Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Och of ik wist dat ik Hem vinden kon. Johannes 23:3
In zijn uiterste nood riep Job tot de Heere. Het vurig verlangen van een gekweld kind van God is, om nog eenmaal het gelaat van de Vader te zien. Hij bidt niet allereerst: ‘O, dat ik toch genezen wordt van de ziekte die nu mijn hele lichaam aantast. En ook niet: ‘O, dat mijn kinderen toch verlost mogen worden uit de muil van het graf en dat mijn bezittingen zouden worden teruggegeven uit de hand van de verkwisters!’ maar zijn eerste en voornaamste uitroep is: ‘Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, die mijn God is, opdat ik tot Zijn troon kan gaan!’ Als de storm opsteekt, rennen Gods kinderen naar huis. Het is het hemelse instinct van de begenadigde ziel beschutting tegen alle kwaad te zoeken onder de vleugels van Jehova. Van de ware gelovige kan gezegd worden: ‘Hij die God tot zijn toevlucht gemaakt heeft.’ Als een schijnheilige door God beproefd wordt, neemt hij dat God kwalijk en hij zou net als een slaaf die door zijn meester gestraft is, willen weglopen. Maar voor de ware erfgenaam van de hemel is dat heel anders. Hij kust de hand die hem kastijdt en zoekt beschutting voor de roede in de boezem van de God die vertoornd op hem neerzag. Jobs verlangen om gemeenschap met God te oefenen werd nog heviger door het falen van andere vertroosters. De aartsvader keerde zich af van zijn medelijdende vrienden en keek op naar de hemelse troon, zoals de reiziger zich afkeert van zijn lege waterzak en zich met spoed naar de bron zelf begeeft. Hij laat alle hoop op wereldse vertroosters varen en roept uit: ‘Och dat ik wist dat ik mijn God vinden zou!’ We leren de dierbaarheid van de Schepper pas goed kennen als we de ijdelheid van alles buiten Hem ontdekken. We keren ons vol verachting af van de bijenkorven van deze wereld, waarin geen honing, maar uitsluitend angels te vinden zijn en we verheugen ons in Hem, wiens Woord liefelijker is dan honing en honingzeem. In al onze moeilijkheden moeten wij ons eerst overtuigen van Gods nabijheid. Pas als wij ons verblijden in Zijn glimlach zullen we met een bereidwillig hart ons dagelijks kruis voor Zijn dierbare naam op ons nemen.