De kaars des lichaams is het oog; wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw gehele lichaam duister. Lukas 11:34
Het licht komt door het oog het lichaam binnen. Het stralendste licht dat ooit is uitgevonden, of ooit ontdekt kan worden, zal geen nut hebben voor iemand die geen ogen heeft. Daarom is het waar: ‘De kaars des lichaams is het oog.’ Heel belangrijk is het om aandacht te schenken aan wat het oog van de innerlijke mens is. Het is vergeefs dat Christus Zelf licht verbreidt, wanneer Zijn licht onze ziel niet binnen kan. De gesteldheid van het geestesoog is van het allergrootste belang: ons licht of onze duisternis hangt ervan af. Het oog van de ziel kunnen we beschouwen als het inzicht, het geweten, de drijfveer, of het hart. Het is niet goed mogelijk het tot een van deze aanduidingen te beperken. Wanneer God iemand het oprechte oogmerk heeft gegeven het licht van het Evangelie te zien, dan heeft Hij in die eerlijke bedoeling hem een oog gegeven voor het hemelse licht. Indien de Heilige Geest ons waarlijk gewillig maakt om de waarheid te weten, heeft Hij het geestesoog verlicht. Van alle dingen is het ergste, dat de mens de wil niet heeft om Gods licht te zien: zijn dwaze hart is verduisterd; daarom begrijpt hij de leer van de Heere Jezus niet en legt hij die totaal verkeerd uit. De strijd van de genade is die tegen de onwil van de mens om dié waarheden te zien waar hij van nature vijandig tegenover staat. Als een mens de eenvoudige waarheid wil zien, en zichzelf aan de verlichting van de Heilige Geest gewonnen geeft, zal hij in de duisternis niet blijven.