
Verder, dit Boek is zo persoonlijk dat het spreekt tot mensen in alle staten en toestanden voor God. Hoe spreekt het met zondaars? Wel, het Woord stelt het als volgt: ‘Kom dan en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.’ Het heeft vele tedere vermaningen voor zondaars. Het daalt af tot hun toestand en positie. Als zij niet voor God willen buigen, zal het ervoor zorgen dat de eeuwige genade zich als het ware naar hen overbuigt. Het spreekt over feesten met vettigheid, over vet vol merg.
Terwijl het Boek spreekt, handelt het over de honger van de mensen en nodigt het hen ertoe om te eten en verzadigd te worden. Het spreekt over klederen die vanuit oneindige wijsheid en liefde geweven zijn, en zo spreekt het tot de naaktheid van de mens en smeekt hem om in de goddelijke gerechtigheid geborgen te worden. Er is geen zondaar, in welke toestand hij zich ook bevindt, die durft te zeggen dat Gods Woord niets bevat dat voor zijn geval geschikt is. Als u een vervolger geweest bent, dan spreekt de geschiedenis van Saulus tot u. Hebt u heel veel onschuldig bloed vergoten, dan zou Manasse met u spreken. Als u een prostituee of een dief bent geweest, heeft het speciale plaatsen om zich met u te onderhouden. In iedere toestand waarin een zondaar kan zijn terechtgekomen, is er een woord dat daar precies bij past.
En zeker, als wij een kind van God worden, spreekt het Boek wonderlijk met ons. In het hemelse gezin is het het eigen Boek van de kinderen. Zodra we onze Vader leren kennen, komt dit Boek direct als een liefdesbrief vanuit het vergelegen land, ondertekend door de hand van onze Vader en welriekend gemaakt met Zijn liefde. Of we nu in genade groeien of dat we terugvallen: in beide gevallen spreekt de Schrift nog steeds met ons. Wat ook onze toestand tegenover de eeuwige God is: het Boek schijnt geschreven te zijn met het doel aan die toestand tegemoet te komen. Het spreekt tot u zoals u bent, niet alleen zoals u zou moeten zijn of zoals anderen geweest zijn, maar het spreekt met u, met u persoonlijk, over uw huidige toestand.
Hebt u ooit opgemerkt hoe persoonlijk het Boek is, wat betreft al uw gemoedstoestanden, of het nu droefheid of vreugde betreft? Sommigen van ons hebben een periode gekend waarin we erg mistroostig en zeer terneergeslagen waren, en dan klaagde het boek Job in dezelfde droevige toon. Ik heb de Klaagliederen van Jeremia overdacht en bedacht dat ik geschreven zou kunnen hebben wat Jeremia schreef. Het Boek spreekt woorden vol rouw als wij weeklagen.
Anderzijds, als de ziel op de buitengewoon hoge bergen komt, op de top van Amana en Libanon, als we visioenen van zaligheid zien en onze Beminde van aangezicht tot aangezicht, ziedaar! Het Woord staat aan onze kant. In de heerlijke taal van de Psalmen, of in de nog zoetere uitdrukkingen van het Hooglied van Salomo, wordt alles gezegd wat in ons hart is. Het spreekt tot ons als iets levends dat in de diepten en op de hoogten geweest is, dat de overweldigende rampspoeden heeft gekend en zich in de heerlijke verrukkingen verheugd heeft.
Het Woord van God is voor mij mijn eigen Boek. Ik twijfel er niet aan broeder, of voor u is het dat eveneens. Er zou geen Bijbel kunnen zijn die beter bij me paste. Hij schijnt geschreven te zijn met het oog op mij. Beste zuster, hebt u niet vaak beseft, terwijl u uw vinger op een belofte legde: ‘Aha, dat is mijn belofte. Als er geen andere ziel is wier betraande ogen die bladzijde kunnen bevochtigen en zeggen: ‘Die is van mij’, dan kan ik, een arme bedroefde, dat wel doen! ’ O ja, het Boek is heel persoonlijk. Het bespreekt alle bijzonderheden van uw geval, wat uw toestand ook mag zijn.
3. En, hoe betrouwbaar is het altijd. U zult nooit merken dat het Woord van God iets achterhoudt dat nuttig voor u is. Net als Nathan roept het uit: ‘Gij zijt die man.’ Het laat onze zonden nooit onbestraft en evenmin laat het onze geleidelijke terugval zolang aan de aandacht ontsnappen totdat ze tot openlijke zonde uitgroeit. Het geeft ons op tijd aandacht. Zodra we beginnen af te dwalen roept het ons toe: ‘Ontwaak, gij die slaapt’, ‘Waak en bid’, ‘Behoed uw hart boven al wat te bewaren is’ – en het richt nog duizend andere waarschuwende woorden tot ons.
Nu wil ik, voordat ik dit punt afrond, voorstellen dat ieder van ons enig heilzaam zelfonderzoek doet. Spreekt het Woord van God op deze manier tot mijn ziel? Dan is het heel dwaas om door algemeenheden de kostbare zaak te verliezen die alleen door een persoonlijke benadering verwezenlijkt kan worden. Wat zegt u, lieve hoorder? Leest u het Boek voor uzelf en spreekt het Boek tot u? Heeft het u ooit veroordeeld en hebt u voor het Woord van God gebeefd? Heeft het u ooit naar Christus gewezen en hebt u op Jezus, de vleesgeworden Zaligmaker, gezien?
Verzegelt het Boek nu, als met het getuigenis van de Geest, het getuigenis van uw eigen geest, dat u uit God geboren bent? Hebt u de gewoonte naar het Boek te gaan om uw eigen toestand te weten, om uw eigen gelaat als in een spiegel te zien? Is het uw huismedicijn? Is het voor u het beproefde middel om u uw eigen geestelijke toestand te laten kennen? O, behandel het Boek niet anders, want als u het op deze manier doet en het tot uw persoonlijke vriend maakt, dan bent u gelukkig. God wil immers wonen bij de mens die voor Zijn Woord beeft. Maar als u het behandelt alsof het allesbehalve voor u bedoeld is, pas dan op, opdat u niet gerekend wordt bij de goddelozen die Gods inzettingen verachten.
Uit de tekst leren we dat de Heilige Schrift heel vertrouwd en vertrouwelijk met ons is. ‘Als u wakker wordt, zal het met u spreken.’ Spreken duidt op broederschap, gemeenschap, gemeenzaamheid. Er staat niet: ‘Het zal tot u preken.’ Veel personen hebben een hoge achting voor het Boek, maar zij bezien het alsof de een of andere erg verheven leraar tot hen spreekt vanaf een hoog spreekgestoelte, terwijl zij daar ver beneden staan. Ik wil die bewondering niet geheel veroordelen, maar het zou veel beter zijn als ze de vertrouwelijkheid van Gods Woord zouden begrijpen. Het spreekt meer met ons dan dat het tot ons preekt. Het is niet: ‘Als u wakker wordt, zal het u de les lezen’, of: ‘Het zal u een standje geven.’ Nee, nee, het zal met u spreken.’ Wij zitten aan de voeten ervan -of liever: aan de voeten van Jezus in het Woord- en het daalt tot ons af. Het gaat vertrouwelijk met ons om zoals een man met zijn vriend spreekt.
En laat me u hier wijzen op de heerlijke vertrouwelijkheid van de Schrift in dit opzicht dat het de taal van de mensen spreekt. Als God in Zijn eigen taal een boek voor ons geschreven had, zouden we het niet hebben kunnen begrijpen. Of het weinige dat we begrepen zou ons zo verontrust hebben, dat we gesmeekt zouden hebben dat deze woorden niet meer tot ons gesproken werden. Maar de Heere gebruikt in Zijn Woord dikwijls taal die, hoewel wat de betekenis betreft onfeilbaar juist, niet in overeenstemming is met de kennis van God, maar met de stijl van de mensen.
Ik bedoel dit, dat het Woord vergelijkingen en overeenkomsten gebruikt waarvan we kunnen zeggen dat ze op een menselijke manier spreken en niet overeenkomstig de absolute waarheid zoals God die Zelf ziet. Zoals mensen die met baby’s praten een onbeholpen taaltje gebruiken, zo doet het van boven afdalende Woord. Het is niet in de hemelse taal geschreven, maar in de volkstaal van dit lage land, afdalend tot mensen van lage stand. Het voedt ons met brood dat gebroken is in brokken die wij aankunnen; het is gepast voedsel voor ons. Het spreekt over de arm van God, over Zijn hand. Zijn vinger, Zijn vleugels en zelfs over Zijn vederen.
Welnu, dit is allemaal een vertrouwelijke beschrijving om aan onze kinderlijke vermogens tegemoet te komen; want we moeten niet over de Oneindige denken alsof deze vergelijkingen letterlijke feiten zouden zijn. Het is een verbazend voorbeeld van goddelijke liefde dat Hij deze dingen zo formuleert dat we geholpen kunnen worden om verheven waarheden te bevatten. Laten wij de Heere van het Woord hiervoor danken.
Wat een tedere eenvoud spreekt er uit de Schrift. Veronderstel dat het hele heilige Boek net zoals het boek Ezechiël was geweest. Dan had het grootste deel van de mensheid er weinig aan gehad. Stelt u zich voor dat hele boekwerk even raadselachtig was geweest als het boek Openbaring. Dan hadden we de plicht gehad om het te bestuderen, maar als het nut ervan had afgehangen van de mate waarin we het begrepen, dan zou het voor ons geen nut hebben gehad.
Maar wat zijn de evangeliën eenvoudig, wat zijn deze woorden duidelijk: ‘Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.’ Wat verrukkelijk duidelijk die gelijkenissen over de verloren penning, het verloren schaap en de verloren zoon. Overal waar het woord wezenlijke punten bespreekt, is het zo helder als een zonnestraal. Er zijn geheimenissen en wijsgerige leerstellingen, diepten waar de Leviathan kan zwemmen. Maar waar het dingen betreft die rechtstreeks met onze eeuwige bestemming samenhangen, is het Woord zo duidelijk dat de baby in de genade veilig in de verfrissende stromen ervan kan waden. In het Evangelieverhaal hoeft de tot dwalen geneigde mens zich niet te vergissen, ook al is hij een dwaas. Het is vertrouwd spreken. Het is het grote denkvermogen van God dat tot ons niveau afdaalt om ons te kunnen verheffen.
Wat is het Boek ook vertrouwelijk – ik spreek nu over mijn eigen gevoelens – over alles wat onszelf betreft. Het spreekt over mijn vlees, mijn verdorvenheden en mijn zonden zoals alleen iemand die mij kent dit zou kunnen doen. Het spreekt over mijn beproevingen op de meest wijze manier. Over sommige die ik niet eens durf te vertellen, weet het alles. Het spreekt over mijn moeilijkheden. Sommigen zouden erover grijnzen en lachen, maar dit Boek voelt erin mee. Het kent mijn sidderingen, mijn vrezen, mijn twijfels en heel de storm die in de kleine wereld van mijn natuur raast.
Het Boek heeft al mijn ervaring meegemaakt. Op de een of andere manier brengt het alles in kaart en spreekt het met mij alsof het een medepelgrim was. Het spreekt niet onpraktisch tegen me, maakt me geen verwijten en kijkt niet vanaf een vreselijke hoogte van volledige volmaaktheid op me neer, alsof het een engel was die niet met gevallen mensen kon meevoelen. Maar evenals de Heere Die het openbaart, lijkt het Boek als het ware met mijn zwakheden bewogen te zijn en lijkt het in alle dingen verzocht te zijn geweest zoals ik.
Hebt u zich niet dikwijls verwonderd over de menselijke uitingen van het goddelijke Woord? Het dondert als God en toch weent het als een mens. Het schijnt onmogelijk dat iets zo klein zou zijn dat het Woord van God het niet zou opmerken, of dat iets zo bitter, of zelfs zo zondig zou zijn dat dit Boek het over het hoofd zou zien. Het raakt de menselijkheid op alle punten. Overal is het een persoonlijke, vertrouwde bekende. Het acht het niet beneden Zijn waardigheid om bij Zichzelf te zeggen: ‘Zal ik deze zaak voor Mijn vriend Abraham verbergen?’
En hoe vaak heeft het Boek geantwoord op gestelde vragen! In moeilijke tijden heeft het me verbaasd om te merken hoe helder de godsspraak is. U hebt het vrienden gevraagd en zij konden u geen raad geven; maar u ging op uw knieën en God gaf u antwoord. U hebt onderzocht en gepeinsd en u hebt geprobeerd het probleem op te helderen en, ziedaar: in het hoofdstuk dat u tijdens uw stille tijd ’s morgens las of in een regel van de Schrift die ergens openlag, werd de richting aangegeven. Hebben we niet als het ware een tekst zijn vleugels zien uitspreiden, als een engel bij het Woord zien vandaan vliegen en onze lippen met een levende kool van het altaar zien aanraken? Het lag als een slapende engel tussen de specerijbedden van het geheiligde Woord, maar het ontving een goddelijke zending en bracht uw hart troost en onderwijs.
Het Woord van God spreekt dus op een vertrouwelijke manier met ons. Begrijpen we dit? Ik wil dit punt besluiten met nog een woord van toepassing. Wie dan, die dit Woord van God zo’n lieve en beminnelijke vriend vindt, zou het willen versmaden of negeren? Als iemand van u het acht, wat zal ik dan tegen u zeggen? Als het een vervelend boek was, van kaft tot kaft volgeschreven met vervloekingen en jammerklachten, als iedere letter vlamde van verklaringen van hemelse wraak, dan zou ik enige reden zien waarom wij het niet zouden lezen. Maar, o kostbare, onbetaalbare metgezel, dierbare vriend van al mijn smarten, die mijn bed opmaakt als ik ziek ben, die het licht van mijn duisternis vormt en de vreugde van mijn ziel – hoe kan ik u vergeten, hoe kan ik u verloochenen?
Ik heb gehoord van iemand die zei dat het stof op de Bijbels van sommige mensen er zo dik op lag, dat u er het woord ‘vervloeking’ op zou kunnen schrijven. Ik ben bang dat zoiets geldt voor sommigen van u.
Nadat ds. Rogers van Dedham bij een bepaalde gelegenheid over de kostbaarheid van de Bijbel had gepreekt, haalde hij hem van de lessenaar op de preekstoel af. Terwijl hij hem achter zich neerlegde, beeldde hij als het ware God uit die zei: ‘U leest het Boek niet. U geeft er niets om. Ik zal het wegnemen, het zal u niet meer vermoeien.’ En vervolgens beschreef hij de grote droefheid in het hart van wijze mensen als ze zagen hoe de gezegende openbaring bij mensen werd weggenomen, en hoe ze dag en nacht de troon der genade zouden bestormen om het terug te vragen.
Ik ben er zeker van dat hij de waarheid sprak. Ook al negeren wij het Woord te vaak, we behoorden het meer waard te achten dan wat dan ook, want als het bij ons werd weggenomen, dan zouden we onze vriendelijkste vertrooster in het uur van beproeving verloren hebben. God geve ons de Heilige Schrift meer lief te hebben!
4. Ten vierde, en enigszins kort: onze tekst laat duidelijk zien dat het Woord antwoord geeft. ‘Als u wakker wordt zal hetzelve met u spreken’, niet tot u. Welnu, spreken met een mens is niet helemaal eenzijdig. Om met een mens te spreken is het nodig dat hij antwoord geeft. Als u met elkaar spreekt, hebt u allebei iets te zeggen. Het is een conversatie waaraan ieder zijn deel bijdraagt.
Welnu, de Schrift is een wonderlijk onderhoudend Boek. Ze spreekt en laat mensen spreken. Ze is altijd gereed om ons antwoord te geven. Veronderstel dat u in een bepaalde geestelijke toestand naar de Heilige Schrift gaat. Ik denk dat u opgemerkt moet hebben dat het Woord op die toestand antwoord geeft. Als u somber en mistroostig bent, zal het lijken alsof het Woord zelf in de rouw is, zodat het met u zou kunnen klagen. Als u op de mesthoop zit, zit daar de Schrift met stof en as op het hoofd, zij aan zij met u wenend, en niet belerend zoals Jobs moeilijke vertroosters.
Maar veronderstel dat u naar het Woord gaat met glanzende ogen van vreugde, dan zult u het horen lachen. Het zal voor u zingen en spelen als met muziek en harp; het zal de hel klinkende cimbalen laten horen. Treed het goede land in een gelukkige toestand binnen en u zult met vreugde voortgaan en met vrede voortgeleid worden. Haar bergen en heuvels zullen in zingen uitbreken en al de bomen van het veld zullen in de handen klappen. Zoals water het gezicht weerspiegelt, zo ziet een mens zijn eigen beeld in de levende stroom van de geopenbaarde waarheid.
Als u naar de Heilige Schrift gaat terwijl u in genade gegroeid bent en ernaar verlangt om nog hogere dingen te bereiken, dan groeit het Boek met u mee. Het is altijd om u heen en roept juichend: ‘Nog hoger. Excelsior!’ Veel boeken in mijn bibliotheek zijn nu niet meer relevant voor me; ik ben ze overgroeid. Jaren geleden heb ik ze met behoorlijk wat genoegen gelezen. Sindsdien las ik ze met teleurstelling. Ik zal ze nooit meer lezen, want ze doen me geen nut. Ooit waren ze tot op zekere hoogte goed, maar dat gold ook voor de kleren die ik droeg toen ik tien jaar oud was. Ik ben er echter uitgegroeid. Ik weet meer dan deze boeken weten, en ik weet waarom ze verkeerd zijn.
Niemand echter ontgroeit de Schrift. Naarmate we ouder worden, verwijdt en verdiept het Boek zich. Weliswaar kan het niet werkelijk groeien, want het is volmaakt, maar het groeit wel in onze waarneming. Hoe dieper u in de Schrift graaft, des te meer merkt u dat het een peilloze afgrond van waarheid is. De beginner leert vier of vijf punten van de rechtzinnigheid en zegt: ‘Ik snap het evangelie, ik heb de hele Bijbel begrepen.’ Wacht maar even, als zijn ziel groeit en meer van Christus kent, zal hij belijden: ‘Uw gebod is zeer wijd, ik begrijp er nog maar zeer weinig van.’
Het Woord heeft één eigenschap die toont hoe het op ons reageert, en dat is: als u uw hart ervoor openlegt, legt het Woord zijn hart open voor u. Als u tijdens het lezen van het Woord zegt: ‘O gezegende waarheid, u bent inderdaad werkelijkheid geworden in mijn ervaring. Kom nog verder in mijn hart, ik geef mijn vooroordelen op. Net als was geef ik mezelf over om uw zegel ingedrukt te krijgen’ – als u dat doet en uw hart voor de Schrift opent, zal de Schrift zijn hart openen voor u. Hij heeft geheimen die hij niet aan de oppervlakkige lezer vertelt. Hij bevat kostbare zaken van de eeuwigdurende heuvels die alleen ontdekt kunnen worden door mijnwerkers die weten hoe ze moeten graven, de geheime plaatsen openen en goudaders van eeuwigdurende rijkdommen binnendringen.
Geef uzelf aan de Bijbel en de Bijbel zal zichzelf aan u geven. Ga er openhartig mee om en ga eerlijk om met uw ziel en de Schrift zal zijn gouden sleutel nemen en de ene na de andere deur openen. Hij zal aan uw verbaasde blik staven zilver tonen die u niet zou kunnen wegen en stapels goud die u niet zou kunnen meten. Gelukkig de man die, als hij met de Bijbel spreekt, heel zijn hart ervoor uitstort en de geheimen van de Heere leert. Die is met hen die Hem vrezen.
En hoe zal bovendien, als u de Bijbel lief hebt en uw liefde ervoor uitspreekt, de Bijbel u liefhebben! Zijn wijsheid zegt: ‘Ik heb lief die mij liefhebben.’ Omhels het Woord van God en het Woord van God zal direct u omhelzen. Als u iedere letter ervan prijst, dan glimlacht het genadig naar u, begroet u met veel welkomstgroeten en behandelt u als een geëerde gast. Het spijt me altijd als ik op slechte voet sta met de Bijbel, want dan moet ik op slechte voet staan met God. Als mijn geloofsbelijdenis ooit niet in overeenstemming is met Gods Woord, dan denk ik dat het tijd is mijn geloofsbelijdenis in een andere vorm te gieten.
Wat de woorden van God betreft: die moeten niet met een hamer of een bijl worden aangeraakt. Ach, dat beitelen, hakken en hameren in sommige commentaren om de Bijbel van God rechtzinnig en systematisch te maken! Hoe veel beter is het om alles op zijn plaats te laten! Het Woord is goed en wij zijn verkeerd wanneer we het er niet mee eens zijn. De lessen van Gods Woord zijn onfeilbaar en moeten als zodanig geëerbiedigd worden. Welnu, als u het Woord op zo’n goede manier liefhebt dat u er geen enkele regel van zou willen veranderen en het zo hoogacht dat u zelfs zou willen sterven voor de verdediging van een de waarheden ervan, dan zult u het Woord even dierbaar zijn als dat het Woord u dierbaar is. Het zal u vastgrijpen en zichzelf voor u ontvouwen zoals het niet voor de wereld doet.
Lieve broeders en zusters, ik moet dit punt afronden, maar dat doe ik met deze opmerking: Spreekt u met God? Spreekt God met u? Verheft uw hart zich naar de hemel en komt Zijn Woord rechtstreeks vanuit de hemel naar uw ziel? Zo niet, dan kent u niet de ervaring van het levende kind van God, en ik kan er ernstig om bidden dat u die zult leren kennen. O, dat u er deze dag toe gebracht werd om Jezus Christus in het Woord te zien, om daar een gekruisigde Zaligmaker te zien en uw vertrouwen op Hem te stellen. Dan zal vanaf die dag het Woord weerkaatsen richting uw hart. Het zal reageren op uw gevoelens.
5. Ten slotte: de Schrift oefent invloed uit. Dat leid ik af uit het feit dat Salomo zegt: ‘Als u wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.’ Salomo vervolgt dan met de opmerking dat het de man terughoudt van de vreemde vrouw en van andere zonden die hij vervolgens noemt. Als het Woord van God met ons spreekt, beïnvloedt het ons. Ieder gesprek beïnvloedt min of meer. Ik geloof dat er in deze wereld meer ten goede of ten kwade is gedaan door gesprekken dan door de prediking. De prediker preekt het best als hij praat. Geen redenaarskunst in de wereld kan het halen bij eenvoudig praten. Dat is het toonbeeld van welsprekendheid. En al uw oreren en uw stortvloed aan woorden is zo’n onzin. De meest efficiënte manier van preken is eenvoudig praten, wanneer de man zijn hart over zijn lippen laat stromen, zo het hart van andere mensen in.
Welnu, terwijl dit Boek met ons spreekt, beïnvloedt het ons, en wel op vele manieren. Het verlicht onze smarten en geeft ons moed. Menig strijder heeft op het punt gestaan zich aan de strijd van God te onttrekken, maar het Woord heeft zijn hand op hem gelegd en gezegd: ‘Ga overeind staan, wees niet ontmoedigd, heb goede moed. Ik sterk u, ook help ik u, ook ondersteun ik u met de rechterhand mijner gerechtigheid.’ We hebben gelezen over dappere heiligen, maar we weten er maar weinig van hoe vaak ze volslagen lafaards geweest zouden zijn, ware het niet dat het goede Woord kwam en hun kracht gaf. Daarna gingen ze verder en waren ze sterker dan leeuwen en sneller dan arenden.
Omdat het Boek op die manier pijn verzacht en bemoedigt, heeft het een wonderlijke verheffende kracht. Hebt u nooit gevoeld hoe het vers levensbloed bij u naar binnen bracht? U hebt gedacht: ‘Hoe kan ik op zo’n stervende manier blijven leven als ik nu gedaan heb? Ik moet iets beters verkrijgen.’ Lees dat deel van het Woord dat over de folteringen van uw Meester gaat en u zult beseffen:
Vanwege de liefde die ik Zijn naam toedraag,
acht ik nu verlies wat mij voorheen gewin was.
Waar ik vroeger trots op was, daar schaam ik me nu voor,
en ik nagel mijn heerlijkheid aan Zijn kruis.
Lees over de heerlijkheden van de hemel die dit Boek onthult en u zult beseffen dat u de loopbaan des te sneller kunt lopen omdat u een zo stralende kroon in het vizier krijgt. Niets kan een mens zo boven de grove gedachten aan wereldse winst of menselijke toejuichingen verheffen als dat zijn ziel verzadigd is met de Geest van de waarheid. Het Woord verheft en bemoedigt tegelijkertijd.
Anderzijds, hoe dikwijls waarschuwt het ook en toomt het in. Ik was ter rechter- of linkerzijde afgeweken als de wet van de Heere niet gezegd had: ‘Laat uw ogen rechtuit zien en uw oogleden zich recht voor u heen houden.’
De gewijde taal van dit Boek heiligt en vormt de geest naar het beeld van Christus. U kunt niet verwachten in genade te groeien als u de Heilige Schrift niet leest. Als u niet vertrouwd bent met het Woord kunt u niet verwachten te worden zoals Hij Die het gesproken heeft. Onze ervaring is, als het ware, het wiel van de pottenbakker waarop wij ronddraaien. De hand van God is in de Heilige Schrift om ons te vormen naar het beeld en de gelijkenis die Hij ons geven wil. Och, wees veel met het Heilige Woord van God bezig, en u zult heilig zijn. Wees veel met de lichtzinnige romannetjes van de dag en de dwaze snuisterijen van het uur bezig, en u zult verworden tot een geesteloze tijdverspillen Maar wees veel bezig met het solide onderwijs van Gods Woord en u zult betrouwbare en degelijke mannen en vrouwen worden. Drink het Woord in en word ermee gevoed. Het zal u zo op Christus doen lijken dat de wereld er verbaasd over zal zijn.
6. Ten slotte, laat de Heilige Schrift met u spreken en hij zal u bevestigen en funderen. We horen van tijd tot tijd over mensen die het evangelie loslaten. Hun moet weinig geleerd zijn over de waarheid zoals die in Jezus is.
Steeds weer wordt er ophef gemaakt over al ons afgeweken zijn in roomse richting. Onlangs vertelde een goede man me nogal verontrust dat heel Engeland bezig was naar het pausdom over te gaan. Ik vertelde hem dat ik niet wist wat voor soort God hij diende, maar mijn God was heel wat groter dan de duivel en was niet van plan de duivel uiteindelijk zijn zin te laten krijgen. Daarom was ik half zo bang voor de paus in Rome als voor de ritualisten in ons eigen land.
Maar let op, dit soort vrees heeft enige grond. Er zal op de een of andere vorm van dwaasheid worden overgegaan, tenzij er in de christelijke kerk een eerlijker, vlijtiger en algemener lezen van de Heilige Schrift zal zijn. Als ik zou zeggen dat de meeste van jullie, kerkleden, jullie Bijbels niet lezen, zou ik u dan belasteren? U hoort op zondag een hoofdstuk voorlezen en u leest misschien een gedeelte bij een huisgods- dienst, maar velen lezen de Bijbel nooit alleen voor zichzelf. Zij halen hun godsdienst uit het maandelijkse tijdschrift of aanvaarden het uit de mond van de predikant. Och, was de geest van Berea maar weer terug, om de Heilige Schrift te doorzoeken of deze dingen alzo waren.
Ik zou een grote stapel willen zien van alle boeken die ooit geschreven zijn, goede en slechte, gebedenboeken en preken en gezangenboeken en dergelijke, die net zo hart rookte als Sodom destijds, wanneer het lezen van die boeken u afhoudt van het lezen van de Bijbel. Want een ton aan menselijke literatuur is nog geen gram van de Heilige Schrift waard. Eén enkele druppel van de essentie van het Woord van God is beter dan een zee vol van onze verklaringen, preken en dergelijke. We moeten leven van het Woord, het eenvoudige, zuivere, onfeilbare Woord van God, om sterk te worden tegen dwalingen en om aan de waarheid vast te houden. Vrienden, moge u gevestigd, geworteld, gegrond en opgebouwd zijn in het geloof. Maar ik weet dat u dit niet kunt zijn, tenzij u de Heilige Schrift voortdurend onderzoekt.
De tijd komt wanneer we allemaal de doodsslaap zullen slapen. O, wat zal het heerlijk zijn om als we ontwaken te merken dat het Woord van God met ons zal spreken en ons aan zijn oude vriendschap herinnert. Dan zal de belofte die we eerder liefhadden, worden vervuld. De aantrekkelijke voorsmaken van een gezegende toekomst zullen alle verwezenlijkt worden. Het aangezicht van Christus, Dat wij als door een duistere spiegel zagen, zal geheel ontdekt worden en Hij zal op ons schijnen zoals de zon in haar kracht. God geve ons het Woord lief te hebben en ons ermee te voeden, en de Heere zal tot in eeuwigheid alle eer hebben.
Amen, ja amen.