Ik heb mensen gekend, die hun ogen sloten voor het troostende licht doordat zij dachten dat zij de onvergeeflijke zonde hadden begaan. Wat de onvergeeflijke zonde ook moge zijn, en misschien is het in ieder mens anders – misschien is het in ieder mens een punt van zonde, het bereiken van een maat waarbij geen hoop meer is op Gods genade – wat het ook is, er is één ding dat zeker is, dat geen mens die een behoefte aan Christus voelt en oprecht verlangt om gered te worden, die zonde überhaupt kan hebben begaan! Als je die zonde had begaan, zou het voor jou de dood zijn. “Er is een zonde tot den dood (1 Joh. 5:16)”. Welnu, de dood maakt een einde aan het gevoel. De reden waarom je niet gered zou kunnen worden, is dat jouw wil tegen het goede in zou gaan zodat dat je nooit gered zou willen worden. Als je een wil hebt om gered te worden, dan heeft God je gewillig gemaakt om tot Christus te komen om gered te worden, dan heb je de onvergeeflijke zonde niet meer begaan dan de engel Gabriël die aan de rechterhand van God staat! Als je hart nog steeds angstig en bezorgd is, als je ziel nog steeds voor de wet van God beeft en voor Zijn toorn vreest, dan ben je nog steeds binnen de grenzen van Zijn barmhartigheid en klinkt de zilveren bazuin vandaag luid en zoet: “En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet” (Openb. 22:17). “Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden (Hand. 16:31)”