Zo zal u de HEERE, uw God, zegenen in alles, wat gij doen zult. Deut. 15:18
Een Israëlietische heer en meester moest zijn slaaf op een bepaalde tijd in vrijheid stellen, en wanneer hij zijn dienst verliet, moest hij hem het leven laten ingaan met een overvloedige gift. Dit moest van harte en met vreugde worden gedaan, en dan beloofde de HEERE de edelmoedige daad te zegenen. De geest van dit gebod, en metterdaad de gehele wet van Christus, verplicht ons ertoe, ons werkvolk goed te behandelen. Wij moeten eraan denken, hoe de HEERE ons heeft behandeld, en dat dit het volstrekt nodig maakt, dat wij anderen vriendelijk moeten behandelen. Het betaamt hun, die de kinderen zijn van een genadig God, edelmoedig te zijn. Hoe kunnen wij verwachten, dat onze grote Meester ons in onze zaken zal zegenen, als wij hen, die ons dienen, onderdrukken? Welk een zegen wordt hier de overvloedige ziel voorgezet! Gezegend te worden in alles wat wij doen, dat is werkelijk gezegend te worden. De HEERE zal ons dit doen toekomen deels in voorspoed, deels in een tevreden hart, en deels in een besef van zijn gunst, die de beste is van alle zegeningen. Hij kan ons doen gevoelen, dat wij onder zijn bijzondere zorg verkeren, en worden omringd door zijn bijzondere liefde. Dit maakt dit aardse leven tot een vrolijk voorspel van het toekomende leven. De zegen van God is meer dan een fortuin. Die maakt rijk en Hij voegt er geen smart bij.