Paulus had ergens een verborgen smart, ik weet niet waar, maar het zat dicht bij zijn hart, want, waar hij ook was, voortdurend kwelde en irriteerde het hem. Een doorn, het is een alledaags iets, het groeit op elk veld en verwondt altijd wel iemand. Doornen zijn er in overvloed, sinds vader Adam het eerste handjevol zaad ervan heeft verspreid. Een doorn is niet iets wat een mens uitzonderlijk maakt of de waardigheid heeft van ongebruikelijk verdriet. Sommige mensen scheppen op over hun grote beproevingen, want het is bijzonder wanneer u als mens zwaarbeproefd wordt. Maar over een doorn kunt u niet opscheppen. Het is geen zwaard die in het bot zit, of een pijl die in de lendenen zit, maar slechts een doorn, waarover weinig gezegd kan worden. Iedereen weet echter dat een doorn een van de meest ellendige indringers is die onze voet of hand kan irriteren. De pijn wordt meestal veracht omdat het zelden dodelijk is, maar het is vaak de bron van de meest intense smart. Tandpijn, hoofdpijn, oorpijn, depressie, is er een grotere ellende bekend bij stervelingen? En zo is het dus ook met een doorn. Het klinkt als niets; “het kan gemakkelijk met een naald worden verwijderd”, zeggen zij die het niet voelen en toch zweert het wanneer het in het vlees blijft, het kan een onvoorstelbare marteling zijn. Dit was het geval bij Paulus; een verborgen smart, het irriteerde hem onophoudelijk. Heeft u ook last van zo’n doorn in het vlees?