… maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Habakuk 2:4
De rechtvaardige zal door zijn geloof leven.’ Let erop dat de tekst bedoelt te zeggen dat op het moment dat een mens gelooft, hij begint te leven in Gods oog. Hij vertrouwt zijn God, hij aanvaardt het dat God Zichzelf openbaart, hij vertrouwt op zijn Zaligmaker, rust en steunt op Hem, en op dat ogenblik wordt hij een mens die geestelijk leeft, tot geestelijk leven gewekt door God de Heilige Geest. Zijn hele bestaan was vóór dat geloof slechts een vorm van dood-zijn. Wanneer hij op God begint te vertrouwen, gaat hij het eeuwige leven binnen, en wordt hij Van boven’ geboren. Ja, maar dat is niet alles, en niet eens de helft. Want wil de mens voortgaan voor God te leven, wil hij zijn weg in heiligheid blijven volgen, dan moet zijn volharding het gevolg zijn van een voortgaand geloof. Het zaligmakende geloof is niet één enkele daad die wordt verricht en op een bepaalde dag ophoudt: het is een daad die in het hele leven van een mens doorgaat en blijft. De rechtvaardige begint niet alleen door zijn geloof te leven, maar hij vervolgt ook door zijn geloof te leven. Hij begint niet in de geest om te eindigen in het vlees, en evenmin gaat hij een eindje door de genade, om dan de rest van de weg door de werken van de wet te gaan. ‘De rechtvaardige zal uit het geloof leven,’ zegt de tekst in Hebreeën, ‘en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.’ Het geloof is altijd van wezenlijk belang, elke dag en de hele dag, in alle dingen. Ons natuurlijk leven begint met ademen, en het moet voortbestaan door te ademen; wat brood is voor het lichaam, is geloof voor de ziel.