Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten de Geest van de genade en van de gebeden; en zij zullen mij aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en zij zullen over hem rouwklagen, als met de rouwklacht over een enige zoon; en zij zullen over hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. Zach. 12:10
Merk op de merkwaardige verandering van personen: “Zij zullen mij aanschouwen” en “rouwklagen over hem.” Zulke veranderingen geven eenheid en onderscheiding te kennen en geven ons een wenk omtrent de Eenheid van de Godheid en de Drieheid van de Personen.
Hij, die spreekt, is Jehovah, “die de hemel uitbreidt,” (zie Zach. 12:1) en toch zegt Hij “mij, die zij doorstoken hebben.” Het is Jehovah-Jezus, die doorstoken is, en de Geest van de genade uitstort.
Het is een wonder, dat Jezus gekruisigd werd, terwijl de Joodse wet steniging eiste; en dat de Romeinse soldaat, toen Jezus gekruisigd was, Hem met zijn speer doorstak, ofschoon hij de profetie niet kende.
De bekering van de Joden is hier beloofd: zij zullen tot de gekruisigde Christus worden bekeerd.
Door hun ongeloof en hun haat waren zij schuldig aan zijn dood: laat ons bidden, dat zij er weldra door verlost mogen worden. Onze tekst openbaart ons hun wijze van bekering, en dat moet ook de onze zijn.
Evangelische smart wegens de zonde is voor heden ons onderwerp.
Wij zullen opmerken, dat:
I. Zij gewerkt wordt door de Heilige Geest.
Over het huis van David, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten de Geest van de genade en van de gebeden.
1. Zij wordt niet bloot door het geweten voortgebracht noch door verschrikking, noch door het gebruik van een vorm van boetedoening; veel minder nog door muziek, schilderijen, enz.
2. Zij komt als een gave van de genade: “Ik zal uitstorten.” Het verstand is verlicht, het hart vernieuwd, enz. door een duidelijke, goed te onderscheiden daad van de Geest van God, gezonden door de Vader.
3. Zij gaat gepaard met gebed: “genade en gebeden”.
4. Zij is blijvend, want zij komt met andere blijvende zaken, zo als de geopende fontein (zie het volgende hoofdstuk); en zij komt voort uit een immer vloeiende bron, want de Geest van de gebeden blijft in de heiligen.
II. Zij wordt veroorzaakt door te zien op Jezus. “Zij zullen mij aanschouwen, die zij doorstoken hebben.”
Zij kan ons dus niet toebereiden voor dat zien; zoals wij zijn, zien wij op Jezus, en dat zien maakt ons boetvaardig.
1. Wij zien de afschuwelijke haat, die de zonde heeft voor reinheid, want zij doodde de Heilige en dat wel, toen Hij in de schoonste en aantrekkelijkste gestalte verscheen.
2. Wij zien hoe ondankbaar zij is aan de liefde. Oneindig mededogen wordt door de zonde vergolden met ingekankerde haat en daarom wordt Jezus er door gekruisigd.
3. Wij zien haar afschuwelijkheid voor God. Indien zij kon zou zij Hem doden en dat heeft zij ook inderdaad gedaan. In bedoeling en strekking is de zonde God moordend.
4. Wij zien, dat de schrikkelijke schuld van onze zonde zo groot is; dat niets dan een oneindig offer haar verzoenen kan.
5. Wij zien, dat wij door ons gedrag tegenover de Heere Jezus in de zonde van Golgotha zijn gekomen, door Hem en zijn zaak te verwerpen en te weerstaan. Wij hebben de misdaad van het kruis opnieuw gepleegd.
III. Dat zij de grootste, de voornaamste smart is.
“Zij zullen over hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enige zoon.”
1. Te vergelijken bij een snerpende smart, gevoeld door ouders wegens een enige zoon, of wegens een eerstgeboren kind: beide zeer bijzondere bronnen van smart.
2. Te vergelijken ook bij de nationale rouw over Josia. Zie (Zach.12:11). Nooit heeft een volk groter verlies geleden dan Juda, toen het Josia verloor, en het volk toonde dit door de algemene rouw. Zodanig is de smart van de boetvaardige over de dood van Jezus.
3. Zij is persoonlijk. Zie (Zach.12:12-14).
4. Zij is algemeen. “Het land zal rouwklagen,” (Zach. 12:12).
IV. Op zichzelf is zij de reiniging niet van de zonde.
Door die smart belijden wij de misdaad, maar wij kunnen door de smart de misdaad niet wegnemen.
Overtuiging van zonde is een spiegel, die ons onze vlekken toont, geen bad om ze af te wassen.
1. Zij erkent onze behoefte aan de fontein; maar zelf is zij geen fontein ter reiniging.
2. Zij gaat gepaard met het zaligmakende zien op Jezus; maar zij is er geen mededingster van.
3. Zij leidt ons af van ons zelf, en zelfs van zich zelf.
4. Zij leidt ons tot Jezus; wij treuren om Hem; en deze saamverbinding met Jezus is krachtig werkzaam in ons hart.
Kom, bloedend hart, zie op Jezus om genezen te worden!
Kom, hard hart, zie op Jezus om te worden verbroken!
Kom, zorgeloos hart, want het zien op Jezus kan zelfs u tot nadenken brengen!
Als verscheidenheid geven wij een tweede schets over dezelfde tekst.