Bij de schepping van de oude wereld gaf God eerst licht en daarna schiep Hij het leven – het leven dat kruipt, het leven dat liep, het leven dat zwemt, het leven dat te midden van de hemel vloog. Zo heeft Hij ook in onze harten gewerkt. Hij heeft ons het leven gegeven dat ons in vernedering op de grond deed kruipen vanwege de zonde. Hij gaf het leven dat wandelt in dienstbaarheid, het leven dat zwemt in heilige wateren van berouw, het leven dat vliegt op de vleugels van geloof in het midden van de hemel. En zoals God het licht scheidde van de duisternis en het droge land van de zee, zo heeft Hij in het nieuwe schepsel de oude verdorvenheid gescheiden van het nieuwe leven. Hij heeft aan ons een heilig en onvergankelijk leven gegeven dat voor altijd is afgescheiden van, en tegengesteld aan, de oude natuurlijke dood. En toen eindelijk de oude schepping bijna voltooid was, bracht God de mens naar Zijn eigen beeld voort als de kroon op Zijn schepping. Een soortgelijk werk zal Hij in ons doen als wij Zijn nieuwe schepselen zijn. Na ons licht en leven te hebben gegeven, zal Hij in ons het beeld van God vernieuwen. Ja, dat beeld is in ieder mens die op dit moment in Christus Jezus is. Hoewel het nog niet compleet is, zijn de contouren er aanwezig. De grote Beeldhouwer is begonnen met het beitelen van het beeld van Zichzelf in dit ruwe blok van menselijk marmer; u kunt niet alle kenmerken zien, maar, omdat het Zijn ontwerp is, ziet de Meester wat wij niet zien; Hij ziet in onze natuur Zijn eigen volmaakte gelijkenis zoals die moet worden geopenbaard in de dag van de onthulling van onze Heere en Heiland, Jezus Christus.