Het is verbazingwekkend voor hoe weinig een mens zijn ziel verkoopt. Ik herinner me een verhaal en ik geloof dat het waar is. Ik had bijna gezegd dat ik hóóp dat het waar is. Een predikant ging door de velden, ontmoette een plattelander en zei tegen hem: ”Het is een heerlijke dag, mijn vriend.” ”Ja, mijnheer, dat is het zeker.” En al pratend over de schoonheid van het landschap enzovoort, zei hij: ”Hoe dankbaar behoren we te zijn voor zulke weldaden! Ik hoop dat u nooit weggaat zonder te bidden.” ’’Bidden, mijnheer?” zei hij, ”ik bid nooit; ik heb niets om voor te bidden.” ”Wat een vreemde man bent u!” zei de predikant, ’’bidt uw vrouw niet?” ”Als ze er zin in heeft.” “Bidden uw kinderen niet?” ”Als ze zin hebben doen ze het.””U zegt dus dat u niet bidt,” zei de predikant, en ongetwijfeld merkte hij dat de man bijgelovig was, ”dan zal ik u een daalder geven als u mij belooft dat u uw leven lang niet meer zult bidden.” ’’Goed,” zei de man, ”ik zie niet in waarom ik bidden zou,” en hij nam de daalder.
Toen hij naar huis ging viel hem de gedachte in: “Wat heb ik gedaan?” En iets zei hem: ”Wel, John, je zult weldra sterven en dan zul je willen bidden; je zult voor je Rechter staan en dan zul je het betreuren dat je nooit gebeden hebt.” Zulke gedachten overvielen hem en hij voelde zich vreselijk ellendig; en hoe meer hij dacht, hoe ellendiger hij zich voelde. Zijn vrouw vroeg hem wat er aan de hand was; een tijd lang kon hij haar niets zeggen; en tenslotte bekende hij dat hij een daalder had aangenomen en beloofd had nooit meer te zullen bidden en dat dat hem kwelde. De arme onwetende ziel dacht dat de duivel aan hem verschenen was. ”Ja, John,” zei ze, ”dat was zeker de duivel en nu heb je je ziel voor een daalder aan hem verkocht.” De arme man kon dagenlang niet werken en werd diep ongelukkig, in de overtuiging verkerend dat hij zijn ziel aan de duivel verkocht had. De predikant echter wist ervan en ging preken in een schuur dichtbij.
Hij dacht dat de man wel zou komen om verlichting voor zijn angst te zoeken en waarlijk, op een zondagavond was hij er en hij hoorde de man die hem de daalder gegeven had deze tekst lezen: ”Wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel?” ”Ja,” zei hij, ”wat baat het een mens die zijn ziel verkocht heeft voor een daalder?” De man staat op en roept: ”Neem hem terug, mijnheer! Neem hem terug!” ’’Waarom?” zei de predikant, ”u wilde de daalder hebben en u zei dat u geen behoefte aan gebed had.” ’’Maar, mijnheer,” zei hij, ”ik móet bidden; als ik niet bid ben ik verloren.” En na enig toetsen door middel van onderhandelingen gaf de predikant hem de daalder terug en lag de man op zijn knieën, biddend tot God. Zo gebeurde het dat deze omstandigheid het middel werd tot redding van zijn ziel en tot verandering van zijn leven.