Opdat uw gebeden niet verhinderd worden 1 Petrus 3:7
Deze verhandeling zal voor veel mensen niet van toepassing zijn, omdat ze niet bidden. Tevens vrees ik dat bij anderen de gebeden van zo weinig waarde zijn, dat wanneer deze verhinderd zouden worden, het weinig verschil zou maken. Misschien zou het feit dat ze hun gebeden moesten nalaten hen zelfs kunnen opwekken uit hun doodsslaap van eigengerechtigheid. Wanneer we slechts vormelijk de knieën buigen en op onzorgvuldige of halfslachtige wijze een soort godsdienst bedrijven, dan spotten we eerder met God dan dat we Hem aanbidden.
Het zou ons enorm tot bezinning brengen, wanneer we er eens bij stil zouden staan met hoeveel nutteloze herhalingen en gedachteloze gebeden wij de Heere van dag tot dag vermoeien. Ik wil hen die niet in waarheid bidden er echter ernstig aan herinneren dat de toorn van God op hen rast. Hij die nooit om genade vraagt, heeft deze ook nooit gevonden. Het geweten zal erkennen dat God rechtvaardig handelt wanneer Hij niet geeft aan hen die niet vragen. Het is wel het minste wat van ons verwacht mag worden, dat we nederig vragen om de gunsten die we nodig hebben; en als we dat weigeren te doen, dan is het alleen maar recht dat de poort der genade gesloten blijft zolang wij weigeren aan te kloppen.
Het gebed is geen zware eis; het is de natuurlijke plicht van een schepsel tegenover zijn Schepper, de eenvoudigste hulde die de menselijke nood kan brengen aan de goddelijke milddadigheid; en zij die het nalaten kunnen verwachten dat ze op een kwade dag, wanneer ze hun dwaasheid zullen betreuren, deze stem zullen vernemen van hun beledigde God: ’’Omdat Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; en gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.”
Een oud verhaal vertelt van een vorstin die aan een van haar meest geliefde hovelingen een ring gaf. Wanneer hij ooit in ongenade zou vallen bij de vorstin, dan zou hij deze ring naar haar mogen opsturen. In dat geval, zo beloofde zij, zou hij in haar gunst hersteld worden. De ring werd haar echter nooit getoond, hoewel ze er lang op had gewacht. Bij zoveel koppige opstandigheid was het dan ook geen wonder dat het oordeel werd voltrokken. Als een zondaar niet wil pleiten op de naam van Jezus, waaraan de belofte van vergeving is verbonden, wanneer hij niet boetvaardig wil buigen en God om genade wil smeken, dan zal het niemand verbazen dat hij vanwege zijn dwaasheid omkomt. Niemand kan de Heere van te grote strengheid betichten wanneer Hij alle biddeloze zielen voor eeuwig weg werpt. O, u die nooit bidt, ik beef voor u! Geve God dat u beeft om uzelf, want daarvoor zijn redenen te over.
Voor hen die bidden is het gebed iets kostbaars, want het is het kanaal waarlangs onschatbare zegeningen tot hen komen, het raam waardoor hun noden worden vervuld door een genadig God. Voor de gelovigen is het gebed het grote middel tot verrijking van de ziel – het is het schip dat uitvaart naar de hemel en vanuit dat hemelse land terugkeert met schatten die de buit van de zilvervloot doen verbleken. Ja, voor ware gelovigen is het gebed van zo’n onschatbare waarde, dat Petrus het gevaar van verhindering gebruikt als motief waarom we in huwelijk en gezin met grote wijsheid moeten handelen.
Hij beveelt de man om ”met verstand” bij zijn vrouw te wonen en haar liefde en eer te bewijzen, opdat hun gezamenlijke gebeden niet verhinderd worden. Alles wat de gebeden verhindert, moet verkeerd zijn. Wanneer er iets is in de leiding van ons gezin (of in het ontbreken daarvan) dat ons vermogen tot bidden in de weg staat, dan is er een dringende noodzaak om een en ander te veranderen. Man en vrouw dienen samen te bidden als mede-erfgenamen van de genade; iedere stemming of gewoonte die dat verhindert, is uit den boze.
De tekst zou heel goed gebruikt kunnen worden om christenen te stimuleren tot ijver in de huisgodsdienst, en hoewel ik dat nu niet zal doen, is dat niet omdat ik deze zaak onderwaardeer. Ik acht deze vorm van bidden juist zo hoog dat ik geen woorden zou kunnen vinden om de waarde die ik eraan hecht, voldoende tot uitdrukking te brengen. Het huis dat geen gezinsaltaar kent, kan nauwelijks verwachten dat het zegeningen zal ontvangen. Wanneer de Heere onze woning niet overdekt met Zijn vleugelen, dan is ons gezin als een huis zonder dak. Wanneer we de leiding van de Heere niet zoeke», is ons huisgezin als een schip zonder loods. Tenzij ons gezin bewaakt wordt door godsvrucht, zal het een akker zijn zonder omheining. Het betreurenswaardige gedrag van veel kinderen van belijdende ouders is hoofdzakelijk terug te voeren op het verwaarlozen van de huisgodsdienst.
En ik twijfel er niet aan dat menig oordeel over de gezinnen komt omdat de Heere er niet geëerd wordt. De zonde van Eli gaat nog steeds gepaard met de bezoekingen van een jaloers God. Het woord van Jeremia rust zwaar op biddeloze gezinnen: ’’Stort uw grimmigheid uit over de geslachten die uw Naam niet aanroepen.” Met Zijn genade bezoekt Hij ieder huis waar iedere avond en morgen de geloften worden betaald, maar waar ze worden veronachtzaamd, staat de zonde voor de deur. Van de goede oude tijd der Puriteinen wordt gezegd dat wanneer je op vaste tijden ‘s morgens of ‘s avonds door het plaatsje Cheapside wandelde, in ieder huis een psalm hoorde klinken, want er was geen enkel christelijk gezin dat niet aan huisgodsdienst deed.
Ik geloof dat de huisgodsdienst het bolwerk van het Protestantisme is tegenover het Pausdom. Neem ze weg, geef de opvoeding in de vreze des Heeren op, en het land ligt open voor de theorie dat het gebed met name in de kerk thuishoort. Neem daarna het priesterschap weg van de vader van het huisgezin, die de priester van zijn huis hoort te zijn, en het binnensluipend onheil zal niet te overzien zijn. Wanneer in onze kerken de huisgodsdienst algemeen verwaarloosd wordt, beleeft ons land donkere tijden. Kinderen die zien dat hun ouders vrijwel niet meer bidden in het gezin, zullen zelf opgroeien in onverschilligheid ten opzichte van de godsdienst, ze zullen in veel gevallen pure wereldlingen worden, zo niet louter atheïsten.
Dit is een zaak waarnaar de kerk geen onderzoek kan doen; het moet overgelaten worden aan het gezond verstand en de christelijke gezindheid van gezinshoofden. Daarom spreek ik met des te meer nadruk, en bid ik u om thuis uw zaken zó op orde te brengen dat de huisgodsdienst niet wordt verhinderd. Dit keer zal ik onze tekst echter voor een ander doel aanwenden, namelijk om inzicht te krijgen in de dingen die ons persoonlijk gebed kunnen verhinderen.
Onze gebeden kunnen als volgt worden verhinderd:
1. In de eerste plaats kunnen we verhinderd worden tot het gebed.
2. In de tweede plaats kunnen we in het gebed verhinderd worden.
3. In ten derde kan de verhoring van ons gebed verhinderd worden.
1. In de eerste plaats kan het zijn dat we verhinderd worden tot het gebed: dat is mogelijk doordat we vervallen in een gemakzuchtige, lauwe staat ten aanzien van goddelijke zaken. Als we koud, onverschillig en zorgeloos worden, zal het gebed een van de eerste zaken zijn die daar onder lijden. Wanneer een zieke achteruit gaat, dan lijden zijn longen en zijn stem daaraan. Zo is het met een christen die geestelijk achteruit gaat: de adem van het gebed wordt aangetast, en de smeekstem wordt zwak. Het gebed is de barometer van de geestelijke kracht. Het achterwege laten van het gebed is gevaarlijk en van een dodelijke strekking. Wees er maar van overtuigd, wie u bent op uw knieën, die bent u echt voor uw God.
Wat de Farizeeër en de tollenaar in het gebed waren, was de maatstaf van hun werkelijke geestelijke staat. U kunt er een fatsoenlijk reputatie op na houden onder de mensen, maar het is van geringe betekenis om met een menselijk oordeel te worden beoordeeld. De mens ziet slechts de buitenkant, maar de ogen van de Heere priemen tot in het diepste van de ziel. Als Hij ziet dat u biddeloos bent, dan heeft uw aanwezigheid in de kerk weinig voor Hem te betekenen, evenals de verhalen over uw bekering. Wanneer u een ernstige bidder bent, en vooral wanneer de Geest der gebeden in u woont, zodat ook naast de vaste gebedsuren uw hart gewoon is met God te spreken, dan staat het er goed met u voor.
Maar wanneer dat niet het geval is, en uw gebeden ’’verhinderd” worden, dan is er iets in uw geestelijk gestel wat uitgeworpen dient te worden, of er ontbreekt iets waarin onmiddellijk moet worden voorzien. ’’Bewaar uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.” Een levend gebed is er daar één van.
Het gebed kan ook worden verhinderd door het te druk te hebben. Dat komt heden ten dage veel voor. We kunnen het voor onszelf te druk hebben. De rustige dagen van onze vergenoegde voorouders zijn voorbij, en de mens geeft zich steeds meer over aan geestdodend werk. Ontevreden als we zijn met datgene wat nodig is voor onszelf en ons gezin, moeten we veel meer hebben dan we zelf kunnen genieten of voor anderen aanwenden. De wijsheid zegt dat een man genoeg heeft aan één stok om mee te wandelen, maar onze ambitie is niet tevreden voordat we een hele bundel op onze rug meetorsen.
’’Genoeg is meer dan overvloed”, zegt het oude spreekwoord, maar tegenwoordig zijn we niet meer tevreden met genoeg, noch met overvloed. We moeten meer hebben dan overvloed, en dan nog zijn we niet tevreden. Veel mannen die van grote betekenis voor Gods kerk zouden kunnen zijn, worden nutteloos omdat ze zo nodig een nieuwe zaak moeten beginnen die al hun vrije tijd opslokt. In plaats van te beseffen dat zijn eerste zorg moet zijn: ”Hoe kan ik God het meest verheerlijken?”, neemt zijn drang om de hele wereld te omvatten zo’n man volledig in beslag. Duizenden, honderdduizenden, ja miljoenen guldens zijn niet voldoende ter bevrediging van de begerige bloedzuiger die steeds maar roept ’’geef! geef!”. Velen trekken huis aan huis en akker aan akker alsof ze straks de enige in het land zijn; wat een verdrietige zaak dat christenen met dezelfde koorts bezet blijken te zijn.
De rijke man uit de gelijkenis had geen tijd voor gebed, want hij had het veel te druk met het bouwen van nieuwe schuren om al zijn goederen in op te slaan. Hij moest echter tijd vinden om te sterven toen de Heere zei: ”In deze nacht zal men uw ziel van u afeisen.” Ik bid u, behoedt u voor ”de begeerlijkheid der ogen”, de zucht naar rijkdom, de onverzadigbare begeerte die de mens in de valstrik van de duivel drijft; al zou het u geen andere schade toebrengen, het is al erg genoeg wanneer het uw gebeden verhindert.
Zelfs in Gods huis kunnen we het zo druk hebben dat we onze gebeden verhinderen, door te zijn als Martha – ’’bezig zijnde met veel dienens”. Ik heb nog nooit gehoord van iemand die bekommerd en ontrust was over veel gebed. Hoe drukker we het hebben, hoe meer we moeten bidden. Het gebed moet ons dienen in evenwicht brengen, ja, het moet de bron zijn van al ons handelen; het moet ons gehele leven doortrekken, zoals de dauw het vlies van Gideon. Wij kunnen niet veel tot stand brengen wanneer het gebed niet evenredig is aan ons handelen; ik vrees dat velen van ons veel meer zouden kunnen doen wanneer ze wat minder zouden proberen en wat meer zouden bidden.
Ik vrees zelfs dat sommigen hun godsdienstige bezigheden voorrang geven boven de persoonlijke gemeenschap met God: ze horen te veel preken, gaan te veel naar conferenties en Bijbellezingen, zitten in teveel comités, ja, bezoeken teveel godsdienstoefeningen. Allemaal goed op zichzelf, maar wanneer ons gebed in de binnenkamer erdoor wordt beperkt, werkt het schadelijk. Mevrouw Row zei eens, dat wanneer de apostelen zouden preken tijdens haar stille tijd met God, zij de binnenkamer er niet voor zou verlaten. Het moet beter zijn om bij God te zijn dan bij Petrus of Paulus. Het gebed is het doel van de prediking; wee hem die het middel hoger acht dan het doel, en zijn gebeden plaats laat maken voor iets anders.
Ongetwijfeld kan het gebed ook verhinderd worden door te weinig om handen te hebben.Als u iets goed gedaan wilt hebben, dan moet u naar iemand gaan die het druk heeft, want die zal het voor u doen. Mensen die niets te doen hebben, maken meestal veel ophef. Van ‘s ochtends tot ‘s avonds verspillen ze andermans tijd; het zijn de mensen die bezoeken afleggen, interviews afnemen, pakkende artikelen schrijven over belangrijke mensen, meestal over zaken die in hun eigen hoofd zijn opgekomen. Het zijn de verspreiders van lasterpraatjes, die uit louter verveling eerbare mensen door het slijk halen. Omdat ze niets om handen hebben, gebruikt Satan hen om anderen te hinderen en te beledigen.
Wanneer zulke mensen al ooit bidden, dan weet ik zeker dat hun luiheid hen sterk zal verhinderen. De onderwijzer van een achterbuurtschool moet wel vragen om hulp om die onbesuisde knapen aan te kunnen; het meisje dat leiding geeft aan een bijbelclub ziet zich genoodzaakt om voor Jannie en voor Ellen te bidden, opdat ze bekeerd mogen worden; de predikant die zijn handen vol heeft met zijn dienstwerk en wiens ogen vermoeid raken van de wacht te houden, komt er achter dat hij het dicht bij God moet zoeken. Wanneer deze dienstknechten van Jezus minder hadden te doen, dan zouden ze minder bidden; maar heilige ijver leidt tot godsvrucht.
Ik zei dat we teveel kunnen doen, maar om de waarheid recht te doen moet ik eraan toevoegen dat veel christenen te weinig doen. God heeft hun genoeg rijkdom gegeven om zich uit de zaken te kunnen terugtrekken; ze hebben tijd over en moeten zelfs naar bezigheden zoeken. Maar de onwetenden hebben onderwijs nodig, de zieken moeten worden bezocht, de armen geholpen. Ligt hier geen taak in de dienst aan God voor allen die over zoveel vrije tijd beschikken? Zou hun gebed daardoor niet worden verlevendigd? Ik wou dat allen deze woorden konden nazeggen: ’’Bidden is mijn werk en lofprijzen mijn genoegen”, maar ik ben ervan overtuigd dat ze dat nooit kunnen voordat de ijver van Gods huis hen meer zal verteren.
Anderen verhinderen hun gebeden door gebrek aan orde. Zestaan wat te laat op, moeten zich de hele dag haasten en komen nooit klaar met hun werk, omdat het ene nog niet af is voordat het andere begint. Ze hebben geen vaste tijden om zich terug te trekken, geen gelegenheid voor de gemeenschap met God. Vervolgens gebeurt er iets en het bidden wordt vergeten – of, laat ik hopen, niet helemaal vergeten. Maar het gebed wordt zo afgeraffeld dat het weinig voorstelt en geen zegen aanbrengt.
Ik zou willen dat u eens een agenda bijhield van uw gebeden in de komende week; dan kunt u zien hoeveel, of liever hoe weinig tijd u met God doorbrengt in 24 uur. U zit lang aan tafel, maar hoe lang aan de genadetroon? U brengt veel tijd door met mensen, maar hoeveel met uw Schepper? U gaat een tijd om met uw vrienden, maar hoeveel minuten met uw hemelse Vriend? U gunt uzelf de nodige tijd voor recreatie, maar hoeveel tijd ruimt u in voor die oefeningen die werkelijk de ziel recreëren?
’’Alles op zijn plek” is een goede regel voor school en kantoor, maar ook voor het geestelijk leven. Andere taken moeten worden verricht, maar het gebed moet niet worden nagelaten, het moet zijn eigen plaats hebben en voldoende aandacht ontvangen. We moeten er zorg voor dragen dat ’’onze gebeden niet verhinderd worden”, zodat we ze niet nalaten of inkorten. De tijd dringt mij echter om van dit veelomvattende onderwerp af te stappen en verder te gaan.
2. In de tweede plaats moeten we ervoor waken dat we niet in het gebed verhinderd worden, wanneer we werkelijk bezig zijn met dat heilige werk. Ik zou hier dezelfde lijn kunnen volgen als onder het eerste punt. Sommigen zijn in hun gebeden gemakzuchtig en lauw – een grote verhindering; anderen hebben te veel of te weinig te doen, terwijl weer anderen lijden aan gejaagdheid door gebrek aan orde; maar ik hoef mijzelf niet te herhalen wanneer u mijn woorden zo indrinkt.
Laten we opmerken dat sommigen in het gebed worden verhinderd doordat ze een verkeerd moment en een verkeerde plaats kiezen. Het kan gebeuren dat u iemand aan de deur verwacht; begin dan niet te kloppen aan Gods deur. Er zijn tijden dat de post komt, dat er klanten komen, dat vertegenwoordigers uw aandacht vragen of mensen aan het werk gezet moeten worden. Het zou dwaas zijn om juist dan in de binnenkamer te gaan. Als u in dienst bent van anderen, dan moet u de uren van uw werkgever niet aan God geven. U dient de Heere meer door ijverig uw beroep uit te oefenen.
Soms vergt de huishouding of uw wettig beroep uw tijd. Die tijd is in zekere zin al van de Heere, gebruik die dus voor het bestemde doel. Bezoedel de ene plicht niet met het bloed van de andere. Besteed aan God en aan het gebed die tijd waarvan u verwacht alleen te kunnen zijn. Natuurlijk kunt u bidden tijdens uw werk, door uitroepen en stille verzuchtingen, en u behoort de gehele dag te verkeren in de geest van het smeekgebed. Maar ik heb het nu over speciale gebedstijden. En daarom zeg ik: kies een plaats en een tijd waar u niet wordt gestoord.
Een godvruchtige jongen die thuis geen plekje had om te bidden, ging naar de stal en klom naar de hooizolder. Maar weldra kwam er iemand de ladder opklimmen die hem stoorde in het gebed. De volgende keer trok hij de ladder achter zich op – een heel nuttige tip voor ons. Het zou een goede zaak zijn wanneer ook wij de ladder zó op konden trekken dat noch de duivel, noch de wereld in onze binnenkamer zou kunnen binnendringen. ’’Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.” Kies dus de meest geschikte tijd en plaats uit, opdat uw gebeden niet worden verhinderd.
Wereldse zorgen zijn vaak ernstige verhinderingen voor het gebed.
Een christen moet met meer zorg te werk gaan dan wie ook in deze wereld, maar tegelijkertijd onbezorgd zijn. Begrijpt u deze paradox? Hij moet er voor zorgen niet te zondigen, maar in al het overige moet hij zijn zorgen overgeven aan Hem. ’’Want Hij zorgt voor u. ” Wanneer we alles uit Gods hand ontvangen en alles in Zijn hand overgeven, leiden we een gelukkig leven, en het is heel bevorderlijk voor het gebed. Heeft uw Meester u niet verteld van de raven en van de lelies? Uw hemelse Vader voedt en kleedt ze, zal Hij u dan niet kleden? ’’Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid.”
Het geloof geeft vrede, en de vrede maakt de ziel gereed voor het gebed. Maar wanneer er zorgen komen, dan raakt de geest verward, en het hart onthoudt zich van pleiten. Een hart vol zorg is als een man die probeert te zwemmen met al zijn kleren aan: hij moet ze eerst uittrekken wil hij de kust bereiken. Menig zeeman heeft zijn kleren aan stukken gesneden, omdat hij begreep dat hij anders zou verdrinken. Ik wenste wel dat veel christenen zich los konden scheuren van hun overvloed aan wereldse bemoeienissen, want ze hebben zo veel zorgen dat ze het hoofd nauwelijks boven water kunnen houden. Hadden we maar meer genade en minder zorgen! Meer gebed en minder bezit! Meer voorbede en minder beschouwingen! Helaas wordt het gebed maar al te vaak verhinderd.
Werelds plezier,en dan met name die van een verdacht soort, is een van de grootste verhinderingen. Sommige belijders gaan zich te buiten aan allerlei soorten van vermaak die niet te rijmen zijn met het gebed. Ze lijken op vliegen die in de honing duiken, net zo lang tot de zoetigheid aan hun vleugels en poten blijft kleven en ze niet meer kunnen vliegen. Ik herinner me ooit eens een stukje te hebben gelezen met de titel ”Een gebed voor een christen wanneer hij thuiskomt van theaterbezoek”, of ”Een gebed voor een christelijke dame die van het bal terugkeert”.
Natuurlijk waren deze sarcastisch bedoeld, en het waren inderdaad kluchten. Hoe kan iemand terugkeren van een lichtzinnig en zondig gebeuren, en Jezus in het aangezicht zien? Hoe kan men de wereld in alles volgen en tegelijkertijd gemeenschap met God hebben? U kunt zich niet in de modder wentelen en vervolgens met schone kleding tot de genadetroon komen. Hoe kunt u met uw smeekbeden tot Gods troon naderen wanneer u net de naam van de Allerhoogste hebt onteerd? O christenen! Blijf uit de buurt van alles waarvan u denkt dat het niet goed of raadzaam is, want al wat niet uit het geloof is, dat is zonde en zal uw gebeden verhinderen.
Verder kunnen de gebeden evenzeer verhinderd worden door wereldse droefheid.Sommigen geven zich zo over aan hun verdriet dat ze zelfs niet kunnen bidden. De tranen van opstandig beklag blussen de gebeden uit, zodat een christen zijn beden niet naar behoren op kan zenden. Droefheid die het gebed verhindert, is pure rebellie tegen de wil van God. Onze Heere was ’’zeer bedroefd, tot de dood toe”, maar toen bad hij; nee, daarombad hij. Het is goed om bedroefd te zijn, want het is Gods bedoeling ook dat zijn straffen tot droefheid leiden in plaats van vreugde.
Maar de ware droefheid leidt ons tot het gebed, en niet er vandaan. Wanneer het verlies van een kind of het teloorgaan van ons bezit onze gebeden verhindert, denk ik dat we tot onszelf moeten zeggen: ”Nu moet ik eerst bidden, want het moet wel verkeerd voor mij zijn om zo opstandig te zijn tegen mijn Vader dat ik niets van Hem zou willen vragen.” U zou een kind wel erg nors vinden wanneer het niets meer aan u wilde vragen en pruilend in huis rondliep, gewoon omdat het z’n zin niet krijgt.
Toch is dat de handelwijze van menige bedroefde. We zouden sterk met hen willen meeleven, maar we mogen hun zelfbeklag niet goedpraten, want ”de droefheid van de wereld werkt de dood”, en past een kind van God niet. Met al uw verdriet, ja, gebukt onder alle smart, moet u het evenals uw Heere en Meester uitroepen: ’’Doch niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt”, en zo zult u in uw gebeden worden geholpen en niet gehinderd.
Er zijn gevallen waarin het gebed sterk wordt verhinderd door een slecht humeur.Ik weet niet waar dit van toepassing is, maar waar dat zo is, zal het wel begrepen worden. Je kunt niet kinderen of werknemers uit gewoonte afsnauwen, nijdig worden, ruziemaken of kibbelen en vervolgens krachtig bidden. Wanneer ik boosheid in mijn hart gevoel, kan ik niet voortdurend bidden, en ik denk dat u dat ook niet kan. Maak het in orde voordat u met God probeert te spreken, want het gebed van boze mensen vertoornt God. U kunt niet met de engel worstelen als u in de macht van de duivel bent.
Ik doe een beroep op uw geweten – oordeelt u zelf maar, toch? Dat was een goede raad van de Heere: ’’Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder” (Matt. 5:24). Als dat niet gebeurt, kan het offer niet aangenomen worden; evenmin begrijp ik hoe u het zou durven brengen. Ik heb eens gehoord van twee mannen die een sterk meningsverschil over een zaak hadden. Ik weet niet aan wie het lag – misschien aan geen van beiden. Misschien hadden ze elkaar verkeerd begrepen. Terwijl de een geërgerd naar huis liep, zag hij de zon ondergaan, en de tekst kwam in zijn gedachten: ”De zon ga niet onder over uw toornigheid”. Hij dacht: ik zal teruggaan en mijn verontschuldigingen aanbieden, want ik denk dat ik te scherp ben geweest. Hij liep terug naar het kantoor van zijn vriend, en halverwege kwam hij de ander tegen die met dezelfde bedoeling op weg was gegaan.
Gelukkige christenen zijn het die zo gedachtig zijn aan wat de Heilige Geest ons leert, en tevens zo op de Heere Jezus lijken! ”Het kan niet wezen dat er geen ergernissen komen”, maar gezegend zijn zij die vooraan staan om ze de wereld uit te helpen. Helaas is er een soort mensen die dat niet kunnen, maar die wrok blijven koesteren tot het bittere einde, zodat het hun hele karakter stempelt. Zij hoeven geen verhoring van hun gebed te verwachten zolang hun onbegraven vijandigheid hun ziel bevlekt. Streef ernaar, met inspanning van alle krachten, om niet te zondigen wanneer u onverhoopt boos zou worden.
Dat is mogelijk, want er staat geschreven: ’’Wordt toornig en zondigt niet.” Een man die nooit boos is kun je eigenlijk geen man noemen, en zeker geen goed man, want hij die niet kwaad is over de zonde, heeft de deugd niet lief. Toorn over onrecht is goed, maar de toom die zich tegen een persoon richt en ontaardt in kwaad toewensen is zondig, en blust dientengevolge het gebedsvuur uit. Wij kunnen niet om vergeving bidden, tenzij ook wij onze schuldenaren vergeven.
Het gebed kan op drie manieren zeer verhinderd worden: wanneer we de Vader onteren tot Wie wij bidden, of de Zoon door Wie wij bidden, of de Heilige Geest met Wiens hulp wij bidden.
Ik zei dat wij de Vader kunnen onteren. Dit kan gebeuren door onstandvastig te leven: als Gods kinderen niet gehoorzaam zijn aan de wil van de Vader, moeten ze zich niet verbazen wanneer ze moeilijk kunnen bidden. Er zit een brok in hun keel die hun smeekstem verstikt. U kunt uw hart niet voldoende uitstorten, tenzij u in de hemelse Vader gelooft. Wanneer u verkeerd denkt over God en Hem een koud hart toedraagt en geen eerbied hebt voor Zijn Naam; wanneer u niet gelooft in dat grote, bereidwillige hart dat wacht om u te zegenen, dan zal uw gebrek aan liefde, geloof en eerbied uw gebed verstikken.
O! Wanneer iemand één is met de grote Vader; wanneer het ”Abba, Vader” de ziel aandrijft; wanneer hij spreekt tot God als tot Een in Wie hij zijn onvoorwaardelijk vertrouwen stelt en aan Wiens wil hij zichzelf volledig overgeeft. Wiens heerlijkheid de vreugde van zijn ziel is – ja, dan heeft hij een voorsprong in het gebed en ontvangt hij wat hij van God begeert. Wanneer zijn ziel echter alzo niet met God is, dan gaan zijn gebeden pijnlijk mank.
En zo, broeders, wanneer wij niet in een goede verhouding staan tot Jezus,door Wie wij bidden; als wij ook maar enige eigen gerechtigheid bezitten; wanneer we ons in onszelf verblijden en onze Liefste vergeten; wanneer we denken het zonder de Zaligmaker te kunnen stellen; kortom, wanneer wij bidden als zelfvoldane Farizeeërs, dan zullen onze gebeden worden verhinderd. Als wij niet zijn zoals de Zaligmaker, Hem niet tot ons voorbeeld stellen en niets van Zijn liefhebbende geest bezitten, ja, wanneer wij Hem opnieuw kruisigen en te schande maken en ondankbaar zijn voor de zegeningen die we reeds van Hem ontvingen, dan zullen onze gebeden verhinderd worden. U kunt geen verdediging voeren aan het gerechtshof wanneer u ruzie met uw Advocaat hebt. Als uw gebed niet wordt overgenomen door de grote Middelaar die het gebed voor de Rechter draagt, dan kan uw hart deze heilige oefening niet volbrengen.
En zo is het ook met de Heilige Geest.Er is geen gebed dat God aanvaardt, of de Geest heeft het eerst in ons hart geschreven. Een waar gebed is niet zozeer óns pleiten, maar de Geest Gods die in ons pleit. Wanneer wij nu de Geest bedroeven, zal Hij ons niet helpen bidden. En wanneer wij om iets willen bidden dat niet in overeenstemming is met de heilige, genadige en liefdevolle natuur van de Geest, dan mogen wij niet verwachten dat Hij ons in staat stelt om te bidden op een wijze die indruist tegen de zin van God. Pas op dat u de Geest Gods op geen enkele wijze ergert, vooral door uw oren te sluiten voor Zijn vriendelijke waarschuwingen. Zijn lieflijke roepstemmen, Zijn ernstige smeekbeden, Zijn zachte vermaningen. Als u doof bent voor de goddelijke Trooster, dan zal Hij niet tot u spreken. Hij zal u niet helpen bidden als u zich in andere zaken niet aan Hem overgeeft.
Zodoende heb ik dan, beste vrienden, in het kort enkele zaken geschetst waardoor het gebed kan worden verhinderd. Geve God dat we door geen van deze overwonnen zullen worden, maar dat we verlost zullen worden van alles dat onze beden zou kunnen ontsieren!
3. Ik wil nu uw ingespannen aandacht vragen voor het belangrijkste van alles, en ik zal proberen kort te zijn. De verhoring van ons gebed kan verhinderd worden.We kunnen bidden zonder dat ons gebed wordt verhoord. Laat ik eerst deze opmerking maken. De Heere verhoort ieder gebed van hem of haar die om genade smeekt door de tussenkomst van de Heere Jezus. Het gebroken en verslagen hart zal Hij nooit verachten, Hij is een God die gereed staat om allen die de verzoening zoeken, te verhoren. Maar voor andere zaken geldt dat God de zondaar niet hoort – tenminste.
Hij vervult hun wensen niet zolang zij zondaar blijven. Dat zou hen slechts aanmoedigen om in de zonden voort te gaan. Wanneer zij berouw hebben en om genade smeken door Jezus Christus, zal Hij hun gebed verhoren en hen redden; maar wanneer zij niet eerst met Hem verzoend worden, zijn hun gebeden als de wind. Wij geven wel onze kinderen wat ze vragen, maar luisteren niet naar vreemden; we luisteren naar vrienden, niet naar vijanden. De gouden sleutel die op de hemelse schatkist past, hoort niet aan de gordel van een opstandeling te hangen.
Maar er is nog meer van te zeggen. God verhoort niet al Zijn kinderen op dezelfde wijze, of altijd op dezelfde wijze. Niet iedere gelovige is machtig in het gebed. Lees psalm 99 eens; als ik het me goed herinner, dan zult u daar de volgende woorden vinden: ’’Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers van Zijn Naam; zij riepen tot de HEERE, en Hij verhoorde hen; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.” Ja, Hij verhoorde hen,want zij hielden Zijn getuigenissen. Als Gods kinderen ervaren dat hun gebeden niet verhoord worden, dan moeten zij een onderzoek instellen.
Ze zullen er dan spoedig achterkomen waarom hun gebeden verhinderd worden. In de eerste plaats moet de gelovige een heilig leven leiden, willen zijn gebeden door God verhoord worden. Luister maar: ”Een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel.” Let daar eens op: van een rechtvaardige.Luister naar onze Zaligmaker (Johannes 15:7): ’’Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.” Er staat:indien.Als u de wil van Christus niet doet, zal Hij ook uw wil niet doen. Dat heeft niets te maken met de wet, maar het is de evangelie-regel van het huis van Christus, dat gehoorzaamheid beloond wordt met kracht in het gebed.
Het is zo als u met uw kinderen doet. U hebt gezag over hen. U zet ze niet buiten de deur wanneer ze iets verkeerd doen, of geeft ze in handen van de politie. Maar u hebt uw eigen manier om een koppig kind te straffen en het gehoorzame kind te belonen. U staat niet te springen om die dwarse jongen tegemoet te komen in zijn eisen, nee, u weigert toe te geven. Maar dat lieve, zachtaardige kind hoeft maar te vragen en ze krijgt het. Dat is de goede discipline, en zo werkt ook God onder ons. Hij stoot Zijn kinderen om hun zonden niet van Zich af, maar Hij kastijdt hen in liefde en een van Zijn kastijdingen bestaat uit het uitsluiten van hun gebeden.
Wanneer we het gebed vergelijken met het boogschieten, dan zouden we kunnen zeggen dat we schone handen moeten hebben om te schieten, want deze boog kan niet gespannen worden door handen die bevlekt zijn met onbeleden zonden. Wanneer een zondaar om genade smeekt in Jezus’ naam, zal hij verhoord worden. Maar voor algemene zegeningen geldt wat er geschreven staat: ”De begeerte der rechtvaardigen zal God geven.” Maar niet de begeerte der bozen!
Was u eerst in de fontein van verzoenende genade, en laat uw hart gereinigd worden door de Heilige Geest, anders zult u niet voorspoedig zijn in het gebed. Wanneer men mij zou vertellen dat iemand een bijzondere gebedsverhoring had ontvangen, en mij vervolgens zou meedelen dat de man in grote zonden leefde, dan zou ik het niet geloven. Het is voor God onmogelijk een schuldige belijder te begunstigen door hem voorspoedig te doen zijn in het gebed. De blinde die door Jezus was genezen had het bij het rechte eind toen hij zei: ”…Zo iemand godvruchtig is en Zijn wil doet, die hoort Hij.”
Behalve gehoorzaamheid moet er ook geloofzijn. ”Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.” ’’Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van de wind gedreven en opgeworpen en nedergeworpen wordt. Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van de Heere.” Het geloof verkrijgt de beloften, maar het ongeloof ontvangt niets. De Heere kan een zegen geven aan een twijfelaar, maar dat is méér dan de belofte, en hij heeft geen recht om het te verwachten.
Het gebed dat bij God het meest bereikt, is het gebed van hem die gelooft dat God hem hoort, en die daarom in vertrouwen vraagt. Kortom, het geloof is de boog van het gebed. U moet de boog hanteren, anders kunt u niet schieten. Hoe sterker de boog, hoe verder de pijl weggeschoten kan worden en hoe meer uitwerking deze heeft. Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen in het gebed of in iets anders; het is de ruggengraat, de zenuw en de spier van het gebed.
In de derde plaats moet er een heilig verlangenzijn, want anders wordt het gebed een mislukking. En dit verlangen dient te zijn gegrond op een belofte. Als u niet ziet dat God een zegen heeft beloofd, dan hebt u niet het recht er om te vragen, en geen reden om iets te verwachten. Het heeft geen zin om geld te gaan innen bij de bank zonder cheque: ze zullen aan de balie niet weten wie u bent. Ze weten wel van de belofte om te betalen, en alleen wanneer u die toont zult u het bedrag uitgekeerd krijgen. U moet met Gods eigen beloften naar de genadetroon gaan, de toonbank van de goddelijke schatkist, en slechts dan zult u krijgen wat u nodig hebt.
Zo zien we dat het geloof de boog is, en een sterk verlangen legt op de pees de pijl die naar boven wordt geschoten. Geen enkele pijl kan naar de hemel worden geschoten dan de pijl die eerst uit de hemel is neergedaald. Een christen neemt de pijl uit Gods pijlkoker, en wanneer hij hem afschiet doet hij dat met deze woorden op de lippen: ”Doe zoals u hebt gezegd. Gedenk het woord tot uw knecht gesproken waarop gij mij hebt doen hopen.” En zo kunnen we het verhoorde gebed omschrijven als de wens van een heilig hart, bekrachtigd door de belofte. Ware gebeden lijken op postduiven, die zo goed de weg weten. Ze moeten wel in de hemel aankomen, want daar zijn ze ook vandaan gekomen. Ze gaan slechts naar huis.
Om verhoring te ontvangen, dient er verder vuur en aandrang in het gebedte zijn. Er is geschreven: ”Een krachtiggebed van een rechtvaardige vermag veel.” Niet het eentonige gebed van zomaar een belijder, niet het gebed van iemand die het niet interesseert of hij wel of niet wordt verhoord. Er moet sprake zijn van geestdrift, een intens verlangen, een uitstorten van het hart voor God. De pijl moet op de pees gelegd worden, en de boog moet uit alle macht gespannen worden.
De beste boog heeft geen nut zolang ze niet wordt gespannen, en wanneer u de boog van het geloof spant en de pijl richt op het hemelse doelwit, dan zult u ontvangen wat u wilt. Maar u moet vastbesloten zijn om het te verkrijgen, met slechts deze beperking: ’’Gods wil geschiede”; en uw gebed zal verhoord worden.
Verder moet er sprake zijn van een verlangen naar Gods heerlijkheid,want dat is het doelwit. Als we onze pijlen daar niet op richten, zullen we geen doel treffen. Wij moeten met ernst verlangen wat wij vragen, omdat we geloven dat het tot Gods eer is wanneer Hij het ons geeft. Wanneer wij volkomen met God leven, zullen onze gebeden hand in hand met Zijn bedoelingen gaan, en geen zal ter aarde vallen. ’’Verlustig u in de Heere, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.”
We moeten ook een heilige verwachtingkoesteren, anders verhinderen wij het gebed. De man die de pijl afschiet moet ook kijken waar deze terechtkomt. Wij moeten onze gebeden tot God richten, en omhoog zien. In alles ziende op de Heere Jezus moeten wij verhoring verwachten door de verdiensten van de Verlosser. ’’Indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, zo weten wij, dat wij de beden verkrijgen, die wij van Hem gebeden hebben.”
Een aanmatigende toon in het gebed is het schieten met de boog van zelfvertrouwen. Dit is niet tot Gods eer, maar om de beloning zelf. Daarom zal dit gebed niet gelukken. Sommigen hebben het idee dat ze alles ontvangen wat ze van God vragen. Ik zou hen echter eerst willen vragen: ”Wie bent u?”, en vervolgens ”Wat gaat u vragen?” en in de derde plaats ”Op welke grond kunt u het verwachten?”. Deze vragen dienen eerst duidelijk beantwoord te worden, anders zou het gebed een belediging van God kunnen zijn. Ik zou willen dat sommige christenen, wanneer zij om tijdelijke zaken bidden, wat voorzichtiger te werk gingen. Wanneer ze in de problemen komen door hun eigen buitensporigheid, verwachten ze dan dat God hen daaruit helpt?
Ik herinner me een opmerking van de heer Muller uit Bristol. Tijdens een godsdienstige bijeenkomst las hij een brief voor van een broeder die hem bedankte voor een gift van vijftig gulden. Het kwam als geroepen, want hij had een huurachterstand van een half jaar. De heer Muller merkte daarbij op: ”Ja, onze broeder moet erg dankbaar zijn; maar ik denk dat ik hem een brief schrijf om erop te wijzen dat hij geen huurschuld hoort te hebben zonder die te kunnen betalen. En het is onverstandig en onrechtvaardig van hem om geen geld opzij te leggen voor dit doel.
Toen ik een huis huurde zei ik: ‘Dit huis is van een ander, ik zal de huur moeten betalen’, en daarom legde ik iedere week het daarvoor bestemde bedrag opzij. Ik besteedde het geld niet aan andere zaken, om aan het einde van het seizoen te verwachten dat de hemelse Vader wel voor meer zou zorgen.” Dat was taal die getuigde van een goede moraal en van gezond verstand, en als ik u was zou ik deze raad o vernemen. Bidt zoveel u wilt, maar ”zijt niemand iets schuldig”. U moet bidden om het dagelijks brood, maar bidt niet voor allerlei zaken die een groot risico inhouden of u rijk moeten maken. Wanneer u gaat speculeren of gokken, dan kunt u maar het beste stoppen met bidden. Eerlijke zaken, daar mag u voor bidden, maar val de Heere niet lastig met uw geldzaken.
Een jongeman is zijn baan kwijtgeraakt doordat hij geld heeft verduisterd, en men vraagt mij om te bidden om een andere baan voor hem. In plaats daarvan stel ik voor dat hij zelf bidt om eerlijk gemaakt te worden. Iemand anders zit tot over de oren in de schuld en wil dat ik om hulp bid. Maar ik stel voor dat hij zijn schuldeisers rente betaalt zolang er nog wat is. Ik zal God niet vragen om iets dat ik niet aan mensen zou vragen. Als wij naderen voor de genadetroon, betreden we heilige grond; we moeten dat niet om kleinigheden doen of het dienstbaar maken aan onze zonden.
”Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zou.” Wanneer wij tegen de Heere ingaan, zal Hij tegen ons in gaan. Tegen iedere christen die in nood verkeert zeg ik: bewandel de rechte weg, handel op de rechte wijze. Wanneer u daardoor in moeite geraakt, draag het als een man, ga daarna tot God en zeg: ’’Heere, door uw genade heb ik de rechte, eerlijke weg bewandeld; help mij nu”, en Hij zal u helpen.
God geve ons de genade om als christenen te wandelen met God in de kracht van Zijn Geest, slechts leunend op Jezus. Moge Hij ons machtig maken in het gebed. Een man die van God geleerd heeft om krachtig te bidden, is één met Gods Geest; hij is Gods hand onder de kinderen der mensen. Wanneer hij iets doet, doet God dat door hem. Hij moet echter waakzaam en voorzichtig zijn, want de Heere is een jaloers God, vooral waar Zijn liefde het grootst is. God geve u, broeders, nederig te wandelen met God en nabij Hem te leven, ’’opdat uw gebeden niet verhinderd worden”.
Amen.
Uitgesproken op zondagmorgen 13 september 1874 in de Metropolitan Tabernacle, Newington