En Elisa bad en zeide: Heere, open toch zijn ogen, dat hij zie. 2 Koningen 6:17
Voor sommigen van onze vrienden bidden we dat hun ogen geopend mogen worden om de vijand van hun ziel te zien in de vele vermommingen waarin hij zich steekt. We zijn bang dat velen van zijn listen niets weten. Vooral jongeren zijn maar al te zeer geneigd de grote vijand – helemaal verkeerd – aan te zien voor een vriend. Ze geloven zijn bedrieglijke en vleiende woorden, en worden van het rechte pad afgebracht, de ondergang tegemoet. Hij houdt hun het sprankelende glas voor, maar in de parelende belletjes ligt de dood op de loer. Hij heeft het over ‘plezier’, maar in de lusten van het vlees is het plezier een schim, en ellende is het wezen ervan. De vijand draagt het masker van de voorzichtigheid; hij spoort jonge mensen aan ‘hun grote kans te grijpen’ en de godsdienst eraan te geven tot ze hun fortuin hebben gemaakt – maar de winst die het opzijzetten van God oplevert, zal een eeuwig verlies blijken te zijn. Ik zou willen bidden voor die jongen die op het punt staat het huis uit te gaan en de wereld in te trekken: Heere, open toch zijn ogen, dat hij zal zien! Dat hij de leugens zal kunnen ontdekken die zich mogelijk onder de waarheid verbergen, de dwaasheid die zich misschien kleedt in de studie, de zonde die de kledij van het genoegen aantrekt. Ik zou niet graag willen dat jullie als vogels verstrikt worden. Voor ieder die hier is en aan het begin van het leven staat, zouden we moeten bidden als Elisa. God geve dat zijn ogen geopend mogen worden om de zonde als zonde te zien, te begrijpen dat kwaad nooit goed kan zijn, leugen nooit waarheid, en opstand tegen onze God nooit de weg naar geluk!