Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden. Weerstaat hem, vast zijnde in het geloof wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is. volbracht wordt. 1 Petrus 5:8-9
Satan, die in de Bijbel verschillende namen heeft, die allemaal zijn slechte eigenschappen aanduiden, was eens een engel van God, mogelijk één van de belangrijksten. Zonde, allesvernietigende zonde, die van de prachtige hof van Eden een akelige begraafplaats heeft gemaakt, vond weldra bewoners voor de hel in de hemel en trok één van de helderste Morgensterren uit zijn baan en doofde deze tot de zwartste nacht.
Vanaf dat ogenblik heeft deze boze geest voortdurende kwaadgezindheid gezworen tegenover de God van de hemel. Hij heeft de brutaliteit gehad om de Schepper openlijk aan te vallen in al Zijn werken. Hij bevlekte de schepping. Hij trok de mens van de troon der heerlijkheid af en rolde hem in de modder van gebrek. Met het slangenspoor verwoestte hij al de schoonheid van Eden en liet er een wildernis van over, die doornen en distelen voortbrengt, een land dat bewerkt moet worden in het zweet des aanschijns. Daarmee niet tevreden, heeft satan onophoudelijk geprobeerd om behalve de eerste schepping ook de tweede te verwoesten. De mens, eens gemaakt naar het beeld van God, heeft hij al snel geruïneerd en nu gebruikt hij alles wat hij heeft, al zijn slimheid, al zijn macht en al het gif van zijn boosaardigheid om de wedergeboren mens ten val ic brengen. Met onophoudelijke inspanning en onvermoeibaar geduld probeert hij ook de mens die gemaakt is naar het beeld van Christus Jezus te vermorzelen. Er is geen gelovige in Christus, geen volgeling van de Waarheid, die niet op de een of andere tijd aangevallen zal worden door deze smerige vijand en de legioenen in zijn dienst.
Zie hier dus uw vijand. Ja, alhoewel u zijn gezicht niet kunt zien of zijn vorm kan ontdekken, realiseer u dat dit de vijand is die u tegenwerkt. Het is geen mythe, noch een droom, noch een bijgelovige voorstelling. Hij is een werkelijk wezen net als wij. Hoewel een geest, heeft hij net zoveel werkelijke macht over harten als wij hebben over de harten van anderen, nee, in vele opzichten veel meer. Dit is – ik herhaal het – geen visioen van de nacht, geen voorstelling van een zieke geest. Deze slechtaard is vandaag net zo reëel als toen Christus hem ontmoette in de woestijn waar Hij verzocht werd.
Gelovigen moeten met Apollyon vechten in de Vallei van Verootmoediging. Wee de professoren in de theologie, die verslagen worden door deze dodelijke tegenstander, zij zullen ontdekken dat hij een vreselijke werkelijkheid is in de toekomende wereld. Tegen deze prins van de duisternis uiten wij vandaag opnieuw deze waarschuwing van de apostel: “weerstaat hem, vaststaande in het geloof.”
Ik zal over vier zaken spreken.
1. Ten eerste SATANS ONOPHOUDELIJKE ACTIVITEIT, “hij gaat om als een
briesende leeuw, zoekende, wien hij zou mogen verslinden.”
2. Ten tweede willen wij even stilstaan bij ZIJN VRESELIJK. BRIESEN, ten derde bij ZIJN UITEINDELIJKE DOEL, NAMELIJK GODS KINDEREN TE VERSLINDEN
3. En dan ten laatste laten wij deze waarschuwing van Petrus ter harte nemen en
wil ik laten zien HOE SATAN OVERWONNEN MOET WORDEN.
Ten eerste dan, SATANS VOORTDURENDE ACTIVITEIT.
God alleen is alomtegenwoordig, dus satan kan slechts op een plek tegelijk wezen. Toch, wanneer u overdenkt hoeveel kwaad hij aanricht, zult u toegeven dat hij een ongelofelijke activiteit aan de dag legt. Hij is overal aanwezig. Hij verleidt ons hier en zijn verleidingen zien we ook in andere landen. Hij haast zich over de zee of spoedt zich over land. Wij weten niet hoe hij zich voortbeweegt, maar wij kunnen van zijn constante aanwezigheid op alle plaatsen afleiden, dat hij met onwaarneembare snelheid moet kunnen reizen. Hij heeft ook nog een leger van gevallen geesten, die niet hem gevallen zijn. Deze grote draak trok met zijn staart het derde deel van de sterren van de hemel en zij staan klaar om zijn wil uit te voeren en om zijn bevelen te gehoorzamen, misschien niet met dezelfde macht die hun leider heeft, maar dan toch met iets van zijn geest, zijn kwaadaardigheid en zijn sluwheid. Denkt u eens in hoe actief hij wel moet wezen! Wij weten dat hij op ieder plekje op aarde wordt gevonden! Ga het meest gewijde kerkgebouw binnen en u zult hem daar vinden. Ga naar de beurs of andere plaatsen waar mensen samenkomen en u zult de tekenen van rijn aanwezigheid zien. Ontspan uzelf in de rust van de familiekring en u zult uit de ruzies en jaloezieën afleiden, dat satan ook hier handenvol kwaad zaad gestrooid heeft. Zelfs in de diepe stilte van de rok van de kluizenaar zult u de afdruk van zijn gekloven hoef vinden.
Als u van Engeland naar Amerika vaart, dan vindt u hem daar snijden. Als u terugkomt en dan naar het machtige rijk van Rusland reist, dan vindt u hem daar in het hart van de tiran en mogelijk zelfs ook in de harten van degenen die onderdrukt worden. U zult hem vinden in de primitieve landen waar nog geen zendeling ooit is geweest. Toch zult u daar zien dat satan er binnengedrongen is en de ongeletterde barbaren onderwezen heeft. Daar waar de Naam van Jezus nog onbekend is, daar heeft satan toch groot bezit. Hij is de prins van de machten van de lucht. Waar ademgehaald wordt, daar wordt het giftige gas van verzoeking opgesnoven. Zij die wonen in de woestijn, buigen voor hem, de koningen van Seba en van Scheba bieden hem geschenken aan, ja en de inwoners van de eilanden erkennen hem al te vaak als hun koning. Weet dus dat hij overal gevonden wordt, dus u bent hem al vaak in uw zaken tegengekomen. U hebt geprobeerd om God te dienen in uw dagelijks werk, maar sterke verzoekingen, slechte ideeën zijn u daar gevolgd. U bent thuis gekomen van uw zaak, haast verbroken onder uw uitglijders. U bent in uw gezin gekomen en hebt geprobeerd om uw Meester groot te maken in de sociale kring, maar op het juiste ogenblik, werd u door satan op de hielen gezeten en heeft hij u overmand door u te laten zondigen. U vond hem dus thuis ook.
U zei: “Ik ga naar bed,” maar in uw draaien midden in de nacht vond u hem daar weer. U stond op en zei: “Ik ga in mijn binnenkamer en sluit mijn deur,” maar wie van ons heeft de lelijke vijand hier niet ook al in eenzame strijd ontmoet? Wanneer wij God een zegen willen afsmeken, moeten wij vaak vechten tegen de vijand van de hel. Kijk, christen, naar elk van uw plichten en ziet u er niet de tekenen van de zonde in en in sommige, zelfs de aanwezigheid van satan? Satan is niet in alle zonde; wij zondigen zelf ook. Wij moeten niet te veel op satan afschuiven. Zonde groeit in ons hart zonder dat er gezaaid wordt net als doornen en distels in de vruchtbare akkers groeien, maar toch zijn er tijden dat satan zelf aanwezig geweest moet zijn en u moet dit hebben geweten en gevoeld.
Op sommige van de oude stenen van Egypte en Babel is de afdruk van een hondenpoot gevonden. Toen de steen gemaakt werd en te drogen lag, is er een hond overheen gelopen en heeft de afdruk van zijn poot er op achtergelaten en nu, duizenden jaren later wanneer wij de muur afbreken vinden wij nog steeds de pootafdruk. Zo gaat het vaak met ons. Terwijl onze taken van zodanige aard waren dat zij nog beïnvloedbaar waren, voordat zij door de zon gedroogd konden zijn en klaar voor gebruik, is die hellehond erover heen gegaan en heeft zijn stempel zelfs op onze beste daden achtergelaten.
Als wij jaren later terugkijken, dan zien wij wat wij destijds niet zagen, dat hij werkelijk het beste werk van onze zeer gewillige handen bevlekt en beschadigd heeft. Ach, als ik denk hoe satan ons volgt op alle plaatsen en in alle plichten, dan wil ik soms haast hetzelfde zeggen als David toen hij sprak over de alomtegenwoordigheid van God: “Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee; Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. Maar, geloofd zij God, als ik opklim naar de hemel dan is de duivel daar niet. Daar kan ik hem ontsnappen. Buiten het bereik van de briesende leeuw zal mijn geest rust vinden in God.
Wij moeten er ook op letten hoe klaar satan ervoor is om zijn venijn tegen ons te spuwen in alle soorten harten. Wanneer wij terneergeslagen zijn, mogelijk door lichamelijke ziekte en onze stemming gezakt is en wij voelen ons klaar om weg te zinken, dan staat die oude lafaard satan klaar om ons aan te vallen. Ik heb vaak gemerkt dat hij ons eerder aanvalt wanneer wij terneergeslagen en zwak zijn dan op enig ander moment. O, hoe werden wij verleid terwijl wij ziek waren!
Wij hebben gezegd: “Ach, als dit was gebeurd toen ik gezond was, dan zou ik die verleiding meteen niet mijn schild afgeweerd hebben. Ik zou er zelfs om gelachen hebben.” Maar satan trekt er voordeel uit dat wij verdrietig en zwak zijn zodat hij zijn vurige pijlen effectiever kan richten. Aan de andere kant weet satan zijn vallen ook te zetten wanneer wij vrolijk en uitbundig zijn zoals David toen hij voor de ark danste. Dan verleidt hij ons om overmoedig te zeggen: “Ik zeide in mijn voorspoed: ik zal niet wankelen in eeuwigheid.” Of in tijden van aardse zekerheid: “Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren: neem rust eet, drink, wees vrolijk:” Of in eigengerechtigheid: “Als ze zat zijn geworden, heeft hun hart zich verheven; daarom hebben zij Mij vergeten.”
Hij zal zelfs proberen onze vreugdes te vergallen door kwade voorgevoelens. “Ach” zegt hij, “dit is te goed om zo te blijven, u zult spoedig neergeworpen worden en alle mooie pluimen van u zullen nog vertrapt worden als de modder in de straten.” Hij weet elke bui van ons goed te gebruiken voor zijn verslindende doeleinden. Hij zal u volgen, christen, wanneer uw ziel haast wanhoopt dan zal hij u in het oor fluisteren: “God heeft u verlaten en u overgegeven aan de wil van uw oren.” En hij zal u volgen wanneer uw geest opklimt als engelenvleugels, wanneer u de heldere weg gaat van het Avondmaal. Hij zal uw voetstappen volgen zelf op Tabor’s top. Op de tinnen van de tempel zal hij u verzoeken en zeggen: “Werp uzelf neder” en op de berghoogten zal hij u aanvallen door te zeggen: “Buig u neder en aanbid mij.”
En ach, wees erop bedacht hoe goed hij weet om alle gebeurtenissen van de Voorzienigheid in ons nadeel te gebruiken. Hier komt Ezau, hongerig van de jacht, daar staat een pan linzen klaar, zodat hij verleid zal worden om zijn eerstgeboorterecht te verkopen. Hier is Noach, blij om verlost te zijn van zijn lange verblijf in de ark, hij is vrolijk en daar staat de wijnbeker voor hem klaar zodat hij drinken kan.
Hier is Petrus, zijn geloof is klein, maar zijn inbeelding is groot, daar staat een dienstmeisje klaar om te zeggen: “Gij waart ook met Jezus van Nazareth.”
Daar is Judas en daar liggen dertig zilverlingen in de hand van de priester om hem mee om te kopen, ach en daar is het touw naderhand om zichzelf aan op te hangen. Geen gebrek aan middelen.
Als er een Jona is, die naar Tarsis wil gaan in plaats van naar Ninevé, dan ligt daar een schip klaar om hem mee te nemen. Het lijkt erop of satan Gods voorzienigheid heeft nagemaakt. Hij weet in ieder geval op welke manier hij Gods voorzienigheid kan gebruiken voor zijn eigen doeleinden.
Een van de grootste genades die God ons geeft, is dat Hij niet toelaat dat onze neigingen en mogelijkheden samenvallen. Hebt u nooit bemerkt dat toen u een zonde wilde doen, er toen geen mogelijkheid toe was en toen de mogelijkheid zich voordeed, u er toen geen neiging meer toe had? Satans voornaamste doel is het om de slechte zin van gelovigen te doen samenvallen met zijn verzoekingen. Om de zielen van de gelovigen in een dorre, verdroogde staat te brengen en er dan een brandende lucifer bij te houden en hen te laten branden. Hij is slim en sluw en heeft vele eeuwen ervaring, zodat de mens, die maar van gisteren is, nauwelijks partij voor hem is. Trok hij de wijze Salomo niet naar beneden, die toch wijzer was dan alle andere mensen? Legde hij de koninklijke prediker niet als een hopeloos slachtoffer aan zijn voeten? Wierp hij de sterke Simson niet neer, die duizend Filistijnen kon verslaan, maar die het gestoei van Delila niet kon weerstaan? Haalde hij niet zelfs de man naar Gods eigen hart onderuit door een aller-verdrietigste zonde?
Laten wij ons met pijn bedenken dat wij haast nooit iemand met een perfect en een oprecht hart ontmoet hebben, tegen wie satan zijn gemelijkheid niet heeft gespuid en van wie satan het niet tot op zekere hoogte gewonnen heeft. Wel, zo heb ik dus gesproken over satans vreselijke activiteit, van het feit dat hij ons overal heen volgt en van het feit dat hij altijd hij ons blijft, waar wij ook heengaan. Ik weet zeker dat geen christenhart dit alles onbelangrijk acht.
Natuurlijk zijn er sceptische mensen. Er zijn er die niet willen geloven in het bestaan van deze boze geest. Ik heb gemerkt dat wanneer iemand geen duivel heeft, hij ook geen God heeft. Vaak is het zo dat wanneer iemand niet gelooft dat er een duivel is, dit zo is omdat hij nooit de aanvallen van satan ervaren heeft en deze mogelijk nooit zal ervaren. Hij zal dat ook nooit, want de duivel neemt niet de moeite om aandacht te schenken aan hen van wie hij zeker is. “Nee,” zegt hij, “laat zij hun gang maar gaan, ik hoef hen niet te verzoeken.”
Wanneer iemand echter ooit satan ontmoet heeft, zoals John Bunyan de ontmoeting van christen met Apollyon beschrijft in het Dal van Verootmoediging, dan twijfelt hij niet aan het bestaan van een duivel. Iemand die oog in oog met die aartsverleider heeft gestaan in een zware strijd, twijfelt niet aan zijn bestaan. Een soldaat die gewond en gehavend op de grond ligt, bloedend en zwak twijfelt er ook niet aan dat er een vijand is geweest, die hem die wonden toegebracht heeft.
Ervaring zal tenslotte voor een mens het beste bewijs hiervan zijn en wij kunnen niet verwachten dat zij, die nooit de vreugden van de Heilige Geest hebben gekend, veel zullen weten over de aanvallen van de Boze Geest, noch dat zij die twijfelen of er een God is, ooit gekweld zullen worden door de duivel. “O,” zegt satan, “laat hen met rust, zij zullen zelf in de kuil vallen, het is niet nodig dat ik achter hen aanga.”
Ik meen dat ik u de illustratie van ds. Beecher al eens verteld heb. Een Afrikaan ging met zijn meester mee om wilde eenden te vangen. Een van de eenden raakte een beetje verwond. De meester deed de grootste moeite om die eend te vangen, maar boen hij zag dat hij dood was neergevallen, deed hij geen moeite meer, want hij kon de eend op elk moment oppakken. En zo is het met dode zielen, de duivel kan hen elk moment oppakken. Het zijn zij die gewond zijn, maar nog leven, die hij bang is te verliezen. Zulken zal hij zeker achtervolgen, hij zal altijd blijven proberen om hen in zijn greep te krijgen.
2. En nu gaan wij ten tweede naar SATANS BRIESEN.
Satan heeft vele manieren om kwaad te doen. Hier in de tekst wordt hij vergeleken met een briesende leeuw. In sommige Bijbelgedeelten wordt hij, zoals u weet, vergeleken met een vogelvanger. Een vogelvanger maakt geen geluid. Hij zou alles bederven wanneer hij de vogels zou laten schrikken. Zo stil mogelijk zet hij zijn vangnet en met zoete tonen probeert hij zijn slachtoffers te verrukken totdat ze in zijn net zitten. Dat is heel iets anders dan het brullen van de leeuw in deze tekst. In een andere passage wordt er gezegd dat hij zich voor kan doen als een engel des lichts. Zo leert hij mensen gemakkelijk een valse leer en doet het al die tijd lijken alsof hij een heilige ijver voor de waarheid heeft en een oprechte liefde voor wat goed en teer is.
Wij zien daar voldoende voorbeelden van in deze tijd, waarin de duivel ons goede normen en waarden voorhoudt. Soms pakken wij een krant op, waarin de schrijvers alle ware godsdienst net zo haten als de duivel goedheid haat en dan lezen wij een stichtelijk artikel over de onkiese handel van de één of andere eerlijke predikant of een erg vrome klaagzang over de veronderstelde dwaasheden van een eerlijke dominee. Laat de duivel christenen nooit meer beschuldigen van huichelarij of schijnheiligheid, laat hem zijn antwoord vinden in zijn eigen lieve bondgenoten, die kunnen pleiten voor de heiligheid van plaatsen die zij verafschuwen en voor een ernst die zij haten.
Van alle duivelsheid is de ergste de schijnheiligheid die de zonde liefheeft en die er toch tegen pleit met het doel ze juist te bevorderen. In deze tekst echter, is satan geen engel des lichts, maar een briesende leeuw.
Ik meen dat het Rutherford was, die zei dat hij de duivel het liefst in deze vorm zag. Ik herinner me dat hij in één van zijn brieven God dankt dat hij hem een brullende duivel gaf om mee te vechten. Wat is nu juist de specifieke verleiding die bedoeld is onder het metafoor van een briesende leeuw? We herhalen, het is niet de slepende gang van een sluipende leeuw die zijn prooi besluipt en alleen zal brullen wanneer hij toespringt, maar een leeuw die brult en die het hele bos laat schrikken en die de bergen, die de prairie omzomen, doet schudden.
Dit briesen van satan komt op drie manieren openbaar. Petrus verwijst mogelijk hierom naar het briesen van achtervolging. Hoe brulde satan met vervolgingen in Petrus’ dagen. Hij brulde en brulde en brulde nog eens, totdat alleen heel dappere harten zich nog strijdbaar voor Christus durfden te tonen. Daar waren de ondergrondse gevangenissen vol kikkers en slangen en padden, waar nooit een beetje verse lucht de smerige stank en ziekmakende geuren kon verjagen. Daar waren de martelwerktuigen, daar was het zwaard voor onthoofding en de brandstapel voor verbranding, daar was het slepen achter de wilde paarden. Toen kon men helemaal met pek besmeerd worden en dan levend aangestoken worden om te branden in Nero’s tuin. De martelingen uit die dagen behoeven niet beschreven te worden, de platen ervan zijn genoeg om iemands ogen bloed te laten huilen wanneer men ernaar kijkt. Daar was niets voor de christen dan om uitgebannen en gevangen genomen te worden en dit waren de lichtste straffen. “Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde:” Dit was het briesen van de leeuw in de dagen van Petrus. Sindsdien heeft hij gebruld vanuit zijn hol in Rome.
Laat Smithfield van het brullen van deze leeuw getuigen! Laten onze kerkhoven en dodenakkers die nog steeds de herinnering dragen van onze duizenden martelaren getuigen hoe de leeuw gebruld heeft! En laat onze kerk, die vervolgd is geweest door beide protestanten en Roomsen, opgejaagd door goed en kwaad, laat de duizenden die verdronken zijn in de Hollandse en Duitse rivieren, alleen maar omdat zij Gods heilige inzettingen wilden houden en hier niet tegen wilden zondigen zoals de Paus of priester wilden, laten zij allen spreken en vertellen hoe satan heeft gebruld in vroeger tijden! Nu brult hij niet half zo hard als toen! Wel, hij kan ons niets doen! Zijn brullen van tegenwoordig is als het geblaas van een boze kat. Alles wat hij kan is zijn wrede spot gebruiken, in een kwaadaardige roddel, een sneer, een karikatuur of een grap. Wat is dat nu helemaal? O, als wij dat niet kunnen verdragen, wat zouden wij hebben gedaan toen de leeuw nog brulde in echte leeuwenstijl? Wel, wel, hij kan nog wel erger grommen voordat wij eens zullen Lurven, want wij weten niet wat er nog zal gebeuren. Maar laat hem brullen, wij weten, Goddank, dat Hij die voor ons is, meer is dan allen die tegen ons zijn.
Maar er is nog een ander soort van furieuze aanval, het brullen van sterke en kwaadaardige verleidingen. Sommigen van ons hebben dit ervaren. Weet u wat het is, christen – ik hoop van niet – weet u wat het is om soms vastgegrepen te zijn door de een of andere angstige verleiding die u verafschuwt, haat en niet wilt en toch zit u in de greep van een arm zo vreselijk in kracht dat het u dwars tegen uw wil meesleept? U kijkt naar de zonde, kijkt het recht in het gezicht; u voelt dat u dit grote kwaad niet kunt doen, deze zonde tegen God en toch trekt de impuls u sterk, machtig, geheimzinnig en onweerstaanbaar mee totdat u komt aan de rand van de afgrond en neerziet in de gapende kloof, die u dreigt op te slokken en op het laatste moment, als op een haar na, wordt u verlost en uw voet glijdt niet uit en u valt niet in de hand van de duivel.
Toch hebt u reden gehad om te zeggen: “Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten.’ Weet u wat het is als deze verleiding terugkomt en nog eens en nog eens totdat u er wanhopig van wordt? U voelde dat u nog liever zou sterven dan zo voortdurend aangevallen te Worden, want u vreesde dat u op een kwaad ogenblik uw God zou verlaten en u naar het verderf wenden.
U bent geweest als de goede meneer Standvastig in Bunyan’s Pelgrimsreis, toen hij verleid werd, hij viel uiteindelijk op zijn knieën en begon God te smeken om hem te verlossen en hij werd uiteindelijk verlost door Hem, die de zwakken te hulp komt. Kent u dit? Dit is een manier waarop satan briest naar u, waarmee hij zijn verzoeking naar u werpt als de marteling waaraan hij sommige van de vroegere martelaren onderwierp. Zij werden neergelegd en men goot vuil water in hun keel in zulke grote hoeveelheden dat zij uiteindelijk stierven. Hoewel zij de smerige vloeistof verafschuwden, toch bleven hun vijanden het maar in hun keel gieten.
Zo doet satan met ons. Hij giet zijn smerigheid in ons, stopt ons vol met zijn drek, ons tegenhoudend zoveel hij kan om ons te dwingen ons over te geven aan de verzoeking. Mijn bijzondere verzoeking is altijd constant ongeloof geweest. Ik weet dat Gods belofte waar is en dat wanneer Hij iets beloofd, het voldoende voor mij is. Ik weet dat de Heere vanouds af niet verandert en trouw zal zijn zelfs tot het einde toe en toch valt satan mij met deze verzoeking onophoudelijk aan: “Betwijfel het, geloof God niet, Hij zal je nog in de steek laten.” Ik kan u verzekeren dat wanneer die verzoeking nog gesteund wordt door een gemoedstoestand van zenuw zwakte, het heel moeilijk is om staande te blijven iedere dag weer en te zeggen: “Nee, ik kan niet twijfelen aan mijn God, Hij die met mij geweest is in het verleden, is nog steeds bij mij; Hij zal Zijn knecht niet verlaten, noch hem verloren laten gaan.”
Die onophoudelijke aanval, dat aanhoudende gesteek, gesnij en gehak aan iemand’s geloof, is niet zo makkelijk te verdragen. O God, verlos ons, wij bidden U en maak ons meer dan overwinnaars door de kracht van Uw Geest!
Nogmaals, satan heeft meer dan één manier van brullen. Ik veronderstel dat over de volgende manier slechts één uit de tien gelovigen iets weet -en niemand hoeft het te wensen- satan kan ook brullen in de oren van christenen met godslasteringen. Ik doel nu niet op kwade gedachten die opkomen in de gedachten van mensen die in hun jeugd in grote zonde hebben geleefd. Ik weet dat u soms in uw gebed geplaagd wordt door een flard van een oud liedje dat u eens zong of door de één of andere grove uitdrukking die u vroeger hoorde en die weer terugkomt in uw herinnering en nog eens en nog eens. Een psalmversje kan zelfs iets onheilige oproepen of een Bijbeltekst een oude herinnering oproepen die u liever wil vergeten.
Maar nu verwijs ik meer specifiek naar deze nog veel bloeddorstiger aanvallen van satan wanneer hij godslasterlijke gedachten in het verstand van gelovigen giet die nooit eerder zulke dingen gedacht hebben. U weet hoe Bunyan het beschrijft. “Christen moest door de vallei van de schaduw des doods. Ongeveer in het midden van deze vallei zag hij de mond van de hel en precies wanneer hij bij de opening van dat gat kwam, kwam iemand hem achterop en fluisterde ellendige godslasteringen in zijn oor. Christen dacht dat hij die zelf bedacht had. Dit vond Christen nog erger dan alles wat hij nog had meegemaakt, te denken dat hij God die hij zo liefgehad had zo zou lasteren. Als hij het had kunnen voorkomen, dan zou hij dat gedaan hebben, maar hij had niet de discretie om zijn oren dicht te stoppen en hij wist niet waar deze godslasteringen vandaan kwamen.”
Zelden verwijzen predikanten naar deze zaken, maar aangezien zij sommigen van Gods kinderen kwellen, geloof ik dat het de taak van een getrouwe herder van de kudde is om hen te helpen die door deze donkere en moeilijke staat heen gaan. O, de verschrikkingen en akeligheden die satan soms Gods kinderen aangedaan heeft, door gedachten die niet de hunne waren, maar die van de duivel kwamen of van één van zijn vrienden!
Eerst stelde hij de gedachte zo levendig voor, dat zij met David uitriepen: “Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.” En daar- na, toen de gedachte voor een ogenblik aan de ziel werd voorgesteld, gaf hij een tweede beroering, door te zeggen: “Ah, u bent geen kind van God, anders zou u niet zo’n smerig karakter hebben.”
Terwijl u het nooit gedacht zou hebben. Het was zijn suggestie, niet de uwe en daarna, deze zonde aan uw deur gelegd hebbend, heeft hij de broeders beschuldigd en heeft geprobeerd om hen van hun geloof af te brengen door hen te laten denken dat zij tegen de Heilige Geest gezondigd hadden en nooit vergeven konden worden.
Nu, als de duivel tegen u brult, door vervolging of verzoeking of door duivelse ingevingen, gebruik de taal van onze apostel hier: “Weerstaat hem, vast zijnde in het geloof, wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.”
3. Nu ga ik naar mijn derde punt en dat is SATANS UITEINDELIJKE DOEL, “zoekende wien hij zal mogen verslinden.”
Niets minder dan de volledige vernietiging van een gelovige zal onze tegenstander ooit tevreden stellen. Niets minder dan de volmaaktheid en volledige zaligmaking van een christen is de hartenwens van onze Zaligmaker. Hij zal het volle genot van Zijn zielen- strijd pas zien wanneer al Zijn kinderen volledig gered zijn. Het omgekeerde is waar voor satan. Hij zal nooit tevreden zijn totdat hij de gelovige volledig opgeslokt ziet. Hij zou hem in stukken scheuren en zijn botten breken en hem volledig vernietigen als hij kon.
Denk dus niet dat het satans hoofddoel is om u ellendig te maken. Hij is daar blij mee, maar dat is niet zijn uiteindelijke doel. Soms kan hij u zelfs blij maken, want hij heeft elegante giffen zoet van smaak, die hij Gods kinderen toedient. Als hij voelt dat onze vernietiging makkelijker verkregen kan worden door zoetigheid dan door bitterheid, dan geeft hij daar zeker de voorkeur aan.
Een Puriteinse godgeleerde zei eens: “Geen verzoeking is zo moeilijk te dragen als die om helemaal niet verzocht te worden.” Inderdaad, het is een ernstige verzoeking om met rust gelaten te worden. Wanneer wij menen dat wij geen zwaard nodig hebben, dan beginnen wij het los te gespen van onze zij. Wij leggen onze wapenrusting stuk voor stuk af en dat is het moment dat wij het meest kwetsbaar zijn voor de aanval van onze vijand. Satan zal er ongetwijfeld blij mee wezen om te zien dat uw geloof zwak geworden is, maar zijn doel is het om dat geloof te vernietigen, zodat u niet zult geloven in God voor de verlossing van uw ziel. Hij zal blij genoeg zijn wanneer hij drek kan gooien in uw ogen vol hoop, zodat u niet meer ziet op het goede land dat over de Jordaan ligt, maar hij zal nooit tevreden zijn totdat hij die ogen helemaal uitgestoken heeft en u als Simson wegstuurt om te malen in de molen.
Laat dit ons tot troost zijn, als het satans wens is dat wij volledig vernietigd worden, dan zal hij op dat punt zeker verslagen worden. Wanneer het komt tot de vraag wie de overwinning zal behalen, Christus, de eeuwige Zoon van God of satan, de prins van de machten in de lucht, dan hoeven wij niet te twijfelen. De duivel is maar een schepsel, eindig en er is een limiet aan zijn kunnen gesteld.
Wanneer de strijd ging tussen satan en de mens, dan inderdaad, wee aan ons! Wij zouden strijden als mannen en sterk zijn, maar voor deze reus moet heel het leger van Israël vluchten. De strijd is echter niet de onze; het is die van onze machtige God. Hij die eens de slangenkop brak, voert nog steeds oorlog niet hem. la, en Christus Zelf zou verslagen moeten worden, de kroon van de soevereiniteit van Zijn hoofd getrokken moeten worden en Zijn troon onder Hem uit moeten rollen, zou Hij één van hen voor wie ij stierf en die Hij liefgehad beeft, ooit overgegeven worden aan de macht van Zijn tegenstander.
Hierin dan, verzochte gelovige, ligt vreugde, de duivel kan het u moeilijk maken, maar hij kan u niet verscheuren. Hij kan verwonden, maar hij kan niet doden. Hij kan zijn voet op u zotten met het doel een volledig eind aan u te maken, maar u zult weer opstaan met nieuwe kracht en zeggen: “Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een Licht zijn.
Met het vierde punt sluiten wij nu af. WAT MOETEN WIJ DOEN OPDAT WIJ DEZE TEGENSTANDER MOGEN OVERWINNEN? “Vaststaan in het geloof.” Dit is ons eerste middel tot verdediging. Er zijn sommige verleidingen die alleen overwonnen kunnen worden door ervan weg te rennen, maar wanneer satan brult, dan moeten wij de oorlogskreet uitschreeuwen. Om dan weg te rennen zou laf wezen en zal zeker tot uw ondergang leiden. Veronderstel nu dat satan brult met vervolging (en het is maar een zwak gebrul dat hij op die manier nu nog kan opbrengen), of veronderstel dat u bespot wordt, beschimpt, vals beschuldigd. Geeft u toe? Dan bent u weg. Zegt u: “Nee, nooit, met de hulp van Hem die mij tot dit werk geroepen heeft, zal ik deze strijd uitvechten en in de naam van Hem die mijn Hulp tot nog toe is geweest, hef ik de banier op en roep: “De Heere der heerscharen is onze banier, de God van Jacob is ons een toevlucht.”
U hebt goed gedaan, u hebt weerstand geboden en u zult overwinnen. Heeft hij u aangevallen met de één of andere verzoe- king die een doorn in uw vlees is? Geef een centimeter toe en u bent weg. Nee, maar word nog waakzamer en hoed u nog meer voor die speciale zonde en uw weerstand zal zeker tot overwinning leidden. Of heeft hij u godslasteringen ingegeven? Weersta hem. Ga meer bidden elke keer dat hij meer actief is. Hij zal liet snel opgeven wanneer hij ziet dat zijn aanvallen u tot Christus drijven. Vaak is satan niets anders geweest dan een grote zwarte hond om Christus’ schapen dichter bij de Meester te drijven. Vaak is hij als een geweldige vloedgolf geweest die alleen maar de arme schipbreukeling naar de rots getild heeft en waar angst hem alleen maar steviger aan deed vastklemmen. Als hij u zo rondgooit, evenaar hem door zelfs zijn verleidingen tot uw voordeel aan te wenden en hij zal snel die manier van oorlogsvoering opgeven en hem verruilen voor een andere.
Weersta hem. Maar hoe weerstaan wij hem? “Staande in het geloof.” Doe uw best om een duidelijke kennis van de leer van het Evangelie te verkrijgen en krijg er dan een goede grip op. Wees klaar om te sterven, liever sterven dan een deel van Gods geopenbaarde waarheid opgeven. Dit zal u sterk maken. Houd dan vast aan de beloften van God, die ja zijn en amen in Christus Jezus. Weet dat er voor elke valse leer een tegenovergestelde belofte is. Heb voor elke aanval één of andere sprekende tekst klaar, die begint niet: “Er staat geschreven…”
Antwoord satan met: “Zo zegt de Heere.” “Standvastig in het geloof.” Weet dat al het water aan de buitenkant van het schip het niet kan laten zinken. Het is het water in het schip dat zijn veiligheid in gevaar brengt. Dus als uw geloof zijn houvast kan houden en u zegt nog: “Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.” Satan mag dan op uw schild geslagen hebben, maar hij heeft u niet verwond. De strijd mag lang duren, maar de overwinning is absoluut zeker. O arme ziel! Blijf maar dichtbij het kruis en u zult veilig zijn. Sla uw armen om de stervende Zaligmaker. Laat de druppels van Zijn bloed op uw zonden vallen. Zelfs als u Hem niet kan zien, geloof Hem toch. Zeg toch: “Ik weet dat Hij in de wereld kwam om zondaren te redden, waarvan ik de voornaamste hen” en ik zal aan de Zaligmaker van zondaren blijven hangen als mijn enige hoop en vertrouwen. Laat satan dan maar brullen, hij kan u niet bezeren. Laat hem te keer gaan, zijn woede is voor niets. Hij mag zijn tanden laten zien, maar bijten kan hij u zeker niet. “Weerstaat hem, standvastig in het geloof.”
Er is ook nog een woord van troost, “wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.” Dit wordt goed geschilderd door John Bunyan, in het beeld waarnaar ik al heb verwezen, van de vallei van de schaduw des doods. “Wanneer Christen over het buitengewoon smalle pad ging met een diep water aan de ene kant en een gevaarlijke afgrond aan de andere, stond hij stil en wilde teruggaan en toen weer dacht hij dat hij al half door de vallei was, dus besloot hij door te gaan. En terwijl hij daarover dacht, hoorde hij de stem van een man die voor hem liep: “Ja, al ga ik door het dal der schaduw des doods, ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.” Toen was hij blij en wel om deze redenen. Hij trok hieruit de conclusie dat sommigen die God vreesden net als hij ook in deze vallei waren en dat God met hen was, alhoewel zij Hem niet zagen. Ook hoopte hij spoedig gezelschap te hebben en dus ging hij verder en riep naar de persoon die voor hem liep, maar deze gaf geen antwoord want hij dacht ook dat hij helemaal alleen was.”
Hier spreekt de eerlijke Bunyan uit ervaring. Het is goed mogelijk dat sommigen van u terwijl ik spreek vanmorgen zullen zeggen: “Ik dacht niet dat iemand zich ooit net zoals ik zou voelen.” En alhoewel ik u deze dingen vertel en ik weet dat velen van u satan hebben horen brullen, ben ik gedwongen om te belijden dat ik dikwijls in mijn eigen hart gezegd heb: “ik geloof niet dat iemand anders ooit zo’n verzoeking heeft gehad.”
Wel, deze tekst weerlegt zon veronderstelling. ‘Diezelfde aanvechting hebben andere gelovigen ook gehad.” Maarten Luther zei dat de beste leermeester naast de Heilige Schrift voor een dominee verzoeking was. Hij zette aanvechting op de derde plaats, maar verzoeking kreeg van hem de tweede plaats.
Wanneer wij verzocht zijn geweest en wij hebben onszelf beproefd, dan kunnen wij ook anderen helpen. Ik geef toe dat het moeilijk is indien u veronderstelt dat u op een gevaarlijke plek staat waar niemand nog ooit gestaan heeft, verzocht te worden zoals nog nooit iemand voor u verzocht werd. Gelovige, wij zullen hierover even spreken. Onze Heere is daar heel zeker geweest, want Hij was verzocht in alle opzichten net als u.
De Schrift zegt dat al uw broeders deel gehad hebben in uw moeilijkheden. Let er op dat zij net als u heel gewone menselijke verzoekingen leden. Zoals zij veilig en ongeschonden door de verzoeking heenkwamen, zo zult u er ook doorheen komen. Zoals zij beleden dat hun “lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, hen een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid werkt;” zo zult u dat ook belijden. Zoals zij overwonnen hebben en nu om de troon van God staan, gekleed in zuiver witte klederen, zo zult u dat ook. En hun verzoekingen hebben geen tranen in hun ogen achtergelaten, geen vlekken op hun kleren, geen scheur in hun koninklijke mantels en net zo min zal satan u kunnen beschadigen of verminken, maar u zult uit elke strijd en uit elke worsteling komen zonder verlies behalve van dat wat u best kunt missen, namelijk uw schuim en uw blik, uw kaf en uw vezel.
U zult opkomen uit de diepe wateren gewassen, gereinigd en gezuiverd. God geve dat het zo met u zal gaan, maar het kan alleen wanneer u satan weerstaat, vaststaande in het geloof. En nu spreek ik de mensen aan die vandaag niets aan deze rede gehad heb- ben, omdat zij geen geloof hebben om staande in te blijven. Als u wist hoc gezegend het is om christen te wezen, dan zou u uw ogen uithuilen als u dat nog niet bent. “O,” zegt u, maar u hebt ons zojuist de verleidingen van satan beschreven.” “Juist, dat heb ik, maar het is een gezegend feit om een christen te wezen in zijn ergste omstandigheden. Als ik wel eens naar de plaatjes kijk die getekend zijn door de artiest die “‘De Christenreize naar de Eeuwigheid” heeft getekend, zelfs wanneer ik arme Christen tot zijn nek in de modder zag, heb ik gedacht dat ik liever Christen in het moeras van moedeloosheid zou wezen dan meneer Meegaand op het droge land aan de andere kant. Liever zou ik Christen wezen die door de draak met zijn pijlen beschoten wordt, ook al glimlachte hij die hele dag niet eenmaal, ja liever zou ik toen Christen geweest zijn dan meneer Schijnheilig of meneer Formaliteit die over de muren klommen om via een andere weg te gaan. Het is goed om een christen te wezen, zelfs in zijn slechtste ogenblikken en wat moet het zijn in zijn beste?
Jonge mannen en vrouwen, ik getuig dat Christus volgen het meest gezegende en de fijnste zaak is, zelfs in deze huidige kwade wereld. Maar wie ben ik om dit te zeggen? Niets dan een arme ellendige zondaar, die voor alles wat ik nodig heb op Christus ziet. Met niets in mijn handen, omklem ik eenvoudig Zijn kruis. Ik ben geen centimeter verder dan twaalf jaar geleden in dit opzicht. Mijn roep was toen: “Niemand dan Jezus, niemand dan Jezus” en dat is mijn roep ook nu en het zal mijn roep zijn tot het einde van mijn leven. En bent u vandaag dan een verloren, schuldige zondaar? Wanhoop niet. Vertrouw Jezus! Vertrouw op Jezus en de vreugden en voorrechten van een christen zijn de uwe. Werp uzelf op Hem, nu, op dit ogenblik! Zie Hem lijden, zie Zijn bloederig zweet, Zijn kruis, Zijn lijden, Zijn dood, Zijn begrafenis, Zijn opstanding, Zijn opvaring en u zult een geneesmiddel voor elke vrees vinden, een drankje voor elke moeite. Alles wat u nodig hebt en alles wat uw hart ooit kan wensen zal zeker in Christus Jezus, uw Heere gevonden worden. Mag God u deelnemer maken van die genade, die er in Zijn gezegende naam is, opdat wij niet vernietigd zullen worden door de verwoester, satan!
Amen.