En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd Matthéüs 27:29
Voor we het rechthuis binnengaan en het heilige hoofd dat nu verwond is zullen bezien, is het goed om te beschouwen wie en wat Hij was. Die zo verschrikkelijk te schande werd gemaakt. Vergeet niet de intrinsieke uitnemendheid van Zijn persoon; want Hij is het Afschijnsel van de heerlijkheid des Vaders en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid; Hij is in Zichzelf God over alles, voor eeuwig gezegend, het eeuwige Woord waardoor alle dingen gemaakt zijn en waardoor alle dingen bestaan. Hoewel Hij de Erfgenaam aller dingen is, de Prins van de koningen der aarde, was Hij veracht en de onwaardigste onder de mensen, ‘een man van smarten en verzocht in krankheid’; Zijn hoofd werd schandelijk omringd met doornen die dienden als een kroon. Zijn lichaam werd bedekt met een versleten pur- perkleed, een armzalige rietstok werd in Zijn hand gedrukt bij wijze van scepter en toen durfden de grove soldaten het aan om Hem in het gelaat te zien en Hem te belasten met hun smerige grappen.
Vergeet niet de heerlijkheid waaraan Hij voorheen gewend was, want voor Hij naar de aarde kwam, was Hij in de schoot van de Vader, aanbeden door cherubim en serafijn, gehoorzaamd door iedere engel, geprezen door iedere overheid en macht; toch zit Hij hier, behandeld als minder dan een misdadiger, het middelpunt van spot gemaakt voor Hij het slachtoffer werd van een tragedie. Ze zetten Hem in een gebroken stoel, bedekten Hem met een oude soldatenmantel en beledigden Hem als een spotkoning.
Hoe diep bracht Zijn liefde tot ons Hem ertoe om af te dalen! Zie hoe laag Hij viel om ons op te richten uit onze val! Vergeet niet dat Hij op het moment dat ze Hem bespotten nog steeds de Heere van alles was, en dat Hij twaalf legioenen engelen te hulp had kunnen roepen. Er was majesteit in Zijn ellende; Hij had weliswaar de heerlijke pracht van de hoven van Zijn vader afgelegd en Hij was nu de nederige man van Nazareth, maar desondanks zou, als Hij dat gewild had, één blik van deze ogen de Romeinse cohorten hebben kunnen wegvagen; één woord van deze zwijgende lippen had Pilatus’ huis kunnen schudden vanaf het dak tot op het fundament; en als Hij het gewild had, zouden de aarzelende stadhouder en de kwaadwillige menigte samen levend ter helle zijn gevaren, zoals eeuwen daarvoor Korach, Dathan en Abiram.
Zie, Gods Zoon, de Lieveling van de hemel en de Prins van de aarde, zit daar en draagt de gruwelijke kroon die tegelijkertijd zowel geest als lichaam verwondt – de geest door de bespotting en het lichaam door de stekende doornen. Zijn koninklijke gezicht werd ontsierd door ‘wonden die maar bleven bloeden, zwak en traag bloedend’, maar toch was dat ‘edelste en liefste gelaat’ ooit schoner dan dat van de mensenkinderen, en het was zelfs toen het gelaat van Immanuel, God met ons.
Onthoud deze dingen en u zult Hem bezien met verlichte ogen en een teder hart, en u zult des te meer in staat zijn om gemeenschap met hem te oefenen in Zijn smart. Onthoud vanwaar Hij kwam en het zal u des te meer verbazen dat Hij zo laag is afgedaald. Onthoud wat Hij was en het zal des te verbazingwekkender zijn dat Hij onze plaatsvervanger is geworden.
En laten we nu de rechtszaal ingaan en zien hoe onze Zaligmaker Zijn doornenkroon draagt. Ik zal u niet lang ophouden met veronderstellingen over wat voor soort doornen Hij droeg. Volgens de rabbi’s en de botanici groeiden er naar het schijnt twintig tot vijfentwintig verschillende soorten doornige planten in Palestina; en verschillende schrijvers hebben, naar hun eigen oordeel of fantasie, een van deze planten uitgekozen als de bijzondere doornen die bij deze gelegenheid werden gebruikt. Maar waarom zouden we één doorn uit vele kiezen? Hij droeg niet één smart, maar alle; iedere doorn is voldoende.
De twijfel over de soort doornen geeft ons onderwijs. Het is heel goed mogelijk dat er meer dan één doorn in die kroon gevlochten was. In ieder geval heeft de zonde de aarde zo dik met doornen en distelen bezaaid dat het niet moeilijk was om de materialen te vinden, zoals er evenmin gebrek aan smarten was om Hem iedere dag te kastijden en Hem alle dagen een Man van smarten te maken.
De soldaten kunnen buigzame takken van de acacia of de sittimboom hebben gebruikt, dat niet-rottende hout waarvan veel van de geheiligde tafels en vaten van het heiligdom waren gemaakt; en dat daarom symbolisch gebruikt was als dit het geval is.
Het kan waar geweest zijn, zoals de oude schrijvers in het algemeen overwegen, dat de plant de spina Christi was, want die heeft veel smalle en scherpe doornen, en de groene bladen ervan zouden een krans hebben gevormd zoals die waarmee generaals en keizers na een strijd werden gekroond. Maar we zullen de zaak laten liggen; het was een doornenkroon die Zijn hoofd doorboorde en die Hem zowel lijden als schande bezorgde, en dat is voldoende.
Nu gaan we onderzoeken wat we zien als onze ogen Jezus Christus zien, gekroond met doornen. Er zijn zes dingen die me het meest treffen, en terwijl ik de voorhang optil vraag ik u om met mij mee te kijken. En moge de Heilige Geest Zijn goddelijke verlichting en licht laten vallen op het schouwspel voor onze verwonderende zielen.
Het eerste wat zelfs de meest vluchtige waarnemer kan zien, voor hij onder de oppervlakte kijkt, is een smartelijk schouwspel. Hier is de Christus, de milde, liefhebbende, tedere Christus, behandeld met schande en minachting; hier is de Prins van het Leven en de Heerlijkheid een voorwerp van spot gemaakt door grove soldaten. Zie vandaag de lelie onder de doornen, de reinheid die zichzelf verheft te midden van tegenwerkende zonde. Zie hier het offer gevangen in het struikgewas en daar vastgehouden, als een slachtoffer in onze plaats om het oude zinnebeeld van de in de struiken verwarde ram te vervullen, die Abraham slachtte in plaats van Izak. In dit schouwspel van smart moeten drie dingen zorgvuldig worden opgemerkt.
Hier worden Christus’ nederigheid en zwakheid overwonnen door de robuuste legionairs. Toen ze Jezus in de rechtszaal brachten, voelden ze dat Hij helemaal in hun macht was en dat Zijn bewering een koning te zijn zo absurd was dat het alleen maar een onderwerp kon zijn van verachtelijke spot. Hij was maar armoedig gekleed, want Hij droeg alleen de werkkiel van een landman – maakte Hij aanspraak op een purperen waard ig- heidskleed? Hij hield zich rustig – was Hij de man om een land op te ruien? Hij was een en al wonden en kneuzingen, vers van de zweep van de geselaar – was Hij een held om een leger geestdriftig te maken en het oude Rome omver te werpen? Het leek hun een enorme grap en ze speelden als wilde beesten met hun slachtoffer. Ik verzeker u, de Romeinse soldaten schimpten en spotten zeer ten koste van Hem en ze hadden groot plezier.
Zie naar Zijn gelaat, hoe nederig Hij blijkt! Hoe anders dan het hooghartige gelaat van tirannen! Het bespotten van Zijn koninklijke aanspraken leek voor ruige soldaten niet meer dan vanzelfsprekend. Hij was zo vriendelijk als een kind, teder als een vrouw; Zijn waardigheid was die van kalme en stille verdraagzaamheid en van dit soort verdraagzaamheid konden deze halfbarbaarse mannen de kracht niet voelen. Daarom bespotten zij Hem.
Laten we onthouden dat de Heere zwak werd om onzentwil. Voor ons werd Hij een lam, voor ons legde Hij Zijn heerlijkheid af. Daarom is het des te pijnlijker voor ons om te zien dat deze vrijwillige vernedering van Zichzelf het mikpunt gemaakt moet zijn van zoveel spot en schande, hoewel Hij de hoogste lofprijzing verdiende. Hij daalt neer om ons te redden en we lachen om Hem als Hij neerdaalt. Hij verlaat de troon om ons ertoe op te heffen, maar terwijl Hij genadig afdaalt, is het schorre gelach van een goddeloze wereld Zijn enige beloning. Is liefde ooit zozeer behandeld alsof het liefdeloosheid was? Zeker, de wreedheid die zij ontving was evenredig aan de eer die zij verdiende. Zo verdorven zijn de kinderen der mensen.
O hoofd zo vol kneuzingen!
Voorhoofd dat Zijn levensbloed verliest!
O grote ootmoed.
Zijn gelaat ondergaat kwetsende
vernederingen Hij draagt ze allen voor mij.
Ze bespotten niet alleen Zijn nederigheid, maar ze bespotten Zijn beweringen dat Hij een koning was. ‘Ah,’ leken ze te zeggen, ‘is dit een koning? Het is ongetwijfeld vanwege de een of andere rare Joodse gewoonte dat deze arme dorpeling een kroon wil dragen. Is dit de Zoon van David? Wanneer zal Hij Cesar en diens legers de zee in drijven en een nieuwe staat opbouwen en in Rome regeren? Deze Jood, deze dorpeling, moet Hij de droom van Zijn natie vervullen en over de hele mensheid heersen?’
Verbazend belachelijk maakten ze deze idee en we verbazen ons daar niet over, want ze konden Zijn ware heerlijkheid niet zien. Maar geliefden, het gaat mij hierom: Hij was een Koning, in de meest ware en absolute zin van het woord. Als Hij geen koning was geweest, dan had Hij als een bedrieger de schande verdiend, maar dan zou Hij die niet diep gevoeld hebben; maar omdat Hij werkelijk een koning was, moet ieder woord Zijn koninklijke ziel gestoken hebben en iedere lettergreep moet het diepst van Zijn koninklijke geest hebben geraakt. Als de beweringen van de bedrieger te schande worden gemaakt, dan beseft hijzelf terdege dat hij dat verdient, en wat kan hij ertegen inbrengen? Maar als de beweringen van de werkelijke erfgenaam van alle koninkrijken van hemel en aarde worden ontkend en als Zijn persoon wordt bespot, dan is Zijn hart doorwond en afkeuring en schande vervullen Hem met veel smart. Is het niet droevig dat de Zoon van God, de gezegende en enige Heerser, zo bespot werd?
Bovendien was het niet enkel bespotting, maar wreedheid voegde pijn bij de belediging. Als ze Hem alleen hadden willen bespotten, dan hadden ze een kroon van stro op Zijn hoofd gezet, maar ze wilden Hem pijnigen en daarom maakten ze een kroon van doornen. Zie, vraag ik u, naar Hem, als Hij lijdt onder hun handen. Ze hadden Hem gegeseld tot waarschijnlijk ieder deel van zijn lichaam bebloed was behalve Zijn hoofd en nu moet ook dat hoofd lijden. Ach, ons hele hoofd was ziek en ons hele hart zwak en zo moet Hij in Zijn kastijding gelijkgemaakt worden aan ons in onze overtreding. Geen deel van onze menselijkheid was zonder zonde en geen deel van Zijn menselijkheid moet zonder lijden zijn.
Als wij in zekere mate ontkomen waren aan ongerechtigheid, dan had Hij aan de pijn kunnen ontkomen, maar aangezien wij het lelijke gewaad van overtreding gedragen hebben en omdat het ons bedekte van hoofd tot voeten, daarom moet Hij de klederen van de schaamte en spot dragen, vanaf de kroon van Zijn hoofd tot aan Zijn voetzool.
O liefde, te onmetelijk om getoond te worden
Door iemand dan alleen door de Heere!
O gekwetste liefde, die de vloek en de pijnigingen
van de brute belediger doorstaat.
O liefde, die geen ander motief kon hebben
Dan alleen het verlangen om te redden.
Geliefden, als ik spreek over het lijden van mijn Meester, heb ik altijd het gevoel dat mijn tong gebonden is. Ik kan eraan denken, ik kan het mezelf voorschilderen, ik kan erover wenen, maar ik weet niet hoe ik het voor anderen moet beschrijven. Hebt u ooit een pen of kwast gekend die daar wel toe in staat is? Zelfs een Michelangeloof een Rafael zou kunnen terugdeinzen voor een poging dit beeld te schilderen; en de tong van een aartsengel zou kunnen verteren bij de poging de smarten te bezingen van Hem Die met schande overladen werd vanwege onze schandalige overtredingen. Ik vraag u om liever te mediteren dan te luisteren en om de Heere liever met uw eigen liefhebbende ogen te zien dan om achting te hebben voor mijn woorden. Ik kan het beeld alleen schetsen, het ruwweg uittekenen als met houtskool. Ik moet het aan uzelf overlaten om de kleuren in te vullen en om het dan aandachtig te bestuderen. Maar evenals ik zult u daarbij falen. We kunnen wel duiken, maar we zullen nooit de bodem van deze afgrond van ellende en schande bereiken. We kunnen klimmen, maar deze door stormen geteisterde heuvels van lijden bevinden zich dan nog steeds boven ons.
Als ik opnieuw het voorhangsel voor dit smartelijke schouwspel vandaan schuif, zie ik hier een ernstige waarschuwing, die zacht en hartver- smeltend tot ons spreekt vanuit het schouwspel van smart. Vraagt u mij welke? Het is een waarschuwing tegen ons om nooit dezelfde misdaad te bedrijven als de soldaten. ‘Dezelfde?!’ zegt u. ‘Hoezo? Wij zullen nooit een doornenkroon vlechten voor dat dierbare hoofd.’ Ik bid dat dit inderdaad nooit zal gebeuren, maar er zijn er velen die dit gedaan hebben en die dit doen.
Zij zijn schuldig aan deze misdaad die, evenals deze soldaten deden, Zijn aanspraken ontkennen. De wijze mensen der wereld over de gehele aarde zijn op dit moment druk bezig, druk bezig met het verzamelen van doornen en het vlechten ervan, om zo de Gezalfde van de Heere te kwellen.
Sommigen van hen roepen: ‘Ja, Hij was een goed mens, maar niet de Zoon van God’; anderen loochenen zelfs Zijn ongeëvenaarde uitnemendheid in leven en onderwijs. Ze bekritiseren Zijn volmaaktheid en verbeelden zich gebreken waar die er niet zijn. Nooit zijn ze gelukkiger dan wanneer ze Zijn karakter aanvallen.
Misschien spreek ik op dit moment tot een gezworen ongelovige, tot de een of andere scepticus over de persoon en de leer van de Verlosser. Ik beschuldig Hem ervan de Christus van God met doornen te kronen, iedere keer dat hij bittere dingen bedenkt tegen de Heere Jezus en honende woorden uitspreekt tegen Zijn zaak en Zijn volk. Uw ontkenning van Zijn beweringen en in het bijzonder uw belachelijk maken ervan is een herhaling van het ongelukkige schouwspel dat we hier voor ons zien. Er zijn er die hun verstand pijnigen en hun uiterste best doen, enkel en alleen om tegenstrijdigheden in de Evangeliën te ontdekken, of om verschillen te voorschijn te toveren tussen hun veronderstelde wetenschappelijke ontdekkingen en de verklaringen van het Woord van God. Heel vaak hebben ze hun eigen handen opengehaald terwijl ze doornenkronen aan het vlechten waren. Ze zullen komen te sterven, als resultaat van hun vertoon van wetenschappelijk onderzoek naar doornstruiken waarmee ze de Liefhebber der mensen wilden pijnigen.
Het zal goed zijn als ze niet eeuwig zullen liggen op iets dat erger is dan doornen, wanneer Christus zal komen om hen te veroordelen, hen te verdoemen en hen in de zee van vuur te werpen vanwege al hun goddeloosheden jegens Hem. O, dat ze wilden ophouden met deze nutteloze en kwaadaardige bezigheid van het vlechten van doornenkronen voor Hem Die de enige hoop van de wereld is. Wiens godsdienst de enige ster is die straalt in de diepe duisternis van de menselijke smart en die de sterfelijke mens naar de poort van de vrede leidt!
Zelfs om de tijdelijke voordelen van het christendom zou Jezus met respect behandeld moeten worden. Hij heeft de slaven bevrijd, en de vertrapte opgeheven. Zijn evangelie is het voertuig van de vrijheid, de bron van vrijheid, orde, liefde en vreugde. Hij is de grootste filantroop, de meest betrouwbare vriend van mensen. Waarom verzet u zich dan tegen Hem, u die spreekt over vooruitgang en verlichting? Als de mensen Hem maar kenden, dan zouden ze Hem kronen met de diademen van eerbiedige liefde, kostbaarder dan de parels van India, want Zijn regering zal de heerlijke eindtijd inluiden en zelfs nu al verzacht zij de ontberingen van het tegenwoordige, zoals zij de ellenden van het verleden heeft weggenomen, het is een slechte zaak, dit vitten en haarkloven. Ik verzoek hun die zich ermee bezighouden om hun hardvochtige werk te stoppen, dat redelijke mensen onwaardig is en verwoestend voor hun onsterfelijke ziel.
Dit met doornen kronen wordt op een andere manier gedaan door een huichelachtige belijdenis van trouw aan Hem. Deze soldaten zetten een kroon op Christus’ hoofd, maar ze bedoelden niet dat Hij koning zou zijn. Ze stopten een scepter in Zijn hand, maar dat was niet de degelijke ivoren staf die duidt op werkelijke kracht; het was alleen een zwakke en broze rietstok. Daarmee herinneren ze ons eraan dat Christus bespot wordt door onoprechte belijders. O, u die Hem niet tot in het diepst van uw ziel lief- hebt, u hoort bij degenen die Hem bespotten.
Maar u zegt: ‘Op welke manier ben ik tekortgeschoten in het kronen van Hem? Ga ik dan niet naar de kerk? Heb ik niet beleden dat ik een gelovige ben?’ Maar als uw hart van binnen niet oprecht is, dan hebt u Hem alleen met doornen gekroond. Als u Hem niet uw hele ziel gegeven hebt, dan hebt u met afschuwelijke spot een rietstaf in Zijn hand gedrukt.
Uw godsdienst zelf bespot Hem. Uw leugenachtige belijdenis bespot Hem. Wie heeft dit van uw hand geëist, om Zijn voorhoven te betreden? U beledigt Hem aan Zijn tafel! U beledigt Hem op uw knieën! Hoe kunt u zeggen dat u Hem liefhebt, wanneer uw hart niet met Hem is? Als u niet in Hem geloofd hebt en als u zich nooit bekeerd hebt van de zonde en gehoorzaam geworden bent aan Zijn geboden, als u Hem in uw dagelijks leven niet zowel uw Heere als uw Koning noemt, dan vermaan ik u: geef de belijdenis op, die zo onterend voor Hem is.
Als Hij God is, dien Hem dan. Als Hij koning is, gehoorzaam Hem. Als Hij noch het een noch het ander is, belijd dan niet dat u een christen bent. Wees eerlijk en breng geen kroon indien u Hem niet als Koning aanvaardt. Waarom zou u Hem opnieuw beledigen met schijnbare onderwerping, voorgewend eerbetoon en gespeelde dienstbaarheid? O huichelaars, onderzoek uw wegen. U beledigt de Heere, die machtig is Hem spoedig van Zijn vijanden te verlossen. Onderzoek uw wegen, opdat Hij dit niet spoedig zou doen.
In zekere matekunnen zij hetzelfde doen die oprecht zijn, maar die vanwege gebrek aan waakzaamheid zo wandelen dat ze hun belijdenis onteren. Als ik op de juiste wijze spreek, zal ik ieder van u ertoe dringen om inwendig te belijden dat u op dit punt schuldig staat. Want telkens als we handelen naar ons zondige vlees kronen we het hoofd van de Zaligmaker met doornen. Wie van ons heeft dit nooit gedaan? Geliefd hoofd, waarvan iedere haar kostbaarder is dan fijn goud, toen we ons hart aan U gaven, dachten we dat we U altijd zouden aanbidden, dat ons hele leven één lange psalm zou zijn, U prijzend, lovend en kronend. Ach, hoezeer zijn we tekort geschoten vergeleken bij ons eigen ideaal! We hebben U omringd met de doornstruiken van onze zonden. We zijn overwonnen door chagrijnig gedrag, zodat we onnadenkend gesproken hebben. Of we zijn werelds geweest en beminden wat u verafschuwt. Of we hebben ons overgegeven aan onze lusten en onze kwade verlangens gekoesterd. Onze ijdelheden, dwaasheden, vergeetachtigheden, tekortkomingen en beledigingen hebben op Uw hoofd een kroon van oneer gezet en we beven als we eraan denken.
O wrede harten en handen, om de zeer geliefde zo slecht behandeld te hebben, die wij dagelijks toegewijd hadden moeten verheerlijken! Spreek ik tot iemand die teruggevallen is, wiens openlijke zonde het kruis van Christus heeft onteerd? Ik ben bang dat ik tegen sommigen spreek die eens de naam hadden dat ze leefden, maar die nu geteld worden bij hen die dood zijn in zonde. Zeker, als er een vonk van genade in u is, dan moet wat ik nu zeg u tot in het diepst van uw ziel raken. Dan moet het werken als zout op de wonde om uw hele ziel te doen treuren. Springen u de tranen niet in de ogen als ik u weloverwogen beschuldig van inconsequente daden die een doornenkroon voor het dierbare hoofd van uw Meester hebben gevlochten? Dat hebt u zeker gedaan, want u hebt de mond van godslasteraars geopend, tegensprekers geleerd om Hem te bespotten. Zijn volk bedroefd en velen tot struikelen gebracht. Goddeloze mensen hebben uw fouten voor de deur van de Zaligmaker neergelegd en gezegd: ‘Dit is Uw godsdienst’.
U hebt de doorns gekweekt, maar Hij moest ze dragen. Wij noemen onze misstappen onvolkomenheden, maar wereldse mensen beschouwen ze als de vrucht van het christendom en veroordelen de wijnstok vanwege onze zure trossen. Zij leggen de heilige Jezus de fouten van Zijn dwalende volgelingen ten laste.
Lieve vrienden, heeft niet ieder van ons reden om zichzelf te onderzoeken? Als we dat doen, laten we dan met de bedroefde en liefhebbende boetvaardige komen en Zijn dierbare voeten wassen met tranen van berouw, omdat we Zijn hoofd met doornen hebben gekroond.
Zo staat onze met doornen gekroonde Heere en Meester voor ons als een smartelijk schouwspel, en geeft Hij ons een ernstige waarschuwing.
Als we de voorhang nogmaals opheffen, zien we in de persoon van onze gepijnigde en beledigde Heere overwinnende lijdzaamheid. Hij kon niet overwonnen worden, Hij triomfeerde zelfs in het uur van de diepste schande.
Met een onverschrokken hart Droeg
hij alle smaad en schande,
En in de diepste smart
Bleef Hij op dezelfde wijze liefhebben.
Hij droeg in die momenten allereerst de plaatsvervangende smarten die op Hem lagen omdat Hij in onze plaats stond. Hij probeerde ze niet te ontlopen. Wij waren zondaren en het loon van de zonde is pijn en dood; daarom droeg Hij de straf die ons de vrede aanbrengt. Hij verdroeg op dat moment wat wij behoorden te verdragen en ledigde de beker die de gerechtigheid voor ons gevuld had. Schrok Hij ervoor terug? O nee. Toen Hij die gal en alsem voor het eerst te drinken kreeg, in de hof van Gethsémané, toen leek het mengsel Zijn sterke geest een moment te laten wankelen. Zijn ziel was geheel bedroefd tot de dood toe. Hij werd heen en weer geslingerd door inwendige angst. ‘Mijn Vader’, zei Hij, ‘indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan!’ Drie keer sprak Hij dat gebed uit, terwijl ieder deel van Zijn mensheid het slagveld van ontelbare smarten was. Zijn hele lichaam was bedekt met bloedig zweet – Zijn ziel stroomde uit iedere porie om een uitweg te vinden voor Zijn groeiende smarten.
Na die vreselijke worsteling overwon de kracht van de liefde de zwakheid van de mensheid. Hij zette die beker aan Zijn lippen en schrok nooit terug, maar Hij dronk door tot er geen druppel meer over was. En nu is de beker van de toorn leeg. Er is geen spoor van de verschrikkelijke wijn van de toorn van God meer in te vinden. Met een enorme teug van liefde dronk de Heere voor eeuwig het verderf weg voor al Zijn volk. ‘Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja, wat meer is, die ook opgewekt is’, en ‘Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen maar naar de Geest.’
Zeker had de lijdzaamheid een zeer hoog punt bereikt toen Hij de pijnlijke bespotting moest verdragen die onze tekst beschrijft. Toch schrok Hij niet terug noch week Hij af van Zijn genomen besluit. Hij had het op Zich genomen en Hij zou ermee doorgaan. Kijk naar Hem en zie daar een wonder van geduldig verdragen van smarten die de wereld naar de hel hadden gezonden als Hij ze niet voor ons gedragen had.
Naast de schande en het lijden vanwege de zonde waarmee het de Vader behaagde om Hem te verbrijzelen, droeg Hij overweldigend venijn vanwege de haat van mensen. Waarom moesten mensen al hun schande en wreedheid in Zijn terechtstelling laten samenkomen? Was het niet genoeg dat Hij moest sterven? Verschafte het hun ijzeren harten genoegen om Zijn teerste gevoelens te kwellen? Waarom deze vindingrijkheid om Zijn smart te verdiepen? Was iemand van ons zo belachelijk gemaakt, dan zouden we er verontwaardigd over zijn geweest. Geen man of vrouw hier had stil kunnen blijven onder zulke laagheden, maar Jezus was volstrekt geduldig, en hield Zijn ziel werkelijk op koninklijke wijze in de hand. Heerlijk voorbeeld van geduld, we aanbidden U als we zien hoe kwaadaardigheid Uw almachtige liefde niet kon overwinnen.
De pijn die Hij had verdragen vanwege de geseling bezorgde Hem overweldigend lijden, maar we lezen niet over tranen of over kreunen, veel minder over boze klachten of wraakzuchtige dreigementen. Hij zoekt niet naar medelijden en vraagt niet om barmhartigheid. Hij vraagt niet waarom ze Hem kwellen of waarom ze spotten.
Dappere getuige! Moedige martelaar! U lijdt intens, maar tevens kalm. Zo’n volmaakt gestel als het Zijne, een lichaam dat zonder zonde verwekt was, moet kwellingen hebben kunnen voelen waartoe onze lichamen, zwak vanwege de zonde, niet in staat waren. Zijn verfijnde zuiverheid voelde een verschrikking vanwege de ruwe grappen die onze meer verharde geesten niet kunnen peilen. Desondanks droeg Jezus het alles, zoals alleen de Zoon van God het kon verdragen. Ze konden de last verzwaren als ze dat wilden, maar Hij zou alleen meer lijdzaamheid tonen en het alles dragen. Hij zou niet terugdeinzen of het opgeven.
Ik durf te veronderstellen dat het beeld van het geduld dat onze gezegende Heere vertoonde zodanig was dat het zelfs sommigen van de soldaten ontroerd kan hebben. Is het u nooit opgevallen hoe Matthéüs alles over de bespotting te weten is gekomen? Matthéüs was zelf niet bij de gebeurtenissen aanwezig. Markus geeft er ook een verslag van, maar hij zou niet in de rechtszaal zijn toegelaten. De soldaten waren veel te trots en te ruw om Joden in hun omgeving toe te laten, laat staan discipelen van Jezus. Aangezien daar niemand geweest kon zijn dan de soldaten zelf, is het goed om de vraag te stellen: wie heeft dit verhaal verteld?
Het moet een ooggetuige zijn geweest. Was het misschien de hoofdman over honderd die in hetzelfde hoofdstuk zegt: ‘Waarlijk, deze mens was Gods Zoon?’ Kan niet zowel dit tafereel als de dood van de Heere hem tot die conclusie gebracht hebben? We weten het niet, maar dit is heel duidelijk: het verhaal is verteld door een ooggetuige, en wel door één die medelijden had met de Lijdende, want het komt niet op mij over als de beschrijving van een onbewogen toeschouwer. Het zou me niet verbazen -ik zou haast durven beweren dat dit inderdaad zo was- als het ontsierde maar geduldige gelaat van onze Heere zo’n preek vormde dat ten minste een van degenen die ernaar keken de verborgen kracht ervan voelde, dat diegene voelde dat zo’n geduld meer dan menselijk was en dat hij de met doornen gekroonde Zaligmaker aannam om voortaan zijn Heere en zijn Koning te zijn. Dit weet ik in ieder geval: als u en ik menselijke harten voor Jezus willen inwinnen, moeten ook wij geduldig zijn. En als ze ons belachelijk maken en vervolgen, dat wij dan maar kunnen verdragen zonder klagen en wraak te nemen, we een invloed zullen uitoefenen die zelfs de meest brutale zal voelen en waaraan uitverkoren geesten zich zullen onderwerpen.
Als we de voorhang nogmaals optrekken, dan denk ik dat we in de persoon van de overwinnende Lijder in de vierde plaats een geheiligd medicijn hebben. Ik kan niet uitgebreid ingaan op de ziekten die het zal genezen. Deze met bloed besprenkelde doornen zijn beroemde planten, kostbaar in hemelse geneeskunst als ze goed worden gebruikt. Neem maar een doorn uit deze kroon en gebruik hem als lancet en hij zal het hete bloed van de lusten laten wegstromen en de koorts van trots verzachten. Hij vormt een wonderlijk geneesmiddel voor opzwellend vlees en voor de smartelijke puisten van zonde. Wie Jezus met deze doornen gekroond ziet, zal het verafschuwen om op zichzelf te zien, behalve dan door tranen van verootmoediging. Deze doorn in de borst zal mensen laten zingen. Het zullen echter geen zelfgenoegzame tonen zijn, maar de tonen van een duif die treurt om haar mannetje.
Gideon onderwees de mannen van Sukkoth met doornen, maar die lessen waren niet zo heilzaam als degene die we krijgen van de doornen van Jezus. Het heilige medicijn dat de goede Arts tot ons brengt met Zijn doornige lauwerkrans, fungeert als een tonicum en geeft ons kracht om zonder somberheid welke schaamte of welk verlies ook maar te verdragen waaraan Zijn dienst ons zou kunnen blootstellen:
Wie verslaat mijn vurigste vijanden?
Wie geeft troost in mijn grootste droefheid?
Wie doet mijn afgematte hart opleven.
Al zijn verborgen smart helend?
Jezus, met doornen gekroond.
Als u God begint te dienen en om Zijnentwil uw medestervelingen van dienst probeert te zijn, verwacht dan geen beloning van mensen, behalve onbegrip, verdachtmakingen en misbruik. De beste mensen in de wereld hebben meestal de slechtste reputatie. De boze wereld kan niet goed spreken van heilige levens. Het zoetste fruit wordt het meeste door vogels gepikt; de fontein die de hemel het dichtst benadert, wordt het meest geslagen door stormen en het lieflijkste karakter wordt het meest aangevallen. Degenen die u wilt redden, zullen u niet danken vanwege uw bezorgdheid, maar u bekritiseren om uw ingrijpen. Als u hun zonden bestraft, /.uilen ze uw waarschuwingen regelmatig verfoeien. Als u hen tot Christus nodigt, zullen ze uw aansporingen in de wind slaan. Bent u daartoe bereid? Zo nee, zie dan op Hem, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich verdragen heeft, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
Als u erin slaagt om velen tot Christus brengen, dan moet u niet op algemene eer rekenen. U zult er eerder van beschuldigd worden dat u uzelf zoekt, jaagt naar populariteit of iets dergelijks. U zult verkeerd begrepen worden, bedrogen, bespot en door de goddeloze wereld als een dwaas of een schurk beschouwd. Als u God dient, zal de kroon die u in deze wereld zult winnen waarschijnlijk meer stekels dan saffieren dragen, meer doornen dan diamanten.
Als hij op uw hoofd gezet wordt, bid dan om genade om hem heel blij te dragen, het louter vreugde achtend om als uw Heere te zijn. Zeg in uw hart: ‘Ik ervaar deze schande niet als een schande. Mensen kunnen mij schandelijke dingen toeschrijven, maar ik schaam me niet. Ze kunnen me vernederen, maar ik word niet vernederd. Ze kunnen me verachten, maar ik ben niet verachtelijk.’ De Meester van het huis werd Beëlzebub genoemd en bespuugd; ze kunnen Zijn huisgezin niets ergers aandoen. Daarom minachten we hun minachting. Zo worden we tot geduld gebracht door het geduld van de verachte Nazarener.
De doornenkroon is ook een remedie tegen onvrede en verdrukking. Als we lichamelijke pijn ondergaan, zijn we geneigd ineen te krimpen en bezorgd te zijn, maar als we denken aan Jezus Die met doornen gekroond is, dan zeggen we:
Zijn weg was veel zwaarder en donkerder dan de mijne;
Leed Christus, mijn Heere – en zal ik dan morren?
En zo verstommen onze klachten, want we durven onze kwalen niet te vergelijken met Zijn smarten. Berusting wordt geleerd aan Jezus’ voeten, als we zien hoe ons grote Voorbeeld door lijden geheiligd werd.
De doornenkroon is een geneesmiddel tegen bezorgdheid. We zouden graag iedere krans dragen die de Heere voor ons bereidt, maar het is een grote dwaasheid om hoop te vlechten. Ware gelovigen bezorgen zichzelf veel moeite door zich te vermoeien en spannen zich in om hun eigen inspanningen te vergroten. Ze haasten zich om rijk te worden. Ze piekeren, ze zwoegen, ze zijn bezorgd en kwellen zich om zich te bezwaren met de last van weelde. Ze verwonden zich om de doornige kroon van wereldlijke grootheid te dragen.
Op veel manieren kunnen we roeden maken voor onze eigen rug. Ik heb moeders gekend die doornenkronen van hun kinderen maakten die ze niet aan Christus konden toevertrouwen. Ze zijn uitgeput door familiezorgen terwijl ze zich in God hadden kunnen verblijden. Ik heb anderen gekend die doornenkronen maakten van dwaze zorgen. Er was geen enkele reden voor, maar ze leken er een eer in te stellen om te zwoegen, ernaar te verlangen om zichzelf met distelen te prikken. O gelovige, zeg tegen uzelf: ‘Mijn Heere droeg mijn doornenkroon voor mij; waarom zou ik hem ook dragen?’ Hij nam onze smarten en droeg onze krankheden opdat wij een gelukkig volk zouden zijn en in staat om het bevel te gehoorzamen: ‘Zijt niet bezorgd tegen de morgen, want de morgen zal voor het zijne zorgen.’ Voor ons is de kroon van de goedertierenheid en barmhartigheden en die dragen we als we als onze zorg werpen op Hem Die voor ons zorgt.
Die doornenkroon geneest ons van de ijdele eerbewijzen van de wereld. Hij doet alle menselijke pracht en eer vervagen tot ze rook worden. Konden we hier de kroon van de paus in handen krijgen, of de keizerskroon van Duitsland, of de onderscheidingstekenen van de tsaar van alle Russen, wat zijn zij vergeleken met Jezus doornenkroon? Laten we de een of andere grootheid op zijn troon zetten en zien hoe klein hij lijkt wanneer Jezus naast hem zit. Wat is er voor koninklijks in het in staat zijn om mensen belastingen op te leggen en te leven van hun inspanningen, zonder er veel voor terug te geven? Het meest koninklijk is het om hen allen te verplichten aan onze belangenloze liefde en de fontein van zegen voor hen te zijn. O, het neemt de aantrekkelijkheid van uw goud weg en de luister van uw edelstenen en de schoonheid van al uw sierlijke prullen als u ziet dat geen vorstelijk purper de schoonheid van Zijn bloed kan evenaren, en dat geen diamanten met Zijn doornen kunnen wedijveren.
Wie zoekt er naar gemak als hij de Heere Christus heeft gezien? Als Christus een doornenkroon draagt, zullen wij dan naar een lauwerkrans verlangen? Zelfs de vurige kruisvaarder was toen hij Jeruzalem binnenkwam en tot koning verkozen werd verstandig genoeg om te zeggen: ‘Ik zal geen kroon van goud dragen in dezelfde stad waarin mijn Zaligmaker een kroon van doornen droeg.’ Waarom zouden we ernaar verlagen, als verwende soldaten, om alles voor ons gemak en genoegen geregeld te hebben? Waarom op kussens leunen als Jezus aan een kruis hangt? Waarom die zachte kleren als Hij naakt is? Waarom deze luxeartikelen als Hij barbaars behandeld is? Zo geneest de doornenkroon ons meteen van de ijdele eer van de wereld en van onze eigen zelfzuchtige gemakzucht. De zanger van de wereld moge roepen: ‘Hé jongen, kom hier en kroon me met rozenknoppen!’ maar het verzoek van de wellusteling is niet voor ons bestemd. Voor ons kunnen noch de begeerlijkheid des vieses noch de grootsheid des levens aantrekkingskracht hebben als we de Man van Smarten zien. Ons rest het om te lijden en te werken tot de Koning ons zal vragen in Zijn rust te delen.
Ik moet in de vijfde plaats opmerken dat er voor ons een mystieke kroning is. De kroning van Christus met doornen was symbolisch en had een grote betekenis, want allereerst was het voor Hem een overwinningskroon. Christus had met de zonde gevochten vanaf de dag dat Hij er voor het eerst oog in oog mee stond in de woestijn tot op het moment dat hij de rechtszaal van Pilatus binnenging en Hij had haar overwonnen. De kroon van de zonde diende als een bewijs van Zijn overwinning, als een trofee! Wat was de kroon van de zonde? Doornen. Die kwamen voort uit de vloek. ‘Ook zal zij u doornen en distelen voortbrengen’ was de kroning van de zonde en nu heeft Christus die kroon weggenomen en op Zijn eigen hoofd gezet. Hij heeft de zonde van haar rijkste onderscheidingsteken beroofd en Hij draagt hem Zelf. Heerlijke Overwinnaar, gegroet!
Als ik nu zeg dat de doorns een muurkroon’vormen? Het paradijs werd omringd met een haag van doornen zo stekelig dat niemand er kon binnengaan, maar onze Overwinnaar sprong eerst over de stekelige borstwering en droeg de bloedrode banier van Zijn kroon in het hart van dat betere nieuwe Eden, dat Hij zo voor ons innam om het nooit meer verloren te laten gaan. Jezus draagt de muurkroon, wat erop duidt dat Hij het paradijs heeft geopend.
Het was een worstelaarskroon die Hij droeg, want Hij streed niet met vlees en bloed, maar met overheden en machten en Hij overwon Zijn vijand. Het was een rennerskroon die Hij droeg, want Hij had met de machtigen gerend en hen eruit gelopen in de race. Hij had Zijn loopbaan bijna voltooid. Nog maar een stap of twee en Zijn doel was bereikt.
Hier zou nog bijzonder veel meer over te zeggen zijn. Het was een kroon rijk van heerlijkheid, ondanks de schande waar hij op duidde. We zien in Jezus de monarch van de domeinen van de ellende, de eerste onder tienduizend lijdenden. Zeg nooit: ‘Ik ben een groot lijder.’ Wat zijn onze smarten vergeleken met de Zijne? Wat is onze geringe leed vergeleken met de oneindige smarten van Immanuel?
Jezus is verder de kroon van de martelaren. Hij staat aan de spits van het edele leger van lijdende getuigen en belijders van de waarheid. Hoewel ze op de brandstapel stierven, of wegkwijnden in kerkers, of voor de wilde beesten werden geworpen, maakt niemand aanspraak op de eerste plaats; maar Hij, de waarachtige en getrouwe getuige staat met de doornenkroon en het kruis aan het hoofd van hen allen. Het zal ons wellicht nooit gegeven worden om ons bij dat verheven gezelschap te voegen, maar als er één eer is waarom we heiligen uit vroeger dagen op een wettige manier mogen benijden dan is het dit: zij werden in die grandioze dagen geboren waarin de robijnrode kroon binnen handbereik was en waarin het opperste offer gebracht kon worden.
Wij zijn inderdaad lafaards als we er in deze gemakkelijkere tijden ervoor schamen om onze Meester te belijden en bang zijn voor een beetje verachting of beven voor de kritiek van de zogenaamde wijzen. Laten we liever het Lam volgen waar het ook heengaat en er tevreden mee zijn om Zijn doornenkroon te dragen opdat we in Zijn koninkrijk Zijn heerlijkheid mogen zien.
Het laatste woord is dit. In de doornenkroon zie ik een machtige stimulans. Een machtige stimulans waartoe? Wel, allereerst tot vurige liefde voor Hem. Kunt u Hem de doornenkroon zien dragen zonder tot Hem getrokken te worden? Als Hij deze morgen onder ons kon komen en als we Hem konden zien, dan zouden we ons om Hem heen verdringen om de zoom van Zijn kleed aan te raken en Zijn voeten te kussen. Zaligmaker, U bent ons zeer dierbaar. Liefste van alle namen, mijn Zaligmaker en mijn God, U bent altijd heerlijk. Maar in deze ogen bent U nooit lieflijker dan wanneer u gekroond wordt in schandelijke spot. De Lelie der dalen en de Roos van Saron, Hij is het beide in één, schoon in de volmaaktheid van Zijn karakter en bloedrood in de grootheid van Zijn lijden. Aanbid Hem! Loof Hem! En laat uw stemmen zingen: ‘Waardig is het Lam.’
Deze aanblik is vervolgens een stimulans tot bekering. Brachten onze zonden doornen rond Zijn hoofd? O, mijn arme, gevallen natuur, ik zal u geselen omdat u Hem hebt gegeseld en u de doornen laten voelen omdat u die Hém hebt laten voelen. Wat, kunt u het aanzien dat uw meest Geliefde zo te schande is gemaakt en toch een bestand sluiten of onderhandelen met de zonden die Hem doorwondden? Dat is onmogelijk. Laten we voor God de diepe smart van onze ziel uitspreken omdat we onze Zaligmaker zo hebben laten lijden. Laten we dan bidden om genade om onze levens met doornen te omringen, zodat de zonde ons vanaf deze dag niet zal kunnen naderen.
Ik dacht er vanmorgen aan hoe vaak ik de doornstruik heb gezien: aan de rand waren er duizenden stekels, maar midden in het hart van het bosje zag ik het mooie nest van een kleine vogel. Waarom woonde dat diertje daar? Omdat de doornen hem beschermen. En ik bedacht dat ik u zou vragen om uw nest binnen de doornen van Christus te bouwen. Het is een veilige plaats voor zondaren. Satan, zonde noch dood kunnen u daar bereiken. Zie op het lijden van uw Zaligmaker en u zult zien dat er verzoening voor zonde wordt gedaan. Vlucht in Zijn wonden! Vlucht, timide, bevende duif! Geen andere rustplaats is voor u zo veilig als deze. Bouw uw nest, zeg ik nogmaals, onder deze doornen en als u dat gedaan hebt en Jezus vertrouwd en Hem uw alles in alles geacht, kom dan en kroon Zijn heilige hoofd met andere kronen.
Welke heerlijkheid verdient Hij? Wat is er goed genoeg voor Hem? Als we alle kostbaarheden van alle schatten van heersers konden nemen, dan zouden ze het niet waard zijn om steentjes onder Zijn voeten te zijn. Als we Hem alle scepters, mijters, tiara’s, diademen en alle andere pracht van de aarde zouden aanbieden, dan zouden ze geheel onwaardig zijn om de troon in het stof voor Hem te zijn.
Waarmee zullen we Hem kronen? Kom, laten we onze lofprijzingen samenvlechten en onze tranen in plaats van parels geven en onze liefde in plaats van goud. Ze zullen wat Hem betreft evenveel als diamanten schitteren, want Hij houdt van berouw en Hij houdt van geloof. Laten we een kroon maken met onze lofprijzing en Hem kronen als de laureaat van genade. Laten we op deze dag, waarop Hij uit de doden opstond, Hem verhogen. O, genade te krijgen om dit in het hart te doen en dan in het leven en dan met de tong, opdat we Hem voor eeuwig mogen prijzen Die Zijn hoofd voor ons tot oneer boog.
Amen.