1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. 2 Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. 3 Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil. 4 Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. 5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. 6 Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.
Wat een zelfvernedering is dit, dat de oneindige Heere voor Zijn volk het beroep en de trekken van een herder aanneemt! Het behoort reden tot dankbare bewondering te zijn dat de grote God toelaat dat Hij vergeleken wordt met iets wat Zijn grote liefde en zorg voor Zijn volk uitbeeldt. David was zelf een hoeder van schapen geweest, en begreep zowel de behoeften van de schapen als de vele zorgen van een herder. Hij vergelijkt zichzelf met een zwak, weerloos en dwaas schepsel, en hij ziet God als zijn verzorger, bewaarder, leider, en, in feite, zijn alles. Wij moeten de geest van geruste afhankelijkheid van onze hemelse Vader koesteren. Het mooiste woord van allemaal is ‘mijn’. Hij zegt niet: ‘De Heere is de herder van de hele wereld, en voert Zijn talrijke kudde met Zich mee’, maar: ‘De Heere is mijn herder’; al is Hij een herder voor niemand anders, dan nog is Hij voor mij een herder; Hij zorgt voor mij, waakt over mij, en bewaart mij. De woorden staan in de tegenwoordige tijd. Hoe de gelovige er ook aan toe is, op dit moment staat hij onder de herderlijke zorg van Jehova.
Het leven van een christen heeft twee elementen, het contemplatieve en het actieve, en allebei komen ze ruim aan bod. Allereerst het contemplatieve, het overpeinzende: ‘Hij doet mij nederliggen in grazige weiden’. Wat zijn deze ‘grazige weiden’ anders dan de Schriften van de waarheid – altijd fris, altijd rijk, en nooit uitgeput? Heerlijk en vol is de leer van het Evangelie; geschild: voedsel voor de ziel, zoals mals gras een natuurlijke voeding is voor schapen.
Het tweede deel van een vitaal christelijk leven bestaat uit deugdzame activiteit. Wij denken niet alleen, wij dóen ook. Wij liggen niet altijd neer om ons te voeden, maar wij zijn op weg naar de volmaaktheid; vandaar dat we lezen: ‘Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren’. Wat zijn deze ‘stille wateren’ anders dan de invloeden en gunsten van de Heilige Geest? Zijn Geest is bij ons middels uiteenlopende werkingen, als wateren – in het meervoud, om te reinigen, te verfrissen, vruchtbaar te maken, te verzorgen. Als de ziel bedroefd is, verkwikt Hij haar; als ze zondig is, heiligt Hij haar; als ze zwak is, sterkt Hij haar.
Dit is de vreugde van de christen! Gij zijt met mij. Zolang ik hier ben, zal ik mij als een kind thuis voelen bij mijn God; de hele wereld zal voor mij Zijn huis zijn; en als ik naar de bovenkamer klim, zal ik niet van gezelschap veranderen, en zelfs niet van huis. Ik zal alleen maar op de bovenverdieping van het huis van de Heere gaan wonen, voorgoed. Geve God ons de genade in de vredige atmosfeer van deze zo gezegende psalm te wonen!
Overweging:
Door middel van alle genadeblijken die God hem schonk, raakte I )avid overtuigd van de duurzaamheid van Gods goedgunstigheid jegens hem.