De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle heidenen; en al de einden der aarde zullen zien het heil van onze God Jesaja 52:10
Toen de helden van vroeger zich klaarmaakten voor de strijd, deden ze hun wapenrusting aan; maar als God Zich voor de strijd gereed maakt, ontbloot Hij Zijn arm. Een man moet op twee kanten letten: op zijn eigen verdediging zowel als op de aanval van zijn vijand. God hoeft slechts Zijn blik naar één zijde te richten: het omverwerpen van zijn vijand. Hij negeert alle middelen tot verdediging en veracht wapenrusting. Hij ontbloot Zijn arm voor de ogen van alle volken. Als mannen hun werk in alle ernst zouden doen, zouden zij zich soms ook ontdoen van wapentuig, zoals die krijger van vroeger, die toen hij ten strijde trok tegen de Turken, nooit tegen hen zou vechten dan met ontblote armen.
”Ik hoef niet bang te zijn voor zulke figuren,” zei hij, ”zij hebben meer reden om bang te zijn voor mijn ontblote arm dan ik voor hen” Mensen ervaren dat ze klaar zijn voor een karwei als ze hun lastige kledingstukken van zich hebben afgeworpen. En zo stelt de profeet de Heere voor: voor een poosje legt Hij Zijn gewaad van waardigheid af en ontbloot Zijn arm, zodat Hij Zijn werk in alle ernst kan doen, en Zijn doel met de vestiging van Zijn kerk kan bereiken.
Als ik nu deze beeldspraak, die heel veelzeggend is, loslaat, zou ik u eraan willen herinneren dat zij tot volle betekenis komt als het God behaagt om een grote godsdienstige opwekking te geven. Vandaag is mijn hart vrolijk, want ik mag goed nieuws doorgeven. Mijn ziel is helemaal vervuld met blijdschap door het nieuws van een grote godsdienstige opwekking in de Verenigde Staten. Ongeveer honderd jaar of iets langer geleden, behaagde het de Heere om één van de meest wonderbaarlijke godsdienstige oplevingen te zenden die ooit in de geschiedenis bekend geworden zijn. De Verenigde Staten schenen van noord tot zuid te schudden van enthousiasme voor het horen van Gods Woord.
En nu, na het verstrijken van een eeuw, is hetzelfde opnieuw gebeurd. De monetaire druk is eindelijk voorbij; maar het heeft de ruïnes van vele machtige fortuinen achtergelaten. Vele mannen die eens vorsten waren, zijn nu bedelaars geworden. In Amerika heeft men, meer dan in Engeland, het betrekkelijke van al het menselijke leren inzien. De mensen zijn vervreemd van het aardse door de vreselijke en onverwachte paniek; nu lijken ze klaar te zijn om tijdingen te ontvangen die uit een beter land komen, en hun inspanningen te richten op het hemelse. Een ieder die op de hoogte is met de huidige toestand in Amerika, kan u vertellen dat, waar u daar ook gaat, de meest opmerkelijke tekenen zichtbaar zijn dat de godsdienst met majestueuze stappen voortschrijdt.
De grote opwekking, zoals die nu wordt genoemd, is het normale gespreksonderwerp geworden van de marktkooplieden; het is het voorpaginanieuws van elke krant; zelfs de seculiere pers besteedt er aandacht aan, want het is zoiets verbazingwekkends geworden dat alle rangen en standen er door beïnvloed schijnen te zijn. Schijnbaar zonder oorzaak, heeft angst bezit genomen van mensenharten; een siddering schijnt plotseling elke borst te bevangen. Het is bevestigd door mannen van goede reputatie dat er op dit moment steden in Nieuw Engeland zijn, waar je geen enkel onbekeerd persoon zou kunnen vinden, zelfs niet als je ernaar zocht. Zo verbazingwekkend – ik had bijna gezegd, zo wonderbaarlijk – is de plotselinge verspreiding van godsdienst door het hele enorme rijk geweest, dat het voor ons nauwelijks mogelijk is om de helft ervan te geloven, zelfs als het ons verteld werd.
Nu zult u wel gemerkt hebben dat ik altijd al bijzonder bezorgd en achterdochtig ben geweest wat betreft opwekkingen. Als ik een man tegenkom die een opwekkingsprediker wordt genoemd, houd ik hem altijd voor een grote nul. Ik zou het beneden me achten om mezelf zo’n titel toe te meten. Als het God behaagt om iemand te gebruiken voor het teweeg brengen van een opwekking, uitstekend. Maar voor ieder mens die ook maar een beetje bescheidenheid kent, is het zich toemeten van de titel en functie van een opwekkingsprediker, en rond te reizen door het land in de overtuiging dat overal waar hij komt, hij het middel van genade is om een godsdienstige opwekking teweeg te brengen, naar mijn mening een veel te hoogdravende veronderstelling. Er zijn vele opwekkingen die nu en dan in onze steden, en soms in onze stad, plaatsvinden, waarvan ik geloof dat ze onecht en waardeloos zijn. Ik heb gehoord van mensen die ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds bij elkaar kwamen om een bekende opwekkingsprediker te horen. Onder zijn prediking gingen mensen schreeuwen en gillen. Sommigen vielen neer en rolden al stuiptrekkend over de grond. Toen hij naderhand gelegenheid gaf om boetedoening te doen en één of twee lokeenden belijdenis van zonden liet afleggen, kwamen er honderden naar voren. Ze waren onder de indruk door die ene preek, en verklaarden dat zij toen en daar, zich hadden afgekeerd van hun verkeerde wegen.
Afgelopen week nog las ik het verslag van een bepaalde plaats in ons land. Op een dag, onder de prediking van ds. Die-en-die, waren zeventien personen grondig geheiligd, achtentwintig overtuigd van zonde, en negenentwintig ontvingen de zegen van rechtvaardigmaking. De volgende dag volgden er meer; en de dag erop ook. Later werden ze allemaal opgeteld en dat maakt dan een totaal van wel enkele honderden, die gezegend zijn gedurende drie diensten, onder de bediening van meneer Die- en-die. Dat noem ik een schijnvertoning! Er kan iets heel goeds in zitten; maar de buitenkant lijkt mij al zo bedorven, dat ik nauwelijks durf te denken dat het goede binnenin veel te betekenen heeft. Als mensen zo berekenend bezig zijn, treft het me altijd dat ze niet weten waar ze mee bezig zijn. We kunnen gemakkelijk zeggen dat er zo veel aan de gemeente werden toegevoegd bij een bepaalde gelegenheid, maar het is absurd om aparte opsommingen te geven van de overtuigden, de gerechtvaardigden en de geheiligden. U zult daarom verbaasd zijn dat ik over opwekking spreek. Maar u zult misschien niet meer zo verbaasd zijn als ik probeer uit te leggen wat ik bedoel met het vurige en intense verlangen dat ik in mijn hart voel, dat het God zou behagen om door dit land een opwekking te zenden zoals de opwekking die juist in Amerika is begonnen en die, zoals we vertrouwen, daar lang zal voortduren.
In de eerste plaats zou ik aandacht willen schenken aan de oorzaak van elke opwekking van ware godsdienst; in de tweede plaats aan de gevolgen van een dergelijke opwekking-, en dan, in de derde plaats zal ik een paar waarschuwingen geven opdat wij ons in deze zaak niet vergissen, en datgene wat slechts mensenwerk is, voor Gods werk houden. Ik zal eindigen met al mijn broeders en zusters in het geloof van Christus op te roepen zich in te spannen en te bidden voor een opwekking van godsdienst in onze gemeenten.
In de eerste plaats de oorzaak van een ware opwekking. De gewone wereldling begrijpt een opwekking niet; hij snapt er niets van. Hoe komt het dat een plotselinge vlaag van godsvrucht, zoals hij het zou noemen, een soort heilige epidemie, een massa mensen tegelijkertijd zou treffen? Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Vaak gebeurt het in de afwezigheid van alle grote evangelisten; en er kan niet een speciaal middel voor aangewezen worden. Er zijn geen comités opgericht om het teweeg te brengen; er is geen taakgroep aan het werk gezet, er zijn geen verenigingen opgericht. En toch is het gekomen, zoals een hemelse orkaan die alles wegvaagt. Het is over het land geraasd en de mensen zeiden: ”De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt en waar hij heen gaat.” Wat is dan de oorzaak? Ons antwoord is, als een opwekking echt en werkelijk is, is die veroorzaakt door de Heilige Geest en door Hem alleen.
Toen Petrus opstond op de Pinksterdag en die gedenkwaardige preek hield waardoor drieduizend mensen bekeerd werden, kunnen wij dat opmerkelijke succes van zijn bediening toeschrijven aan iets anders dan aan de bediening van de Heilige Geest? Ik lees Petrus’ verhandeling; het was beslist erg eenvoudig; het was een simpele opsomming van feiten; het was zeker erg vrijmoedig, erg scherp, kemachtig en persoonlijk. Hij schroomde niet hun te vertellen dat zij de Heere van leven en heerlijkheid ter dood hadden gebracht en aan Zijn bloed schuldig waren.
Maar oppervlakkig gezien ben ik geneigd te zeggen dat ik heel wat preken heb gelezen waarvan het waarschijnlijker is dat ze effectiever zijn dan die van Petrus. Ik geloof dat er vele predikers geleefd hebben, wier preken als ze gelezen werden, veel opmerkelijker waren gevonden en veel hoger aangeslagen zouden zijn dan de preek van Petrus, in ieder geval door de critici. Die preek lijkt bijzonder eenvoudig en passend te zijn, en buitengewoon vurig, maar geen van deze dingen zijn opmerkelijk genoeg om de oorzaak te kunnen zijn van zo’n buitensporig succes.
Wat was dan de reden? Opnieuw antwoorden we dat hetzelfde woord dat de Heilige Geest zegent tot de bekering van één mens, tot zegen kan zijn voor de bekering van duizend mensen, als het Hem behaagt. Ik ben ervan overtuigd dat als de gewoonste prediker der christenheid deze morgen deze kansel bestijgt en de eenvoudigste, meest ongeleerde preek houdt, de Heilige Geest als Hij het zo zou willen, de preek tot zegen kan laten zijn voor de bekering van elke man, vrouw en kind die hier zit. Zijn arm is immers niet verkort, Zijn macht is niet beperkt. Zolang Hij de Almachtige is, is het aan ons te geloven dat Hij alles kan doen wat Hem goed lijkt. Verbeeld u niet, dat als u een preek hoort die vrucht draagt, het de preek was die dat deed. Denk niet, omdat een bepaalde prediker misschien tot grote zegen is geweest voor de bekering van zielen, dat er iets bijzonders aan de prediker is. God verhoede dat welke prediker dan ook zich zoiets zou aanmatigen.
Elke andere prediker die op dezelfde manier gezegend werd, zou even bruikbaar zijn. Elke andere preek, vooropgesteld dat die de waarheid brengt en vurig is, kan net zo gezegend worden als die beroemde preek van Petrus, die zoveel mensen tot Christus bracht. Gods Geest blaast op mensenkinderen als het Hem behaagt. Hij vindt een volk dat hard is en onverschillig. Hij plant een verlangen in hun hart – Hij zaait het met brede gebaren in hun geest een gedachte aan het huis des Heeren. Ze weten niet waarom, maar direct drommen ze in menigten samen om het Woord te horen verkondigen. Hij werpt het zaad, hetzelfde zaad, in het hart van de prediker. Hij weet niet hoe het komt, maar hij voelt zich vuriger dan tevoren. Als hij de kansel bestijgt, gaat hij als betrof het een heilig offer.
Daar preekt hij, gelovend dat grote dingen door zijn bediening tot stand zullen komen. De tijd van gebed is weer gekomen. Christenen ontmoeten elkaar in groten getale. Zij kunnen niet zeggen wat hen beïnvloedt, maar ze voelen dat ze moeten opgaan naar het huis des Heeren om te bidden. Vurige gebeden worden opgezonden. Ernstige preken worden gehouden, en er zijn ernstige toehoorders. Dan behaagt het God de Almachtige om harde harten te verzachten en overmoedige mensen te onderwerpen en hen tot kennis van de waarheid te brengen. De enige werkelijke oorzaak is dat Zijn Geest aan het werk is in de harten van mensen.
Maar hoewel dit de enige werkelijke oorzaak is, zijn er ook middelijke oorzaken; en de voornaamste middelijke oorzaak van een grote opwekking moet de vrijmoedige, gelovige en onbevreesde prediking van de waarheid zijn, zoals Jezus deed. Broeders en zusters, van tijd tot tijd hebben we een reformatie nodig. Eén reformatie is niet voldoende voor de kerk. Zij moet voortdurend worden opgewonden en opnieuw aan het lopen worden gebracht als een klok. Haar werken raken uitgeput en zij werkt niet meer als vroeger. De krachtige, onopgesmukte leerstukken die Luther bracht, werden ten slotte een beetje gewijzigd, totdat laag na laag op hen werd gedeponeerd.
Tenslotte was de oude, rotsige waarheid bedekt. Er groeide op de oppervlakkige bodem een overvloed aan groene en fleurige vergissingen, die er wel mooi en prachtig uitzagen, maar op geen enkele manier meer iets met de waarheid te maken hadden, behalve dat ze de productenvormden van haar verval. Toen kwamen er vrijmoedige mannen die de waarheid opnieuw brachten. Ze zeiden: ”Weg met die onzin; laten deze leugenachtige schoonheden vernietigd worden.
We hoeven ze niet. Haal de oude waarheid opnieuw tevoorschijn!” En zij kwam tevoorschijn. De kerk heeft echter steevast de neiging om haar eigen naakte eenvoud te bedekken. Ze vergeet daarmee dat de waarheid nooit zo prachtig is als wanneer zij staat in haar eigen, onversierde, door God gegeven heerlijkheid. En nu op dit moment, willen we dat de oude waarheden hun plaats terugkrijgen. De subtiliteiten en verfijningen van de prediker moeten wijken. We moeten de grootse onderscheidingen van de scholastici opgeven, evenals alle geleerde technische details van mensen die theologie als een systeem hebben bestudeerd, maar de kracht ervan niet in hun harten ervaren hebben. En als de goede oude waarheid weer wordt verkondigd door mannen wier lippen zijn aangeraakt als met een gloeiende kool van het altaar, zal dit het instrument zijn in de hand van de Geest, om een grote en grondige opwekking in het land voort te brengen.
Behalve het bovenstaande is vurig gebed van de kerk nodig. De meest onvermoeibare bediening is tevergeefs tenzij de kerk met haar overvloedige tranen het gezaaide zaad besproeit. Elke opwekking is begonnen met en vergezeld van veel gebed. In de stad New York is er op het moment geloof ik, geen enkel uur van de dag dat er geen christenen bij elkaar zijn om te bidden. Een gemeente opent haar deuren van vijf tot zes uur voor gebed; een andere kerk is open van zes tot zeven en verzoekt haar biddende mensen het offer van voorbede te brengen. Het is zes uur geweest en de mensen gaan naar hun werk. Dan vindt een andere groep mensen het een geschikte tijd – misschien degenen die om acht of negen uur naar de zaak gaan – en van zeven tot acht is er een andere bidstond.
Van acht tot negen uur is er een andere, in een ander deel van de stad. Wat nog wel het wonderlijkst is, is dat van twaalf tot één, midden in New York City, een bidstond in een grote ruimte wordt gehouden, die elke dag stampvol is en waar honderden mensen buiten staan. Deze bidstond bestaat uit winkeliers uit de stad, die een kwartier kunnen missen om te komen, kort te bidden en dan weer te vertrekken. En dan komt een nieuw gezelschap binnen om de plaatsen te vullen. Verondersteld wordt dat vele honderden bij elkaar komen in die ene ruimte voor gebed, tijdens dat uur. Dit is de verklaring voor de opwekking. Als dit in Londen gebeurde – als we voor één keer het oude Rome zouden overtreffen, die haar monniken had in haar kloosters die altijd in gebed waren, dag en nacht – als wij samen die gouden ketting van gebed in stand konden houden, schakel na schakel van heilig broederschap, aan elkaar verbonden in voorbede, dan zouden we een overvloedige uitstorting van de Geest van de Heere onze God mogen verwachten. De Heilige Geest als de werkelijke Veroorzaker – het gepredikte Woord en de gebeden van de mensen als instrumenten – en we hebben de oorzaak uitgelegd van de ware opwekking van godsdienst.
Ten tweede: wat zijn echter de gevolgen van een godsdienstige opwekking? De gevolgen zijn alles wat we maar kunnen verlangen dat de kerk goeddoet. Als een godsdienstige opwekking in een land komt, wordt de dominee verwarmd. Men zegt dat in Amerika de slaperigste predikers wakker beginnen te worden; zij hebben zich gewarmd aan het algemene vuur. Mannen die niet zonder aantekeningen konden preken, en met aantekeningen niet met een bepaald doel konden preken, hebben gemerkt dat ze rechtuit konden spreken. Zij spreken met alles wat in hun macht ligt tot de mensen. Als er een opwekking komt, merkt de dominee plotseling dat de gebruikelijke vormen en regels van de kansel niet meer helemaal passend zijn. Hij doorbreekt een barrière; dan bevindt hij zich in een netelige positie en moet hij een andere doorbreken. Misschien betrapt hij zich op een zondagmorgen op het vertellen van een anekdote, terwijl hij een afgestudeerd theoloog is. Hij haalt warempel de waardigheid van de kansel naar beneden door beeldspraak te gebruiken.
Wellicht maakt hij zijn mensen per ongeluk aan het lachen. En, wat ook een grote zonde is in de ogen van deze solide theologen, maakt hij dat nu en dan een traan wordt weggepinkt. Hij weet niet precies hoe het komt, maar de mensen pikken zijn woorden op. ”Ik moet iets goeds voor hen hebben,” zegt hij. Hij verbrandt al die oude preken. Of hij stopt ze onder zijn bed, en maakt een stel nieuwe. Of hij maakt helemaal geen nieuwe, maar neemt alleen zijn tekst en begint te roepen: ’’Mensen, broeders en zusters, geloof in de Heere Jezus Christus, en u zult behouden worden.” De oude diakenen zeggen: ”Wat is er aan de hand met onze dominee?” De oude dames, die hem al zoveel jaren hebben gehoord en zo vaak op de voorste rij van de galerij in slaap zijn gevallen, komen overeind, en zeggen: ”Ik vraag me af wat er met hem is gebeurd; hoe kan dit? Hij preekt als een man die in brand staat. De tranen rollen over zijn wangen; zijn ziel is vol van liefde voor zielen van mensen.” Zij snappen er niets van. Ze hebben vaak gezegd dat hij saai, vervelend en slaapverwekkend was. Hoe komt het dat dit veranderd is?
Wel, het is de opwekking. De opwekking heeft de dominee aangeraakt. De zon die zo helder schijnt, heeft wat sneeuw van de bergtop doen smelten. Het stroomt naar beneden in vruchtbare stromen om de valleien te zegenen. De mensen beneden worden verfrist door de bedieningen van een man Gods. Hij is zelf uit zijn slaap ontwaakt. Hij merkt dat hij, als een tweede Elia, de kracht heeft gekregen om veertig dagen werk te verrichten. Onmiddellijk daarna begint de opwekking heel veel mensen te beroeren. De gemeente werd eens geteld door de lege zitplaatsen te tellen in plaats van de gevulde. Maar plotseling komen de mensen om de dominee te horen en hij begrijpt het niet. Hij was nooit populair en hoopte er ook niet op. Plotseling wordt hij wakker en merkt dat hij beroemd is, voor zover een grote gemeente hem maar beroemd kan maken. Daar zijn de mensen, en kijk eens hoe ze luisteren! Ze zijn allemaal wakker en bij de les. Ze buigen hun hoofden naar voren en leggen hun handen achter hun oren. Zijn stem is zwak; ze proberen hem te helpen. Ze doen alles om het Woord van Leven te horen.
Dan kijken de gemeenteleden om zich heen en zien dat het kerkgebouw vol is. Zij zeggen: ”Hoe is dit toch zo gekomen? We moesten maar gaan bidden.” Een bidstond wordt aangekondigd. Er waren vijf of zes mensen in de consistoriekamer; nu zijn het er vijf of zeshonderd, en ze zijn naar de kerk uitgeweken. En hoe ze bidden! Die ouwe rot die altijd twintig minuten lang bad, vindt het nu beter zich tot vijf minuten te beperken; en die goede oude man, die altijd hetzelfde gebed herhaalde als hij opstond, en het had over het paard dat in de strijd snelde, en de olie van vat tot vat, en al dat soort dingen, laat dat alles thuis en bidt slechts: ”0 Heere, redt zondaren, om Jezus Christus’ wil.” Er is gesnik en gezucht te horen tijdens de bidstonden. Het is duidelijk dat er niet één iemand bidt, maar dat iedereen bidt. De hele menigte schijnt tot voorbede bewogen te zijn. Hoe komt dit toch? Wel, het is slechts het gevolg van de opwekking, want als de opwekking werkelijk komt, ontvangen de dominee en de gemeente daarvan overvloedig.
Maar hiermee eindigt het niet. De kerkleden worden ernstiger, serieuzer. Familieplichten worden beter nagekomen. Het gezinsleven ontwikkelt zich beter. Degenen die geen tijd konden vrijmaken voor familiegebed, merken dat ze het nu kunnen. Zij die niet in de gelegenheid waren om hun kinderen te onderwijzen, durven nu geen dag voorbij te laten gaan zonder het te doen, want zij horen dat er kinderen op de zondagsschool worden bekeerd. Er zijn nu twee keer zoveel kinderen op de zondagsschool als voorheen. Het prachtige is dat kleine kinderen elkaar ontmoeten om te bidden. Hun kleine harten zijn aangeraakt, en velen van hen laten tekenen van genade zien. Vaders en moeders vinden dat ze moeten doen wat ze kunnen voor hun gezinnen: als God kleine kinderen zegent, waarom zou Hij niet hun kinderen zegenen?
En als u de kerkleden op ziet gaan naar Gods huis, valt het u op welk een stabiliteit en soberheid zij uitstralen. Misschien praten zij onderweg, maar zij praten over Jezus. En als zij fluisteren bij de ingang, is het niet langer lege roddel. Het zijn geen opmerkingen als: ”Hoe vind je de dominee? Wat denk je van hem? Heb je die-en-die gezien?” O, nee! ”Ik bid de Heere dat Hij de woorden van Zijn dienaar zegent. Ik bid dat Hij zalving van boven zendt en dat de vlam die uitdooft weer op zal gloeien. Ik bid dat waar leven is, het wordt versterkt en nieuwe kracht ontvangt.” Dit is hun hele conversatie.
Dan is daar het grote resultaat. Er is een bijeenkomst voor mensen die lid willen worden van de kerk. De brave broeder die hem voorzit, is verbijsterd. Hij zag nooit eerder zoveel mensen komen. ”Nee maar,” zegt hij, ”er zijn er zeker honderd om te belijden wat de Heere voor hun ziel heeft gedaan! Hier zijn vijftig mensen ineens, die zeggen dat ze onder zo’n preek tot kennis van waarheid zijn gebracht. Wie heeft deze mensen voortgebracht? Hoe is dit gekomen? Hoe kan het? Is de Heere niet een grote God die zoiets als dit heeft gewerkt?” En de bekeerlingen die zo in de gemeente komen, zijn vurige mensen. Nooit eerder heb je zulke mensen gezien. De buitenstaanders noemen hen fanatiekelingen. Het is gezegend fanatisme. Anderen zeggen dat ze alleen maar enthousiast zijn. Het is hemels enthousiasme. Alles dat plaatsvindt, gebeurt door zo’n geest.
Als ze zingen, klinkt het als de rollende donder; als ze bidden, is het als de snelle, scherpe bliksemflits, die de duisternis van koude harten oplicht, en hen voor een ogenblik laat voelen dat er iets in het gebed aanwezig is. Als de dominee preekt, preekt hij als een zoon des donders. Als de gemeente bij elkaar komt, gebeurt dat met hartelijk verlangen. Als ze geven, geven ze met grotere vrijgevigheid. Als ze de zieken bezoeken, doen ze dat met vriendelijkheid, zachtmoedigheid en liefde. Alles vindt plaats met het oog op Gods heerlijkheid. Niet door mensen, maar door de kracht van God. O, dat wij zo’n opwekking mochten meemaken! Maar, God zij dank, het eindigt ook hier niet mee. De opwekking van de kerk raakt vervolgens de rest van de maatschappij aan. Mensen die niet naar voren komen en belijdenis van geloof afleggen, worden wel punctueler in het bijwonen van kerkdiensten. Mensen die altijd vloekten, houden er mee op; zij vinden dat het niet passend is voor deze tijd. Mensen die de sabbat ontheiligden en God verachtten, merken dat het niet meer kan; ze geven het allemaal op. De tijden veranderen; de moraal viert hoogtij.
De lagere sociale klassen raken beïnvloed. Zij kopen een preek terwijl ze vroeger voor een paar centen een onzinblaadje kochten. De hogere klassen raken ook beïnvloed. Ook zij worden ertoe gebracht het woord te horen. Mevrouw de gravin, in haar rijtuig, die er nooit over had geprakkiseerd om naar zo’n doorsnee plaats als een bedehuis te gaan, zorgt er nu voor dat ze gaat naar plaatsen waar ze gezegend wordt. Zij wil de waarheid horen. Een sleper van de trekschuit zet zijn paarden naast de volbloeden van de gravin. Zij gaan beiden naar binnen en buigen samen hun knieën voor de troon van soevereine genade. Alle lagen van de bevolking raken erbij betrokken. Zelfs aan de senaat gaat het niet voorbij; de premier staat verbaasd en vraagt zich af wat dit alles moet betekenen. Zelfs de vorstin op de troon merkt dat ze de vorstin van een beter volk is geworden dan zij voorheen kende, en dat God iets in haar koninkrijk doet, dat haar stoutste dromen overtreft. Een grote Koning zwaait een betere scepter en oefent een nog betere invloed uit dan haar uitstekende voorbeeld.
Zelfs hiermee eindigt het niet. De hemel raakt gevuld. Eén voor één overlijden de bekeerlingen en de hemel raakt voller. De harpen in de hemel klinken luider. Het gezang van de engelen raakt door een nieuwe melodie geïnspireerd, want zij zijn verheugd de mensenkinderen voor de troon geknield te zien liggen. Het heelal is verblijd: het is Gods zomer, en overal is het lente. De tijd van vogelgezang is aangebroken; de roep van de tortelduif wordt in ons land gehoord. O, dat God ons zo’n opwekking zou zenden!
Ik dank God dat wij veel reden hebben Hem te danken dat we zo’n soort opwekking gedeeltelijk mee hebben mogen maken. Maar het is niets bij waar we naar verlangen. Ik heb gehoord over opwekkingen, waar twintig-, dertig-, veertig- en vijftigtallen binnen werden gehaald; maar, tot Gods eer moet het gezegd worden, er gaat nooit een maand voorbij dat ons doopbad niet wordt gebruikt. Nooit gaat er een zondag voorbij dat we er niet velen in de kudde van de Heere ontvangen. Wel driehonderd mensen in één jaar tijd zijn aan de gemeente toegevoegd, en nog steeds klinkt de roep: ”Zij komen! Zij komen!” De Heere is ons heel genadig geweest, en Hem zij de eer. Maar wij verlangen naar meer. Onze zielen strekken zich gretig en met begeerte naar God uit. O, dat we allemaal bekeerd zouden worden!
We moeten God ook danken dat het hiermee niet stopt; want Exeter Hall is gevuld, Westminster Abbey is vol en dit gebouw ook. Hoewel we het niet helemaal eens zijn met allen die preken, zegent God hen allen! Zo lang Christus wordt gepreekt, verblijd ik mij en zal ik mij verblijden. Voor God wenste ik dat elk groot gebouw in Londen vol raakte, en dat iedere man die het Woord verkondigt, door tienduizenden mensen werd gevolgd die de waarheid willen horen. Moge die dag spoedig aanbreken! Er is één hart dat zich zal verblijden over zo’n dag, meer dan u allemaal – een hart dat altijd het snelst slaat als het God verheerlijkt ziet, ook als onze eigen eer minder zou worden.
Nu moeten we overgaan op het derde punt, die een waarschuwing was. Toen Christmas Evans in Wales preekte, in een tijd van opwekking, maakte hij de mensen altijd aan het dansen. De gemeente raakte onder zijn bediening zo opgewonden dat ze zomaar begonnen te dansen. Nu geloof ik niet dan het dansen het werk van de Geest was. Dat zij in hun harten werden aangeraakt, zou het werk van de Heilige Geest kunnen zijn. Maar de Heilige Geest zorgt niet dat mensen onder preken gaan dansen.
Er komt niets goeds van. Nu en dan is er onder onze Methodistenvrienden een grote uitbraak. We horen over een jonge vrouw die midden onder een preek op dreef raakt en ronddraait in extase, totdat ze neervalt in een flauwte; en zij roepen: ”Ere zij God.” Wij geloven niet dat dit het werk van de Geest is; we geloven dat het belachelijke onzin is, en niets anders.
In de opwekkingen van vroeger in Amerika, honderd jaar geleden, doorgaans de ’’Great Awakening” genoemd, waren er vele vreemde dingen, zoals gegil en geschreeuw, geklop en zenuwstuipen tijdens de diensten. We kunnen dat niet het werk van de Geest noemen. Zelfs de grote opwekking onder Whitefield te Cambuslang, één van de grootste en bijzonderste opwekkingen die er ooit geweest zijn, ging gepaard met bepaalde dingen die we als niets anders dan bijgelovige mirakelen kunnen beschouwen. De mensen raakten zo opgewonden, dat ze niet meer wisten wat ze deden. Maak altijd onderscheid tussen verschillende dingen als u in een opwekking zulke vreemde verkrampingen van het lichaam tegenkomt. Het werk van de Heilige Geest vindt plaats in het hart, niet op die manier in het lichaam. Het is niet Gods wil dat zulke zaken de voortgang van de dienst te schande maken. Ik geloof dat zulke dingen het resultaat zijn van satanische boosaardigheid.
De duivel ziet dat er veel goeds gebeurt. ’’Welnu,” zegt hij, ”ik zal dat allemaal bederven. Ik zal mijn poot erin zetten en een hoop ellende aanrichten. Er worden zielen bekeerd; ik zal zorgen dat ze zo opgewonden raken, dat ze belachelijke dingen doen, zodat alles verachtelijk wordt.” Als u iets van deze vreemde dingen de kop op ziet steken, pas dan op. Daar is die oude duivel aan het werk, die probeert het werk te dwarsbomen. Druk zulke kuren zo snel mogelijk de kop in, want waar de Geest werkt, werkt Hij nooit tegen Zijn eigen stelregel in. En Zijn stelregel is: ’’Laat alle dingen eerbaar en met orde geschieden.” Het is noch eerbaar noch ordelijk als mensen onder de preek gaan dansen, jammeren of schreeuwen als het evangelie hun wordt verkondigd. Daarom is dat allerminst het werk van de Geest, maar slechts menselijke opwinding.
Voorts moet u in gedachten houden dat u altijd onderscheid moet maken tussen verschillende mensen in een opwekking. Als tijdens een opwekking een erg groot aantal mensen werkelijk bekeerd wordt, zal er ook een aanzienlijk deel zijn dat slechts emotioneel geraakt is, en wier bekering niet echt is. Verwacht dat altijd, en wees niet verbaasd als u dat ziet. Het is gewoon een psychologische wet dat mensen elkaar imiteren. Het lijkt slechts logisch, dat als een persoon werkelijk bekeerd is, er bij iemand anders, die nog geen soevereine genade heeft ontvangen, een zekere wens ontstaat om het te imiteren. Wees dan niet ontmoedigd als u dit midden in een opwekking tegenkomt. Het is geen bewijs dat het geen ware opwekking is; het is slechts een bewijs dat dit bijzondere geval niet echt is.
Opnieuw moet ik zeggen dat als God ons een grote opwekking zou zenden, het onze taak is om de banden van discipline niet te laten verslappen. Een aantal kerken is geneigd, als zij enorm in aantal toenemen, mensen in grootverpakking als belijdende leden toe te laten, zonder dat er sprake is van goed onderzoek. We behoren even strikt te zijn temidden van de rukwinden van een opwekking, als in rustiger perioden van gestage groei. Als de Heere Zijn Geest als een orkaan zendt, is het onze taak om bekwaam met de zeilen om te springen, zodat de orkaan ons niet op een rots zou laten slaan, wat ons ernstig zou kunnen verwonden. Opzieners in de kerk, let erop dat als u mensen in beroering ziet komen, u een heilige terughoudendheid blijft betrachten,opdat de kerk niet achteruit gaat in haar vroomheid, door het toelaten van mensen die niet werkelijk behouden zijn.
En nu het vierde punt. Na deze waarschuwende woorden zal ik nu mijn krachten verzamelen. Met al mijn kracht zal ik me inspannen om u op te wekken, God te smeken om een grote opwekking door dit hele land.
Mannen, broeders en vaders, de Heere God heeft ons een zegen gezonden. Eén zegen is de voorsmaak van vele zegeningen. De buien in april worden door druppels voorafgegaan. De zegeningen die Hij ons reeds heeft gegeven, zijn slechts een voorproef en voorbode van iets groters en beters dat nog in het verschiet ligt. Hij heeft ons de vroege regen gegeven. Laten we Hem nu om de late regen smeken, dat Zijn genade onder ons vermenigvuldigd worde en Zijn heerlijkheid toeneme. Er zijn er onder u die ik vanmorgen aanspreek, die een opwekking in de weg staan. Ik zou u liefdevol willen berispen en u willen verzoeken om het werk van de Heere niet te hinderen. Er zijn er onder u die hier misschien ook aanwezig zijn vandaag, die hun leven niet consequent inrichten. En toch bent u belijdende leden. U neemt de beker van het Avondmaal ter hand en drinkt daaruit, maar toch leeft u als wereldse mensen; u bent even vleselijk en begerig als zij. O, mijn broeder, u bent een ernstige belemmering voor de groei van de gemeente.
God zal nooit een onheilig volk zegenen. In verhouding tot ons gebrek aan heiligheid zal Hij ons de zegen onthouden. Vertel me over een kerk die niet standvastig is, en u vertelt me over een kerk die niet gezegend is. God zal het huis eerst schoonvegen voordat Hij wil komen om er te wonen. Hij wenst Zijn kerk zuiver te hebben voordat Hij het zal zegenen met alle zegeningen van Zijn genade. Onthoud dat, onstandvastigen, en bekeer u tot God en vraag Hem geheiligd te worden.
Er zijn anderen onder u die zo koud van hart zijn, dat zij elke vooruitgang in de weg staan. U bent een rem op de wielen van de kerk. Als wij vurig zijn, legt u uw koude hand op alles dat van vrijmoedigheid en durf getuigt. U bent niet verstandig en ijverig; als u dat zou zijn, zouden we God danken dat Hij u die voorzichtigheid gegeven had. Voorzichtigheid en beleid zijn juwelen waar we God altijd voor horen te danken, als we een verstandig man in ons midden hebben. Maar er zijn er onder u op wie ik zinspeel, die verstandig zijn, maar koud. U bezit geen vurigheid, u werkt niet voor Christus. U dient Hem niet met al uw kracht.
En er zijn anderen onder u die zo onverstandig zijn anderen aan te sporen, maar zelf geen stap voorwaarts te zetten. O, Laodiceeërs, u die noch koud noch heet bent, onthoud wat de Heere over u heeft gezegd: ”Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.” Zo zal Hij u behandelen. Pas toch op, pas toch op – u doet niet alleen uzelf pijn, maar verwondt ook de kerk.
Er zijn anderen onder u die zoveel over hebben voor orde, die zo vastzitten aan alles van vroeger, dat u niets geeft om een opwekking uit angst dat we u mochten bezeren. U wilt liever niet dat de kerk hersteld wordt, want we zouden eens een eerbiedwaardig stukje mos kunnen beschadigen. U wast uw eigen gewaad niet want er zit een vlekje van vroeger op. U denkt dat omdat iets oud is, het eerbiedwaardig is. U bent gek op alles wat ouderwets is. U wilt niet dat een weg bestraat wordt, omdat uw grootvader zijn wagen door het karrespoor reed dat daar is. ’’Laat het daar altijd blijven,” zegt u; ’’laat het altijd twee decimeter diep zijn.” Reed uw grootvader daar niet door toen er twee decimeter modder stond, en waarom zou u niet hetzelfde doen? Het was goed genoeg voor hem, en het is goed genoeg voor u. U hebt altijd die gemakkelijke plaats in de gemeente ingenomen.
U maakte nooit een opwekking mee; en u wenst er nooit een mee te maken. U gelooft dat het allemaal onzin is, en dat er geen reden is om ernaar te verlangen. U kijkt terug; u kunt er geen voorbeeld voor vinden. Doctor Die-en-die praatte er niet over. Uw eerbiedwaardige dominee die overleden is, praatte niet zo, zegt u; daarom is het niet nodig. We hoeven u niet te vertellen dat het schriftuurlijk is; daar geeft u niet om. Het is niet ordelijk, zegt u. We hoeven u niet te vertellen dat het een goede zaak is; u geeft meer om iets dat ouderwets is dan om iets dat goed is. Uit de weg nu! Het helpt u niets. U mag proberen ons tegen te houden, maar we zullen over u heen walsen als u niet uit de weg gaat. We geven nog een waarschuwing, maar dan zullen we over uw vooroordelen heen walsen en uw woede opwekken. Uw vooroordelen moeten en kunnen ons niet belemmeren. Nooit is de ketting zo verroest of met gezag verzegeld, of de gevangene verbreekt haar niet graag. En hoewel uw boeien ons mogen ketenen, zullen we hen in stukken slaan als zij de voortgang van Christus’ koninkrijk belemmeren.
Nu ik zo heb gesproken tegen degenen die een belemmering vormen, wil ik spreken tot u die Jezus met heel uw hart liefhebt, en dat wenst uit te dragen. Geliefde vrienden, ik verzoek u te beseffen dat duizenden mensen om u heen sterven. Wilt u hen met uw ogen volgen in de wereld der schaduwen? Duizenden sterven zonder God, zonder Christus, zonder hoop. Mijn broeder, wekt hun angstige lot niet uw meeleven op? U gelooft uit de Schrift dat zij die zonder geloof sterven naar die plaats gaan, waar ”hun worm niet zal sterven, en hun vuur niet uitgeblust zal worden.”
Dit gelovend, wordt uw ziel niet beroerd door medelijden om hun lot? Kijk vandaag om u heen. U ziet een menigte mensen bij elkaar, ogenschijnlijk voor de dienst van God. U weet ook hoe velen hier zijn die Hem niet vrezen, maar die vreemdelingen zijn voor zichzelf en voor het kruis. Wat! U weet zelf hoe ernstig het is om onder de vloek te liggen, en u zou niet bidden en werken voor degenen om u heen die vandaag onder die vloek liggen? Denk aan het kruis van uw Meester. Hij stierf voor zondaren; zal u niet om hen huilen?
Gaf Hij niet Zijn leven over voor hen, en zou u niet uw leven geven om met God te worstelen, dat Zijn bedoelingen met hen vervuld zouden worden? U hebt onbekeerde kinderen – wilt u niet dat die behouden worden? U hebt broers, mannen, vrouwen, vaders, die nu in de gal van bitterheid zijn en in banden van ongerechtigheid liggen. Verlangt u niet naar een opwekking, al was het alleen maar voor hen? Kijk toch hoeveel roof, moord en criminaliteit dit arme land teisteren. Wilt u niet dat er een opwekking komt, al was het slechts voor het blussen van de vlammen van de misdaad?
Zie eens hoe Gods naam elke dag wordt gelasterd. Sla er acht op dat op deze dag het werk doorgaat, alsof het een dag van mensen was en niet van God. Let er op hoe menigten de weg naar beneden inslaan, vrolijk op de weg die naar vernietiging leidt. Hebt u geen gevoel voor hen? Zijn uw harten hard en onaangedaan? Is uw ziel van staal? Is het bevroren als een ijsberg? O Zon der gerechtigheid, rijs op en smelt het hart van ijs. Laat ons allemaal ervaren hoe angstig het is voor onsterfelijke zielen om verloren te gaan; voor mensen om zich naar de eeuwigheid te spoeden zonder God en zonder hoop. O, zal u niet nu, vanaf dit moment, beginnen te bidden dat God zijn Woord zal zenden en hen behouden, zodat Zijn eigen naam verheerlijkt wordt?
En u die God niet vreest, kijk eens hoeveel ophef we over u maken. Uw zielen zijn meer waard dan u denkt. O, dat u in Christus geloofde, tot het behoud van uw ziel!
Amen.