En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Heere. Lukas 1:46
Ik zou er een week nuttig aan kunnen besteden als ik zou proberen over elk vers van de Lofzang van Maria te preken, maar vanuit een heel ander oogpunt stel ik u die in zijn geheel voor. Wanneer ik dit tiensnarige instrument voor u plaats, wil ik u vragen uw vingers slechts een paar minuten lang te zetten op elke afzonderlijke snaar, zoals die wordt aangegeven, en er dan op te letten of u er geen melodie uit kunt halen tot lof van de grote Koning, een samenklank tot Zijn eer. Misschien kunt u dan wel in dit goede uur de Heere groot maken, en u verheugen in God uw Zaligmaker. Luther heeft vaak gezegd dat de heerlijkheid van de Schrift te vinden was in de voornaamwoorden; en van deze tekst geldt dat zeker. Kijk maar eens naar het persoonlijke erin dat telkens terugkomt: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker.’ Wat zou ik blij zijn als elk kind van God hier God de eer zou geven, en zeggen: Ik zal uit een paar snaren muziek halen, misschien wel uit alle. Ik zal van ganser harte proberen vanuit de preek, en vanuit een bepaald gezichtspunt te zeggen: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere.’ Hoor ik u fluisteren: Mijn ziel is zo bezwaard? Hef die dan op door de Heere te prijzen, begin met een psalm, zelfs al moet de eerste samenklank in mineur staan. De toon zal spoedig veranderen, en het Miserere (erbarm U) uitmonden in een Halleluja-koor!