Gezegend zult gij zijn in het veld. Deut. 28:3
Zo werd Izaak gezegend, toen hij in de avondstond daarin wandelde om te peinzen. Hoe dikwijls kwam de HEERE ons tegemoet, toen wij alleen waren! De heggen en de bomen kunnen getuigenis afleggen van onze vreugde. Wij zien naar zulk een zegen opnieuw uit. Zo werd Boaz gezegend, toen hij zijn oogst binnenhaalde, en zijn arbeiders hem met zegenwensen tegemoet kwamen. Moge de HEERE allen, die de ploeg drijven, voorspoed schenken! Iedere boer mag bij God op de vervulling van deze belofte aandringen, indien hij werkelijk gehoorzaam is aan de stem van de HEERE God. Wij gaan naar het veld om te arbeiden, zoals vader Adam dat deed, en sinds de vloek over de aarde kwam door de zonde van de eerste Adam, is het een grote troost, een zegen te vinden door de tweede Adam. Wij gaan naar het veld voor lichaamsbeweging, en wij zijn gelukkig in het geloof, dat de HEERE die lichaamsbeweging zal zegenen en ons gezondheid zal geven, die wij zullen gebruiken tot zijn eer. Wij gaan naar het veld om de natuur te bestuderen, en er is in een kennis van de zichtbare schepping niets, dat niet door de goddelijke zegen kan worden toegewijd aan het hoogste nut. Wij moeten tenslotte naar het veld gaan om onze doden te begraven, ja, anderen zullen op hun beurt ons naar de Godsakker brengen in het veld; maar wij worden gezegend, hetzij wij wenen bij het graf, hetzij wij daarin slapen.