Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij. En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien, indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is. (1 Petrus 2:1—3) Lees verder Psalm 34:8—14.
Het kwaad wat vermeden moet worden is: alle slechtheid. “Wraak is zoet” zeggen de Italianen. De meeste Engelsen hebben dat ook geleerd, maar niet degene die Christus geproefd heeft, hij zegt, “Hoe kan ik wraak nemen als Christus mijn zonden weggedaan heeft?” Ja, vergeving is zoet en het walgt van slechtheid. Het keert zich daarvan af als van gif. Bedrog. Dat is de listigheid waarbij de mensen hun medemensen beroven. Sommigen denken dat bedrog goed is. Kijk naar de handelaar, je moet beide ogen open houden anders zal hij je bedriegen. Hij vertelt niet echt leugens, maar, ja, hij scheert wel heel dicht langs de waarheid. Het is bedrog, lage sluwheid en listigheid. Een man van God haat die dingen. “Wat? Ben ik een dienaar van de God van de waarheid en moet ik verbuigen, verdraaien, overdreven vleien en alles doen behalve wat recht is om voorspoed te krijgen?” Zoals de Heer het tegen de gemeente in Laodicea zei, “Ik zal u uit Mijn mond spuwen” zo spreekt de gelovige over alles wat niet waar en oprecht is. “Ik wordt er ziek van, ik walg er van, ik verafschuw het, ik keer me ervan af.” Het volgende is huichelarij of hypocrisie waarbij mensen niet beroofd noch verwond, noch bedrogen worden. Een Christen kan geen hypocriet zijn. Hypocrisie schuilt net als alle andere zonde in de mens tot het allerlaatste. Maar de gelovige haat het doen alsof. De mens die de Heer ooit als genadig heeft geproefd, is waar en transparant in zijn beroep. Als iemand denkt dat hij beter is dan hij, verlangt hij er niet naar om veren te dragen die niet van hem zijn. Hij wil niet verheerlijkt worden voor het werk van iemand anders. Ook wil hij niet bouwen op het fundament van een ander. Hypocrisie verafschuwd hij volkomen
Ter overdenking
De beste manier om deze zonden te vermijden is met Gods hulp het tegenovergestelde te zoeken. Vriendelijkheid voor slechtheid (Efeze 4:31–32), openheid voor bedrog (2 Korinthe 4:2) en oprechtheid voor hypocrisie (Mattheüs 6:2–6; Romeinen 12:9).
Preek nr. 459, 6 juli 1862