Trofimus heb ik in Milete ziek achtergelaten. 2 Timotheüs 4:20
Het komt tegenwoordig vaak voor dat een ziekte hard en wreed wordt toegeschreven aan een tekortkoming in iemands levenswandel, zelfs onder Gods kinderen. We vragen ons af of iemand zelf zo behandeld zou willen worden als hij zou moeten lijden en, wat zijn levenswandel betreft, zijn handen in onschuld zou kunnen wassen. In de dagen van onze Heere zeiden ze tot Hem: ‘Heere, die U liefheeft, is krank.’ En Salomo schreef lang daarvoor: ‘Want de Heere kastijdt degene die Hij liefheeft, ja, gelijk een vader de zoon, in dewelke hij een welbehagen heeft.’ Dat was een stuk beter, een stuk menselijker en oprechter taal dan de harde filosofie van vandaag, waarin elke ziekte wordt teruggevoerd op de eigen overtreding van de wet en in plaats van balsem van troost het zwavelzuur van laster over iemand wordt uitgestort. Laat de beproefde zichzelf onderzoeken om te zien of de roede niet gezonden is om een verborgen kwaad te corrigeren, en laat hij ijverig overwegen hoe hij zichzelf kan verbeteren. Maar het is verre van ons om als rechters aan zijn bed te staan.