54 En Hij bracht hen tot de landpale Zijner heiligheid, tot dezen berg, dien Zijn rechterhand verkregen heeft. 55 En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer hunner erfenis, en deed de stammen Israëls in hun tenten wonen. 56 Maar zij verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden Zijn getuigenissen niet. 57 En zij weken terug, en handelden trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd, als een bedriegelijke boog. 58 En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten Hem tot ijver door hun gesneden beelden. 59 God hoorde het en werd verbolgen, en versmaadde Israël zeer. 60 Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, die Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. 61 En Hij gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders. 62 En Hij leverde Zijn volk over ten zwaarde, en werd verbolgen tegen Zijn erfenis. 63 Het vuur verteerde hun jongelingen, en hun jonge dochters werden niet geprezen. 64 Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet. 65 Toen ontwaakte de Heere, als een slapende, als een held, die juicht van den wijn. 66 En Hij sloeg Zijn wederpartijders aan het achterste; Hij deed hun eeuwige smaadheid aan.
De Heere geleidde hen naar de grens van het Heilige Land, waar de tabernakel naar Zijn bedoeling het permanente teken van Zijn verblijf onder Zijn volk zou worden. Hij liet hen niet halverwege hun tocht naar hun erfenis in de steek; Zijn macht en wijsheid beschermden het volk totdat de palmbomen van Jericho vanaf de andere kant van de rivier te zien waren. Ook toen verliet Hij hen niet, maar Hij leidde ze nog verder tot ze in de streek rond Sion waren, dat de centrale zetel van Zijn eredienst zou worden. De Heere had zich deze plaats oudtijds bij wijze van voorafbeelding toegeëigend door het offer van Izak, passend symbool van het grote offer dat hier op Gods tijd zou worden gebracht; die berg werd ook door macht bevrijd, toen de rechterhand van de Heere Zijn moedige mannen in staat stelde de Jebusieten te verslaan, en de heilige heuvel van de tergende Kanaänieten af te nemen. Alzo zullen de uitverkorenen van God de zekere bescherming van de Heere der heirscharen genieten, zelfs tot in het grensgebied van de dood, en door de rivier heen, tot op de heuvel van de Heere in heerlijkheid. Het verworven volk zal de verworven erfenis veilig bereiken.
Er werden niet alleen legers verslagen, maar zelfs hele volken verplaatst. De ongerechtigheid van de Kanaänieten was vervuld; hun verdorvenheid deed hen rotten boven de grond; daarom at het land zijn inwoners op, de horzels teisterden hen, de pest vernietigde hen, en het zwaard van de stammen voltooide de executie waartoe de rechtvaardigheid van de reeds lang uitgedaagde hemel hen ten slotte had bestemd. De Heere was de ware veroveraar van Kanaän. Hij wierp de volken naar buiten zoals mensen het vuil uit hun
woningen werpen; Hij rukte ze uit zoals schadelijke gewassen door de boer worden verdelgd. Toch had een wijziging van hun toestand hun gedrag niet veranderd. Ze deden afstand van hun nomadengewoonten, maar niet van hun neigingen om van hun God af te dwalen. Hoewel elke goddelijke belofte letterlijk was vervuld en het land dat vloeide van melk en honing inderdaad van hen was, verzochten ze toch de Heere opnieuw met ongeloof, en daagden ze Hem uit met andere zonden. Hij is niet alleen hoog en heerlijk, maar ook zeer hoog, zelfs de Allerhoogste, het enige Wezen dat het verdient zo hoog geëerd te worden. Toch griefde Israël Hem, in plaats van Hem te eren, door zijn opstandigheid. Zij waren aan niets anders trouw dan aan erfelijk verraad; in niets anders standvastig dan in onwaarheid. Zij kenden Zijn waarheid en vergaten haar, zij kenden Zijn wil en luisterden daar niet naar, zij kenden Zijn genade en misbruikten haar als een gelegenheid voor nog zwaardere overtreding.
Lezer, hebt u een spiegel nodig? Hier is er een die goed bij de onderhavige uitlegger past; weerspiegelt hij ook niet uw beeld?
Overweging:
Geen vast geloof hebben is tergend voor God.