Heere! waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn voor mij? Psalm 88:14
Ik vraag me niet af of sommige christenen lijden: Ik zou verbaasd zijn als ze dat niet doen. Ik heb ze bijvoorbeeld het gezinsgebed en andere huiselijke godsdienstige taken zien verwaarlozen; en hun kinderen zijn opgegroeid om hen te onteren. Als zij roepen: “Wat een ellende”, zouden wij dan niet graag willen zeggen: “Oh, maar u had het kunnen verwachten; want u was er de oorzaak van”; zo’n uitspraak zou waar zijn. Als kinderen het dak van hun ouders hebben verlaten en in zonde zijn gaan leven, zijn we niet verrast als de vader hard, zuur en driftig was. We kunnen niet verwachten om vijgen van doornen of druiven van distels te plukken. We hebben ook mensen gezien die alleen maar dachten aan: “Meer geld, meer geld,” en toch hebben ze beleden christenen te zijn. Zulke personen zijn ongelukkig en ellendig geweest, maar we zijn daar niet verbaasd over. Nee, als ze zelden met Christus wandelen, zal Hij Zich maar zelden aan hen tonen. Maar soms ligt de oorzaak van de kastijding verder weg. Elke chirurg zal u vertellen dat er ziektes kunnen zijn die in de bloei van het leven of op latere leeftijd openbaar komen doordat ze in de jeugd door een of ander wangedrag of per ongeluk zijn ontstaan, het kwaad was al die jaren verborgen in het lichaam aanwezig geweest. Zo kunnen de zonden van onze jeugd ons het verdriet van onze rijpere jaren overbrengen, en zonden en verzuim van twintig jaar geleden kunnen ons vandaag geselen. Ik weet dat het zo is. Als een zonde ons zo lang kan navolgen, zouden we dan niet veel voorzichtiger en vaker in gebed moeten zijn?