Gij zegt: Wee nu mij, want de Heere heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust! Jeremia 45:3
Lijden geeft ons door genade het onschatbare voorrecht om als de Heere Jezus te zijn. We bidden om als Christus te zijn, maar hoe kunnen we dat zijn als we mensen zijn zonder verdriet en nooit de kennis van het verdriet door ondervinding verkrijgen? Als Christus zijn, en toch nooit door het tranendal gaan! Zoals Christus, en toch alles hebben wat het hart zich zou kunnen wensen, en nooit zeggen: “Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe”! O mens, u weet niet wat u vraagt. Heeft u gezegd, “Laat me aan Uw rechterhand zitten in Uw koninkrijk”? Het kan u niet worden toegestaan, tenzij u ook van Zijn beker drinkt en gedoopt wordt met Zijn doop. Een deel van Zijn verdriet moet voorafgaan aan een deel van Zijn heerlijkheid. Nogmaals, ons lijden is van grote dienst aan ons wanneer God het zegent, want het helpt ons om nuttig te zijn voor anderen. Het moet vreselijk zijn voor een mens om nooit fysieke pijn te hebben geleden. U zegt: “Ik zou graag die mens willen zijn.” Och, tenzij u een buitengewone genade had, zou u hard en koud worden; u zou een soort van ijzeren mens worden, die andere mensen breekt met uw aanraking. Nee; laat mijn hart teder zijn, zelfs zacht, laat het, als het moet, worden verzacht door pijn, want ik zou flauwvallen als ik de wond van mijn medemens moest verbinden. Laat in mijn oog een traan klaarstaan voor het verdriet van mijn medemensen, ook al zou ik daarvoor tienduizenden tranen moeten huilen voor mijn eigen verdriet. Een ontsnapping uit het lijden zou een ontsnapping zijn om medeleven te hebben voor anderen.