En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Heere. Lukas 1:46
De eerste snaar die Maria schijnt aan te raken, is die van de grote vreugde die er is in de Heere: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker.’ Wie God waarlijk kent, moet in Hem verheugd zijn, in Zijn huis blijven en Hem nog loven, ja, wij mogen Hem al de dag verhogen. Het is een heel opmerkelijk woord dat we vinden in Davids mond: God is mijn hoogste vreugde. Andere dingen schenken ons misschien genoegen; we verheugen ons misschien in wat God ons geeft, en in wat Hij schiep. Maar God Zelf, de Bron van al onze vreugden, is groter dan dat alles. Daarom: ‘Verblijdt u in de Heere.’ Dat is Zijn gebod, en is het geen liefelijk gebod? Laat niemand zeggen dat het geloof van de christen niet iets is waarover je je kunt verblijden. Het moet een vreugde zijn. God wil zó graag dat we ons in Hem verblijden, dat er aan het gebod een belofte is toegevoegd: ‘… zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.’ Heidense godsdiensten eisen niet alleen een soort gepaste zelfverloochening, maar ook door mensen bedachte kwellingen om aan ellende gewend te raken. Als wij echter in ons heilig geloof dicht bij Christus blijven, is het wel waar dat we het kruis dragen, maar het is ook waar dat het kruis niet langer een kwelling is. Eigenlijk draagt het kruis vaak óns, terwijl we het dragen. We ontdekken in het dienen van onze Meester dat Zijn juk zacht is, en Zijn last licht. Het klinkt vreemd, maar Zijn last geeft ons rust, en Zijn juk schenkt ons vrijheid. We hebben nooit iets anders van onze Meester gekregen dan wat uiteindelijk tot onze blijdschap bijdroeg. Prijs Hem dan voor die goedheid!