Wij lezen in de Schrift, dat de meeste verschijningen die de heiligen te beurt vielen, hun ten deel werden, terwijl zij ijverig bezig waren. Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader, toen hij het brandend braambos zag. Jozua ging rond de muren van Jericho, toen hem de Engel des Heeren ontmoette. Jakob was biddende, toen Gods engel hem verscheen. Gideon was aan het dorsen en Eliza bij de ploeg toen de Heere hen riep. Mattheüs ontving tolgeld en Jacobus en Johannes waren aan het vissen, toen zij geroepen werden om Jezus te volgen. De almachtige liefde, die de ziel van de mens aanneemt, is niet gewoon zich aan trage mensen te openbaren. Hij, die traag-is en lui, kan niet verwachten het heerlijk gezelschap van de Heiland te genieten.