Luister naar een kort woord over een tekst, die u vindt in de brief aan de Romeinen, in het vierde hoofdstuk, het vijfde vers: Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.
Ik vraag uw aandacht voor deze woorden: Hem, die den goddeloze rechtvaardigt. Het schijnt mij toe, dat het zeer wondervolle woorden zijn. Verwondert het u niet, dat er zo’n uitdrukking in de Bijbel gevonden wordt: Die den goddeloze rechtvaardigt? Ik heb het als een beschuldiging horen inbrengen tegen God door mensen, die de leer van het kruis haten, dat Hij goddelozen behoudt, en de snoodsten der snoden aanneemt. Zie nu, hoe dit Schriftwoord de beschuldiging staaft, en het feit eenvoudig vaststelt. Door de mond van Zijn dienstknecht Paulus, door de ingeving van de Heilige Geest noemt Hij zich: Hem, die de goddeloze rechtvaardigt.
Hij maakt hen rechtvaardig, die onrechtvaardig zijn. Hij vergeeft hen, die verdienen gestraft te worden. Hij bewijst gunst aan hen, die geen gunst verdienen. Niet waar? U hebt gedacht, dat de zaligheid was voor de deugdzamen; dat Gods genade was voor de reinen en heiligen, voor hen, die vrij zijn van zonde? Het is in uw hart opgekomen, dat, zo u voortreffelijk was, God u zou belonen; en u hebt gedacht, dat, omdat u onwaardig bent, het onmogelijk voor u is, om Gods gunst deelachtig te worden. U moet wel enigszins verrast zijn bij het lezen van een tekst als deze: Hem, die de goddelozen rechtvaardigt.
Het verwondert mij niet, dat u verbaasd bent; want hoezeer ik ook gemeenzaam bekend ben met Gods grote genade, heb ik toch nooit opgehouden mij er over te verwonderen. Het is dan ook wel verwonderlijk, niet waar, dat het mogelijk is voor een heilig God om een onheilig mens te rechtvaardigen. Naar de wettische natuur van ons hart spreken wij ook altijd van onze eigen goedheid en waardigheid, en wij blijven hardnekkig volhouden, dat er iets goeds in ons moet zijn, zo wij de aandacht van God willen waardig zijn. Maar God, die door alle bedrog heenziet, weet, dat er hoegenaamd geen goed in ons is.
Hij zegt: Niemand is rechtvaardig, ook niet één. Hij weet, dat al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. En daarom is de Heere Jezus dan ook niet in de wereld gekomen, om goedheid en gerechtigheid te vinden onder de mensen, maar om goedheid en gerechtigheid met Zich te brengen, en die te schenken aan hen, die ze in zichzelf niet bezitten. Hij komt, niet omdat wij rechtvaardig zijn, maar om ons rechtvaardig te maken: Hij rechtvaardigt den goddeloze.
Als een rechtsgeleerd raadsman voor de rechtbank verschijnt, begeert hij, als hij een eerlijk man is, de zaak van een onschuldige te bepleiten, ten einde hem voor het hof te rechtvaardigen van de dingen, waarvan hij valselijk beschuldigd werd. Het doel en het streven van de advocaat is om onschuldigen te rechtvaardigen, niet om schuldigen vrij te pleiten. De mens heeft noch het recht, noch de macht om schuldigen te rechtvaardigen.
Dat is een wonder, dat door God alleen tot stand kan worden gebracht. God, de oneindig rechtvaardige Souverein, weet dat op aarde niemand rechtvaardig is, dat er niemand is, die goed doet, dat er niemand is, die niet zondigt. En daarom heeft Hij in de oneindige vrijmacht van Zijn goddelijke natuur en in de majesteit van Zijn onuitsprekelijke liefde het ondernomen, niet om de rechtvaardigen te rechtvaardigen, maar om goddelozen te rechtvaardigen.
God heeft wegen en middelen bedacht om de goddeloze rechtvaardig voor Zijn aangezicht te doen verschijnen. Hij heeft het middel gevonden, waardoor Hij met volkomen rechtvaardigheid de schuldige kan aanzien en behandelen, alsof hij zijn gehele leven lang vrij was gebleven van overtreding; ja, Hij kan hem behandelen alsof hij volstrekt zondeloos was. Hij rechtvaardigt de goddeloze.
Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Dat is een zeer verwonderlijke zaak — een zaak waarover zij, die er van genieten, het meest van allen verwonderd moeten zijn. Ik weet, dat het mij tot op deze dag het grootste wonder is, waarvan ik gehoord heb, dat God mij rechtvaardigt. Ik voel mij, buiten de invloed van Zijn almachtige liefde, geheel en al onwaardig, vol van bederf en zonde. Ik weet, en ben ten volle verzekerd, dat ik gerechtvaardigd ben door het geloof, hetwelk is in Christus Jezus, en dat God met mij handelt, alsof ik volkomen rechtvaardig ben geweest, en dat ik een erfgenaam Gods geworden ben en een mede-erfgenaam van Christus; en toch moet ik mij van nature rangschikken onder de grootste zondaren.
Ik, die geheel en al onwaardig ben, word behandeld alsof ik een verdienstelijk man was. Ik word bemind met evenveel liefde, alsof ik altijd godvruchtig ben geweest, terwijl ik toch ongodvruchtig was. Hoe kan men anders dan zich hierover zeer verbazen ? Dankbaarheid voor zulk een genade bekleedt zich met het gewaad der verwondering.
Dewijl dit nu zo zeer verwonderlijk is, wens ik u te doen opmerken, hoezeer dit het Evangelie bruikbaar maakt voor u en voor mij. Indien God de goddelozen rechtvaardigt, dan mijn vriend, kan Hij ook u rechtvaardigen. De goddeloze — is dat niet juist zo iemand als u bent? Als u op dit uur nog onbekeerd bent, dan is die benaming volkomen toepasselijk op u. U hebt geleefd zonder God; u bent het tegenovergestelde van godvruchtig geweest. In één woord, u was en bent goddeloos. Wellicht bezoekt u op de dag des Heeren niet eens het huis des gebeds, maar leeft u zonder Zijn dag waar te nemen, zonder op te gaan naar Zijn huis, zonder te denken aan Zijn Woord — en dit bewijst, dat u goddeloos bent.
Erger nog — u hebt geprobeert te twijfelen aan Gods bestaan, en bent wellicht zelfs zo ver gekomen om te zeggen, dat u dat doet. U hebt geleefd, op deze schone aarde, die vol is van de tekenen van Gods tegenwoordigheid, en u hebt uw ogen gesloten voor de duidelijke bewijzen van Zijn macht en Godheid. U hebt geleefd, alsof er geen God bestond. Ja, u zou er grotelijks behagen in hebben geschept, als u het voor uzelf duidelijk had kunnen bewijzen, dat er volstrekt geen God is.
Wellicht hebt u vele jaren zo geleefd, zodat u nu vrij sterk hiervan overtuigd bent, en met vaste schreden deze weg bewandelt, terwijl God daar toch niet met u is. Indien men een opschrift op u plaatste met het woord GODDELOOS dan zou uw karakter daar even juist mee zijn aangeduid, als wanneer men zout water schreef boven de zee. Is het niet zo?
Of wellicht bent u een heel ander mens. U hebt voor het uitwendige alle vormen van de Godsdienst waargenomen, en toch was er uw hart niet in, maar was u in werkelijkheid goddeloos. Hoewel u omgang hebt gehad met het volk van God, hebt u toch geen gemeenschap geoefend met God zelf. U hebt geleefd zonder liefde tot God in uw hart, zonder acht te slaan op Zijn geboden in uw manier van leven. Welnu, dan bent u juist de man, tot wie dit Evangelie gezonden wordt — dit Evangelie, dat zegt, dat God de goddelozen rechtvaardigt.
Het is zeer verwonderlijk, maar het is gelukkig zeer dienstig voor u. Het is juist wat u nodig hebt. Is het niet zo? Ach! hoe wenste ik, dat u het mocht aannemen. Als u verstandig bent, zult u de merkwaardige genade Gods opmerken, waardoor Hij voor iemand, als u bent, heeft willen zorgen, en u zult bij uzelf zeggen: Die goddelozen rechtvaardigt! Waarom zou ik dan niet, en dat wel terstond, gerechtvaardigd worden?
En voorts : merkt op, dat het zo zijn moet — dat de zaligheid Gods is voor hen, die haar niet verdienen, die haar niet waard zijn. Het is goed en nodig, dat dit in de Bijbel op stellige wijze wordt uitgesproken, want, mijn vriend, niemand anders heeft rechtvaardiging nodig dan zij, die in zichzelf geen rechtvaardiging hebben. Als iemand onder mijn lezers volkomen rechtvaardig is, dan heeft hij het niet nodig om gerechtvaardigd te worden.
U bent u bewust, dat u uwe plicht goed volbrengt, dat u de hemel schier aan u verplicht, dat de hemel u eigenlijk nog dank schuldig is. Waarom zou u een Zaligmaker nodig hebben ? Wat hebt u met genade van doen? Waartoe zou u rechtvaardiging dienen? U zult het lezen onderhand wel moe zijn, want u kunt er geen belang in stellen.
Mocht iemand van u zulke hoogmoedige gedachten koesteren, luister dan een ogenblik naar mij. Zo waarachtig als u leeft, u zult op die wijze verloren gaan. U, rechtvaardige mensen, voor wie gerechtigheid geheel van uw eigen maaksel is, bent of bedriegers, of bedrogenen; want de Schrift kan niet liegen, en zij zegt duidelijk: Er is niemand die rechtvaardig is, nee, niet een. In elk geval heb ik geen Evangelie om te prediken aan de eigengerechtige — nee, ik heb voor hen geen enkel evangeliewoord. Jezus Christus zelf is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, en ik zal niet gaan doen, wat Hij niet gedaan heeft.
Als ik u al riep, u zou niet willen komen, en daarom zal ik u niet roepen in die hoedanigheid. Nee, ik vermaan u veeleer, om uw gerechtigheid eens van nabij te bezien, en te zien welk een hersenschim zij is. Zij is niet half zo reëel als een spinnenweb. Laat haar varen! Vliedt van haar! O mijn vrienden, de enige mensen, die nodig hebben gerechtvaardigd te worden, zijn zij, die in zichzelf niet rechtvaardig zijn. Zij hebben het nodig, dat er iets voor hen gedaan wordt, om hen rechtvaardig te doen staan voor Gods rechterstoel. Gelooft het vrij: de Heere doet alleen hetgeen noodig is.
De oneindige wijsheid beproeft nooit hetgeen niet nodig is. Jezus onderneemt nooit een zaak of een werk, dat overbodig is. Hem te rechtvaardigen, die rechtvaardig is, is geen werk van God — dat zou de arbeid zijn van een dwaas; maar hem te rechtvaardigen, die onrechtvaardig is — dat is het werk van oneindige liefde en genade. De goddelozen te rechtvaardigen — dat is een wonder, Gode waardig. En gewis het is zo.
En nu zie. Indien er ergens in de wereld een geneesheer is, die kostelijke en onfeilbare geneesmiddelen heeft ontdekt, tot wie wordt die arts dan gezonden? Tot hen, die een volmaakt goede gezondheid genieten? Ik denk van niet! Breng hem in een streek, waar geen zieken zijn, en hij zal vinden, dat hij er niet op zijn plaats is. Er is daar niets voor hem te doen. Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Is het niet even duidelijk, dat de grote geneesmiddelen der genade en der verlossing bestemd zijn voor hen, wiens ziel krank is?
Zij kunnen niet bestemd zijn voor de gezonden, want voor hen zijn zij niet nuttig. Als u, mijn vriend, u bewust bent, dat u geestelijk krank bent, dan is de Medicijnmeester voor u in de wereld gekomen. Indien u, vanwege uw zonde, geheel verloren, geheel vernietigd bent, dan bent u juist de persoon, voor wie het plan der verlossing gemaakt is. Ik zeg, dat de liefdevolle Heere juist dezulken, als u bent, op het oog had, toen Hij het plan der genade gewrocht heeft. Stel eens, dat een edelmoedig, vrijgevig man het besluit genomen had, om allen die hem iets schuldig zijn, hun schuld kwijt te schelden, dan is het duidelijk, dat er alleen van werkelijke schuldenaars sprake kan zijn.
De een is hem duizend Euro schuldig; een ander vijftig Euro. Voor een iegelijk behoeft de rekening slechts gequoteerd te worden, en de schuld is vernietigd. Maar de edelmoedigste mens kan geen schulden kwijtschelden van hen, die hem niets schuldig zijn. Het is niet in de macht der almacht ons te vergeven, waar geen zonde is. De vergeving kan dus niet zijn voor u die geen zonde hebt. Vergiffenis is voor de schuldigen. Vergiffenis is voor hen, die zondig zijn. Het zou ongerijmd zijn om van vergeving te spreken tot hen, die geen vergeving nodig hebben — om hen te begenadigen, die nooit iets misdreven hebben.
Denkt u, dat u verloren moet gaan omdat u een zondaar bent? Dit is juist de reden, waarom u behouden kunt worden. Omdat u uzelf als zondaar erkent, wens ik u aan te moedigen om te geloven, dat de genade verordineerd is voor dezulken, als u bent. Het is waarlijk zo, dat Jezus zoekt en zalig maakt, wat verloren is. Hij stierf, en heeft een werkelijke verzoening aangebracht voor werkelijke zondaren.
Als de mensen niet met woorden spelen, als zij zich niet maar voor de schijn ”ellendige zondaren” noemen, omdat het nu eenmaal het aangenomen woord, de gangbare term is, dan voel ik een onuitsprekelijke blijdschap om hen te ontmoeten. Het zou mij verheugen om de ganse nacht met mensen te spreken, die zich van harte en oprecht gemeend, als zondaars erkennen.
De herberg van de genade sluit nooit haar deuren voor dezulken, noch in de week noch op Zondag. Onze Heere Jezus is niet voor denkbeeldige zonden gestorven; Zijn hartebloed werd gestort om de scharlakenrode vlekken af te wassen, die door niets anders afgewassen kunnen worden.
Hij, die een zwart zondaar is, is juist de man, voor wie Jezus Christus gekomen is om hem wit te maken. Een leraar heeft eens gepredikt over Mattheüs 3:10: En ook is alrede de bijl aan den wortel der boomen gelegd, en hij predikte op zulk een wijze, dat een van zijn hoorders tot hem zei: Men zou gedacht hebben, dat u voor misdadigers hebt gepredikt. U hadt die leerrede in de gevangenis moeten houden.
O nee, antwoordde hij, als ik in de gevangenis zou prediken, zou ik niet over die tekst spreken, daar zou ik tot tekst nemen: 1 Timotheüs 1:13: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken. Juist. De wet is voor de eigengerechtige om hun hoogmoed te vernederen: het Evangelie is voor de verlorenen, om hun wanhoop weg te nemen.
Indien u niet verloren bent, wat doet u dan met een Zaligmaker? Zou de herder de schapen gaan zoeken, die nooit af gedwaald zijn? Waarom zou de vrouw haar huis met bezemen keren om de geldstukken te vinden, die zij nooit uit haar beurs verloren heeft? Nee, een medicijn is voor de zieken; het levend maken is voor de doden; de vergeving is voor de schuldigen; de losmaking is voor hen, die gebonden zijn; het openen van de ogen is voor de blinden.
Hoe kan men de Zaligmaker, Zijn sterven aan het kruis, en het Evangelie der genade verklaren, tenzij dat men veronderstelt, dat de mens schuldig en doemwaardig is? De zondaar is de reden van bestaan voor het Evangelie. U, mijn vriend, tot wie dat woord thans komt, indien u onwaardig, indien u doemwaardig bent, dan bent u juist de man, voor wie dit Evangelie is verordineerd, en beschikt, en verkondigd. God rechtvaardigt de goddelozen.
Ik zou dit graag heel duidelijk maken. Ik hoop, dat ik dat reeds gedaan heb; maar toch! hoe duidelijk het ook zij, de Heere alleen kan het de mens doen begrijpen. Op de eerste aanblik schijnt het voor iemand, die ontwaakt is, iets zeer verwonderlijks, iets dat ten hoogste verbaast, dat de zaligheid voor hem, verlorenen schuldig mens, bestemd is.
Hij denkt, dat hij de zaligheid deelachtig kan worden, als hij berouw heeft, vergetende dat zijn berouw een deel uitmaakt van zijn zaligheid, „Ach,” zegt hij, maar ik moet dit wezen, of dat wezen, en dat is heel waar, want hij zal dit en dat wezen als het gevolg der zaligheid of der verlossing; maar de zaligheid, de verlossing komt tot hem vóór dat de gevolgen der verlossing in hem aanwezig zijn. Zij komt tot hem, terwijl er nog geen ander woord is, dat zijn karakter kan beschrijven, dan dat naakte, ellendige, afschuwelijke woord: goddeloos. Dat is alles, wat hij is, als Gods Evangelie komt om hem te rechtvaardigen.
Mag ik er dan bij hen, die niets goeds in zich hebben — die vrezen, dat er niet eens een goed gevoel, een enkele gewaarwording in hen is, die hen bij God kan aanbevelen — op aandringen, om vast te geloven, dat onze genadige God machtig en gewillig is, om hen aan te nemen zonder iets, dat hen aantrekkelijk maakt, en hun geheel vrijwillig en uit eigen beweging te vergeven, niet omdat zij goed zijn, maar omdat Hij goed is. Geeft Hij geen vruchtbare jaargetijden?
Zendt Hij geen regen en zonneschijn op hun tijd op de meest goddeloze volken? Ja, zelfs Sodom had zijn zon, en Gomorra had zijn dauw. O mijn vriend, de grote genade van God gaat mijn begrip te boven, gaat uw begrip te boven, en ik wens, dat u er een waardig denkbeeld van zult vormen. Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo hoog zijn Gods gedachten boven onze gedachten. Hij kan overvloediglijk genade schenken. Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken ; vergeving is voor de schuldigen.
Probeer niet uzelf op te sieren en u anders voor te doen dan u werkelijk bent; maar kom, Zoals u bent tot Hem, die de goddelozen rechtvaardigt. Een groot kunstenaar had eens een schilderij gemaakt, waarop hij een optocht van de leden van den gemeenteraad had voorgesteld, en om eene historische betekenis aan zijn schilderij te geven, wilde hij er ook de portretten van personen op brengen, die welbekend waren in de stad. Een straatveger met verwilderde haren, vuil en in lompen gehuld, was bij iedereen in de stad welbekend, en er was voor hem een geschikte plaats op de schilderij. De schilder zei tot die ruwe en haveloze man: Ik zal u goed betalen, als u in mijn atelier wilt komen, en mij uw portret wilt laten schilderen.
Hij kwam de volgende morgen, maar werd spoedig weer weggezonden, want hij had zijn gezicht gewassen, zijn haar gekamd, en fatsoenlijke kleren aangetrokken. Men had hem nodig als bedelaar, en in geen andere hoedanigheid was hem verzocht geworden om op het atelier van de schilder te komen. Evenzo zal het Evangelie u in zijn zalen ontvangen, zo u komt als zondaar, maar niet anders. Wacht niet, totdat u uzelf verbeterd hebt, maar kom terstond om verlossing te vinden. God rechtvaardigt de goddelozen en daarmee wordt u bedoeld, wordt u opgezocht op het punt, waar u zich thans bevindt. U wordt gezocht en zalig gemaakt, terwijl u nog in uw ergste toestand bent.
Kom in uw alledaagse kleren, niet in uw Zondagsgewaad. Ik bedoel: kom tot uw hemelse Vader met al uw zonde en al uw zondigheid. Kom tot Jezus, zoals u bent, melaats, onrein, naakt, niet geschikt om te leven, en niet bereid om te sterven. Kom, u, die tot het uitvaagsel van de mensheid behoort; kom, schoon u nauwelijks naar iets anders dan naar de dood durft uitzien. Kom, schoon de wanhoop om u heen waart, en als een akelige nachtmerrie op uw borst drukt.
Kom, en vraag de Heere om nog een goddeloze te rechtvaardigen. Waarom zou Hij het niet doen? Kom, want deze grote genade Gods is bestemd voor de zodanige als u bent. Ik zeg het u in de woorden van de tekst, en ik kan het niet in krachtiger bewoordingen uitdrukken: de Heere God neemt deze heerlijke, genaderijke titel aan: Hem, die de goddelozen rechtvaardigt. Hij maakt hen, die van nature goddeloos zijn, rechtvaardig, en behandelt hen alsof zij rechtvaardig waren. Is dat geen wondervol, heerlijk woord voor u? Lezer, sta niet op van uw plaats, voor u deze zaak wel bij uzelf hebt overwogen.
Amen.