Beveel deze dingen, en leer ze. Niemand verachte uw jonkheid, maar zijt een voorbeeld der gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid. 1 TIMOTHEUS 4:11-12
Ons spreken moet zodanig zijn dat ons burgerschap wordt herkend. We zouden niet lang in een huis moeten kunnen leven zonder dat mensen erachter komen wat we zijn. Een vriend van mij ging ooit naar Amerika, en kwam in Boston, hij kende daar niemand, maar hoorde een man zeggen, toen iemand een vat op de kade had laten vallen: “Look out there, or else you will make a Coggeshall job of it,” mijn vriend zei, “u komt uit Essex, want dat is een spreekwoord dat nergens anders wordt gebruikt dan in Essex: geef me je hand”; en ze waren meteen vrienden. Er zou dus iets herkenbaars moeten zijn in ons gesprek, zodat wanneer een broeder ons ontmoet, hij kan zeggen: “U bent een christen, ik weet het, want niemand anders dan christenen spreken zo, of doen zo.” “Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.” Onze heiligheid zou moeten fungeren als iets waardoor we de greep op de vreemdeling weten te krijgen, die geen echte vreemdeling is, maar een medeburger van ons en van het geloofsgezin. Oh, lieve vrienden, waar we ook rondzwerven, we mogen ons geliefde land nooit vergeten. Broeders, zoals mensen in een vreemd land altijd blij zijn met veel brieven uit hun land, hoop ik dat we veel communicatie hebben met het oude vaderland. We sturen onze gebeden als brieven naar onze Vader, en we krijgen Zijn brieven terug in dit gezegende deel van zijn Woord.