Eeuwige Vader. (Jesaja 9:6) Lees verder Johannes 10:30—38.
God wordt de Vader van de wezen genoemd (Psalm 68:6) en Job zegt van zichzelf dat hij een vader voor de armen werd (Job 29:16). Je weet natuurlijk direct wat dat betekent, het betekent dat hij de rol van de vader uitoefende. Ook al leert de Geest van aanneming ons dat we God onze Vader mogen noemen, toch is het geen geforceerde waarheid dat onze Heere Jezus Christus voor al Zijn volk een Vaderrol uitoefent. Volgens het oude Joodse gebruik was de oudste broer de vader van de familie als de vader er niet was. De eerstgeborene ging voor de anderen en nam de positie van de vader in. Zo oefent Jezus, de eerstgeborene onder veel broeders (Romeinen 8:29), het vaderambt uit. Is het niet zo? Heeft Hij ons niet altijd geholpen zoals een vader zijn kind helpt? Beschermt Hij ons niet dagelijks? Gaf Hij Zijn leven niet zodat wij, zijn kleine kinderen, behouden worden? Zal Hij uiteindelijk niet zeggen: “Zie, Ik en de kinderen die God Mij gegeven heeft,” (Jesaja 8:18; Hebreeën 2:13) “Uit hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren laten gaan” (Johannes 18:9). Kastijdt Hij ons niet door Zich voor ons te verbergen, zoals een vader zijn kinderen kastijdt? Onderwijst Hij ons niet door Zijn Geest en leidt Hij ons niet in alle waarheid? Heeft Hij ons niet verteld dat we niemand op deze aarde Vader moeten noemen in de zin dat Hij onze ware Gids en Leraar moet zijn en dat we aan Zijn voeten moeten zitten en Hem moeten maken tot onze gezaghebbende Leraar? Is Hij niet het blijvende hoofd van het huisgezin hier op aarde en heeft Hij niet gezegd: “Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe.”(Johannes 14:18), alsof Zijn komst de komst van een vader was?
Ter overdenking
Denk aan Christus’ vaderlijke woorden voor Zijn kinderen (Markus 10:24; Johannes 13:33; 14:18; 21:5). Als Hij vaderlijk is tegenover ons moeten wij kinderlijk (niet kinderachtig) zijn tegenover Hem (Mattheüs 18:1—4).
Preek 724, 9 december 1866