Een preek geplubiceerd op donderdag 16 december, uitgesproken op zondagavond 26 februari 1871 door C.H. Spurgeon, in The Metropolitan Tabernacle, Newington.
Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.1 Kronieken 28:9
Hoewel deze woorden aan Salomo waren gericht, mogen ze, zonder dat hiermee de waarheid geweld aangedaan wordt, aan iedere onbekeerde die hier vanavond aanwezig is, gericht worden. In de Schrift staan immers veel teksten van een soortgelijke strekking die van toepassing zijn op iedereen die God nog niet kent. Voorbeelden hiervan zijn: “Zoekt de Heere terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is”, en “Wie zoekt, die vindt, wie klopt zal worden opengedaan.” Als ik kon zou ik wel bij ieder van u langs willen komen, mijn hand op uw schouder leggen, en zeggen: “Indien gij hem zoekt, Hij zal door u gevonden worden – ja, zelfs door u.” Ik wil u vragen om zo te luisteren alsof deze woorden tot u persoonlijk worden gesproken – niet tot uw buurman of buurvrouw, niet tegen iemand die beter of slechter is dan u, maar tot u. Voor jou, jongeman, en voor u die al wat ouder bent, ja, voor iedereen, ongeacht leeftijd, stand of geslacht, geldt het: “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.”
Ik weet dat mensen die tegen de godsdienst aankijken zonder er iets van te begrijpen, al gauw geneigd zijn om te denken dat het allemaal maar erg mysterieus is. Bijvoorbeeld dat de zegen ervan voor een gelovige misschien pas aan het eind van zijn leven komt, of op zijn sterfbed. Anderen denken dat niemand zeker kan zijn van de zaligheid, tenzij het een bijzonder goede man of vrouw betreft. O! Is het niet vreemd dat, ondanks het feit dat de Bijbel zo’n duidelijk boek is en het Evangelie tegenwoordig door zovelen wordt gepredikt, het merendeel van de mensheid in het duister tast wat betreft de geopenbaarde waarheid Gods? Jezus Christus is de zaligheid. Hij is verkrijgbaar – Hij is nu verkrijgbaar. U kunt weten dat u Hem hebt. U kunt nu gered worden – geheel gered, en leven in de volle vreugde van die wetenschap. “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” Men heeft het idee dat er aan een heleboel mysterieuze voorwaarden moet worden voldaan, dat er van alles en nog wat moet gebeuren wat allemaal buiten ons vermogen ligt. Dat is niet zo, maar u moet Hem zoeken. We zullen u vertellen wat het betekent, dat degene die Hem zoekt, Hem vindt. “Indien gij Hem zoekt. Hij zal van u gevonden worden.”
Sommige mensen veronderstellen dat we geholpen moeten worden om de zaligheid te zoeken. Mensen die zich opwerpen als onmisbare priesters tussen ons en God. Een grote misleiding, maar duizenden geloven het en denken dat God hun gebeden niet verhoort, tenzij ze deze menselijke middelaars met een zekere eerbied bejegenen. Weg ermee, weg met alle pretenties, als zou iemand anders dan Jezus Christus tussen God en de ziel moeten staan. “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” Al komt u zonder iemand mee te nemen met lege handen voor God, zonder enig toebehoren, altaar of misoffer. Hij zal door u gevonden worden. Neem de tekst zo eenvoudig en verheven als deze is. Er staat niet meer of minder dan dit: wanneer een hart God echt zoekt zoals Hij zegt, dan zal het Hem vinden; wie waarlijk Gods genade wil en deze zoekt zoals God zegt die te moeten zoeken, zal die verkrijgen. Wie of wat u ook bent, als u van een vrouw geboren bent, tot God komt zoals het is voorgeschreven en oprecht vraagt om uw behoud, dan zult u de zaligheid zeker ontvangen.
De zaak is eenvoudig genoeg. Alleen onze trots maakt het duister. De weg ten hemel is duidelijk: “Die deze weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen. ”Wij vertroebelen het alleen maar omdat we er een hekel aan hebben. We voegen er van alles en nog wat aan toe, omdat wij net als Naaman de Syriër iets groots willen doen. We zijn niet tevreden met het profetische woord: “Was u en gij zult rein zijn.” Daarom heb ik vanavond geen ander doel voor ogen dan dat er onder ons zijn die de weg der zaligheid mogen zien, en dat ze zo geleid worden dat ze die zullen bewandelen. O! Geve God dat er onder ons toch tenminste enkelen zijn die Hem willen zoeken en vinden. Geve de Meester dat er een aantal tot hun eigen eeuwig welzijn gevangen worden in het net dat wij uitwerpen. We zullen drie, misschien vier zaken behandelen. Ten eerste een belofte die wordt verklaard.
Daarna zullen we een aantal aanwijzingen geven. In de derde plaats zullen we een aantal bezwaren weerleggen. En als daar nog tijd voor is, zullen we nog een aansporing geven om dit alles op te volgen.
I. In de eerste plaats zien we dan een belofte die verklaard moet worden. “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” Ik ben al bijna klaar met mijn uitleg. Door de val hebben wij God verloren, door onze eigen zonde. Wij hebben ons van Hem vervreemd, maar onze zaak is niet hopeloos. Omdat Jezus Christus in de wereld gekomen is, ons het Evangelie gegeven heeft, en verzoening heeft aangebracht. Het staat vast dat de Heere door ons gevonden zal worden wanneer wij naar Hem verlangen en Hem zoeken. En Hij heeft ons de weg gewezen waarlangs wij Hem moeten zoeken. Dat is door naar Hem te gaan zoals Hij zich in Jezus Christus heeft geopenbaard, en op Jezus ons betrouwen te stellen. Als wij dat doen, dan hebben we God gevonden en zijn we gered.
De belofte komt hierop neer: iedere ziel die God zoekt in het gebed, die de zaligheid zoekt in Jezus, door het geloof in Jezus – die ziel zal verhoord worden, die zal de verlangde zegen ontvangen, die zal haar God vinden. U zult niet tevergeefs bidden. Uw tranen, uw roepen, uw verlangens, ze zullen verhoord worden. Christus zal aan u geopenbaard worden, en door het geloof in Hem zult u zeker zalig worden. Geen enkele ziel in de hel zal ooit durven zeggen dat hij de Heere heeft gezocht door Jezus Christus, en Hem niet heeft kunnen vinden. Er is ook geen mens ter wereld die dat zou durven zeggen zonder dat zijn geweten hem zou beschuldigen. Wie Hem zoekt, zal Hem misschien niet onmiddellijk vinden, maar uiteindelijk zal hij Hem toch vinden. Uitstel is bij God geen afwijzing. Ik zal het nog eens herhalen. In de afgrond van de hel zal nooit enig mens durven zeggen: “Ik heb in alle ernst de genade van God gezocht door Jezus Christus, en heb die niet gevonden.” Zij die nooit genade hebben gevonden in Christus, hebben deze nooit gezocht, of nooit met ernst en op de rechte wijze gezocht. Maar de zoeker wordt een vinder. Wanneer hij zoekt op Gods wijze, van harte en met ernst, dan zal God hem niet afwijzen.
“Wat weet u van mij af?”, zegt misschien iemand tegen mij; “U spreekt in het algemeen.” Ik weet niet wie u bent, maar dit weet ik, dat wanneer de goddeloze zijn weg verlaat, en de ongerechtige man zijn gedachten, en hij zich tot de HEERE bekeert, “Zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig.” Ook dit weet ik over u, beste vriend, dat “een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden”. Wie u ook moge zijn, het is mijn opdracht om het Evangelie te prediken aan alle schepselen onder de hemel, en u bent zeker een schepsel. En wat is dat Evangelie? Dit: “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” Dus, in welke bijzondere omstandigheden u ook verkeert, deze ene, heerlijke belofte blijft desondanks staan: “Indien gij Hem zoekt. Hij zal van u gevonden worden.” Het enige “indien” heeft betrekking op uzelf: indien u Hem zoekt. Geen “indien” ten aanzien van het vinden van Hem. O, zal het “indien” zijn? Zal het “indien” zijn? De Heere geve dat het “indien” verandert in een zeker “omdat”. Dat u vanavond nog gedwongen zou worden om te zeggen: “Ik zal Hem zoeken, en ik zal niet ophouden totdat de belofte ook in mijn geval waarheid wordt, en ik Hem gevonden heb van Wie geschreven staat: ‘Indien gij Hem zoekt. Hij zal van u gevonden worden’.” Hiermee heb ik de tekst verklaard, hoewel dat nauwelijks nodig was.
II. Laat mij u nu een aantal aanwijzingen geven. Wat is het om de Heere te zoeken? Het zoeken van de Heere is eenvoudig dit: geloven dat Jezus de Christus is, en op Hem betrouwen; dat Jezus, de Zaligmaker, Gods Gezalfde is, en Hem vertrouwen als Gods Gezalfde om uw ziel te redden. U zult vrede vinden op het moment dat u dat doet. “Maar”, zegt iemand, “ik wil dat geloof hebben waarover u spreekt, dat vertrouwen waarover u het hebt.” Welnu, laat ik u een beetje helpen. Hoe gaan wij iets geloven? Natuurlijk door er achter te komen wat het is. Het zou onzin zijn van mij om tegen u te zeggen: “Geloof, geloof, geloof!”, zonder u te vertellen wat u moet geloven, wat er dan wel geloofd moet worden. Men kan niet iets geloven waar men totaal niets vanaf weet. Laat mij daarom tot iedere ziel die genade zoekt dit zeggen: “Maak uzelf bekend met God, en ontvang vrede.” “Bestudeer de Schriften.” Probeer te begrijpen wat het resultaat was van wat Hij deed. Verkrijg een helder zicht op Zijn persoon en Zijn werk, dat zal u wezenlijk helpen om te geloven.
Bedenk daarbij ook dat het geloof door het gehoor is. Begeef u daarom vaak onder het gepredikte Woord en zoek geen menselijke welsprekendheid, die misschien wel uw trots en ijdelheid strelen en aangenaam zijn voor het oor, maar die uw ziel nooit kan redden. Zoek een bediening waar Christus wordt verhoogd. Verlang daar te zijn waar uw ziel eerlijk wordt behandeld, en waar Christus u in alle eenvoud en ernst wordt voorgehouden. God zegent niet het gehoor van iedereen die spreekt, maar het gehoor van het Woord van God dat “de Zoon des Mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was”; “dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken”, zelfs de voornaamste.
Zet uw oren wagenwijd open wanneer er over Christus wordt gesproken, en bidt ondertussen: “Heere, zegen deze boodschap aan mij.” Zet uw ziel open voor de boodschap; bidt de Heere om uw ziel te openen, zodat u net als Lydia bent, wiens hart de Heere opende opdat ze acht gaf op de dingen die door Paulus gesproken werden. Wanneer u dan denkt het Evangelie te begrijpen, en u al redelijk zicht krijgt op wat u hebt gehoord, maar toch nog met enkele moeilijkheden blijft zitten, zoek dan eens een ernstig christen op bij wie u uw hart kunt uitstorten ten aanzien van deze zaken. U zult zien dat dingen die voor u erg moeilijk zijn voor andere gelovigen juist heel gemakkelijk kunnen zijn. In Gods hand kunnen ze het middel zijn om de schellen van uw ogen te verwijderen.
Zo ging het met Paulus toen hij tot bekering kwam. Hij moest naar Ananias toe, en zodra die bij hem kwam zouden de schellen van Paulus’ ogen vallen. Zorg er ondertussen voor dat u voortdurend in gebed bent. Roep tot God, dat Hij u de weg wijze. Vraag Hem daarom, want bedenk dat Hij voor u kan doen wat u nooit voor uzelf zal kunnen doen. Begrijp dat u uzelf niet kunt redden, ja, dat u er geen recht op hebt om gered te worden; dat het Zijn soevereine genade is als u wordt gered. Daarom, roep Hem nederig aan. Schat Zijn zegen toch op de juiste waarde, zodat u Hem er ernstig om zult smeken. Laat Hem niet gaan, tenzij Hij u zegent. Beroof uzelf liever van de slaap dan dat u uw ziel berooft van Christus. Onderzoek het Woord telkens weer, en laat iedere belofte tot een gebed worden. Al kunt u uzelf amper vasthouden aan een belofte, ga er evenwel pleitend mee naar de troon der genade. Wees dankbaar voor het kleinste sprankje hoop. Vertrouw erop dat het eerste ochtendgloren spoedig over zal gaan in de dageraad, en vervolgens in het klare middaglicht. Bedroef de Heilige Geest niet door uw oude zonde aan te houden. Neem afscheid van uw oude vrienden en begeef u naar Gods huis. Zoek omgang met Gods volk. Streef naar heilig gezelschap en heilige bezigheden.
Ik wil dit alles niet in de plaats stellen van wat ik u eerst zei, namelijk “Geloof nu, geloof nu in Christus”. Wanneer er echter moeilijkheden op uw weg zijn, zullen deze toch wijken wanneer u zo ernstig zoekt als ik duidelijk heb willen maken. O! Wanneer een ziel zo vastbesloten is dat ze zegt: “Ik zal niet omkomen als er genade te verkrijgen is; ik zal mij vernederen; ik zal Christus voor niets anders ruilen; ik zal mij onder Hem vernederen, en Hem met mij laten doen wat Hij wil, als ik maar gered wordt; ik zal geen voorwaarden stellen, maar dat mijn zonden toch uitgewist worden – m’n vriend, u bent al niet ver meer van het Koninkrijk van God. Genade doet haar werk al in uw ziel. “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” Zet uw heilig zoeken voort. Laat niets u ervan weerhouden. Het leven van uw ziel hangt ervan af. De hemel en de hel worden bewogen in deze strijd om uw ziel. Geef uw hart aan God, uw geloof aan Christus. Ja, zoek met uw hele ziel uw zaligheid, en zeg: “Het is mijn enig werk om met een heilig geloof en in heilig vrezen mijn roeping en verkiezing vast te maken, terwijl ik hier nog sta op deze landengte tussen de twee onmetelijke zeeën.” Zo heb ik u hier een aantal aanwijzingen gegeven. Ik zal daar echter niet langer meer bij stilstaan, maar overgaan tot mijn derde punt:
III. HET WEERLEGGEN VAN EEN AANTAL BEZWAREN. Ik kan niet alle bezwaren voorzien, want zondaren hebben er eindeloos veel. Wanneer er vijftig zijn weerlegd, komen ze met vijftig nieuwe aanzetten. Maar er zijn een aantal algemene bezwaren. Eén daarvan is: “Ik ben te schuldig. Waarom zou ik zoeken, wanneer het toch onmogelijk is om ooit vergeving te ontvangen?” O, wanneer het van uzelf af zou hangen, of zelfs van een engel, dan zou ik u niet aansporen! Maar wie is de Heiland? Denk daar eens even over na. Hij is de machtige God. Hij Die de hemelen schiep en ze als een tent uitspreidde om erin te wonen; Hij Die spreekt en het is er; de Vader der eeuwigheid – is iets te moeilijk voor Hem? Zie op Hem. Hij wordt mens, en geeft Zich over in de dood, door een lijden dat nooit ten volle begrepen of beschreven kan worden:
“Hij draagt Zijns Vaders toorn
opdat wij die nooit dragen ”
Is voor de Zaligmaker iets onmogelijk? Denk dat toch niet. De gedachte dat enige zonde voor Christus te groot zou zijn om te vergeven, verdient het nauwelijks om weerlegd te worden. Het is een absurde gedachte wanneer wij het hebben over de oneindige genade van een Zaligmaker die Zelf God is. Enkele jaren geleden werd verteld dat de stad Peking in China gedurende een deel van het jaar ernstig te lijden had onder strenge klimaatomstandigheden. Er werd veel geld uitgegeven voor brandstof, terwijl er in de directe omgeving enorme kolenmijnen waren. Toen men aan de Chinezen vroeg waarom men die mijnen niet ontgon, zeiden ze bang te zijn om het evenwicht van de aardbol te verstoren. Misschien zou de wereld wel op z’n kop gaan staan, waardoor het “Hemelse Rijk”, dat altijd bovenaan had gelegen, onderaan terecht zou komen. Niemand vond het de moeite waard om zo’n absurde theorie te weerleggen. En zo zou ik bijna gaan glimlachen om het dwaze idee dat iemands zonden voor Christus te groot zouden zijn om te vergeven. Wat kan er ooit te groot zijn voor de oneindige genade van de eeuwige God, Die Zelf onze zonden op Zich nam aan het kruis? Zondaar, denk zo toch niet.
Er is echter een ander bezwaar dat nog veel vaker leeft, hoewel het niet onder woorden wordt gebracht. Maar het betekent dit: “Ik ben te goed om Christus te zoeken. Ben ik niet godsdienstig opgevoed? Ik ben niet zo’n zondaar als al die dronkaards en zo. Ik heb er geen enkele behoefte aan om Hem te zoeken.” Arme ziel, als er één weinig kans heeft om gered te worden, dan bent u het wel. Zij die hun eigengerechtigheid opbouwen zijn de laatsten die zich aan de gerechtigheid van Jezus Christus over zullen geven. Voorwaar, de hoeren en tollenaren zullen sommigen van u voorgaan in het Koninkrijk der hemelen, want wees ervan overtuigd dat niemand de Hemel zal binnengaan door zijn eigen werken. Er is maar één poort naar de heerlijkheid, voor koningin en bedelaar, voor de beste en voor de slechtste – dat is door het bloed en de gerechtigheid van de enige Verlosser. Hoe goed u ook bent, als u dit niet hebt, bent u geheel verloren. Zet deze gedachte toch van u af. U bent noch te goed, noch te slecht, maar “indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden”.
Maar ik hoor daar iemand zeggen: “Voor mij heeft het toch geen nut om Christus te zoeken, want ik ben te arm.” M’n beste vriend, u maakt wel een heel vreemde fout, want heeft Jezus niet gezegd: “Aan de armen wordt het Evangelie gepredikt”? Ik ben geneigd om te zeggen dat u niet armer bent dan de Heiland Zelf, want Hij heeft gezegd: “De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan nederleggen.” Laat deze droom toch varen. Goud en zilver zijn van geen enkele waarde in Zijn Koninkrijk. De armste mens is net zo rijk als de rijkste wanneer hij tot Christus komt.
“Ja, maar”, zegt een ander, “ik ben veel te dom. Ik kan amper lezen. Helaas heb ik nooit kunnen leren. Ik kan dat allemaal nooit begrijpen.” M’n vriend, al zou u geen woord van de Bijbel kunnen lezen! Al die geleerdheid is niet noodzakelijk. Het zou een goede zaak zijn wanneer u er wel over zou kunnen beschikken; het zou voor vele doeleinden nuttig zijn, maar het is niet noodzakelijk om dat Koninkrijk binnen te gaan. Wanneer u uzelf kent als zondaar, en Christus wilt vertrouwen als uw Zaligmaker, dan zult u even welkom zijn in het Koninkrijk als doctoren die hun graad aan de universiteit hebben behaald, of als de meest wijze die ooit aan de voeten van Gamaliel heeft gezeten. Wees welkom, wees welkom! Laat dit u niet weerhouden.
Iemand anders hoorde ik weer zeggen: “Ik zou de Heere graag willen zoeken, maar ik heb geen plaats om Hem te zoeken.” “Hoe bedoelt u?” “Ik heb geen kamer waar ik alleen kan bidden.” Ik geef toe dat dit een groot gemis is, maar u moet niet denken dat u een speciale plek nodig hebt om de Heere te zoeken. Ik herinner me een zeeman die veel bad, en men vroeg hem eens waar hij dat altijd deed. “O”, antwoordde hij, “ik ben vaak alleen met Christus geweest in het topje van de mast.” Waarom niet? Wanneer we van onze zonden overtuigd zijn is zelfs een oude wagen die in de tuin staat een geschikt bidvertrek. Waarom niet? Waarom niet? Ik ken iemand die altijd in de zaagmolen bad, en een ander in de hooiberg. Wat geeft het?
“Waar u Hem zocht en vond daar is ‘t gewijde grond.”
Iedere plaats waar een oprecht hart Hem zoekt, is een gewijde plaats. Daar mag u Hem zoeken en vinden. Terwijl u daar staat, in de hoek van de galerij, kan uw ziel God vinden. Of u nu door een drukke winkelstraat loopt, of op de akker achter de ploeg loopt, laat uw ziel slechts roepen: “Jezus, heb medelijden met een zondaar”; laat uw hart op Jezus vertrouwen. Het doet er niet toe waar, elke plaats is goed. Kom niet aan met dat excuus.
Ik heb geen tijd, zegt de ander. Geen tijd! Hoeveel tijd is er dan voor nodig? Maar als dat zo was, hoe komt u erbij om te zeggen dat u geen tijd hebt? U hebt voldoende tijd om u aan te kleden. U zoekt nog even naar die strik of die speld, om netjes voor de dag te komen. Maar geen tijd om het kleed der gerechtigheid aan te trekken! U hebt tijd om te eten, om aan tafel te zitten. Maar geen tijd om het hemelse brood te eten! Wel tijd om te zien hoe het met uw financiën is gesteld, maar geen tijd om uw zielenstaat te bezien! Schaamt u zich voor zo’n excuus! Ik beveel u, gun uw ogen geen slaap, noch uw oogleden sluimering, totdat u gered bent. Stel, iemand wordt midden in de nacht wakker en ziet dat zijn huis in brand staat. Er is rumoer in de straat. Een brandweerman roept naar boven. De ladder staat tegen het raam. “Ik heb geen tijd”, zegt de man, “om de ladder af te gaan en te vluchten. Ik heb toch al zo weinig tijd om te slapen.” U zou hem voor gek verklaren. Maar zo is het met iedereen die zegt: “Ik heb geen tijd om God te zoeken.” Misschien spreekt u toch wel de waarheid, want u kunt dood neervallen voor het volgende woord van mijn lippen komt. Soms verandert God onze valse excuses in ernstige waarheid. Gebruik toch de tijd zolang u die hebt. “Behoudt u om uws levens wil; zie niet achter u om.” Sta niet stil, maar haast u totdat u de Zaligmaker hebt gevonden. Rust niet voordat Christus de uwe is.
Een andere reden die wordt aangedragen is voor sommigen erg bevredigend. Dat is: “Ik kan niet. Niemand kan komen, tenzij dat de Vader hem trekke, en ik kan niet.” Jawel, maar u kunt de waarheid in zo’n vorm gieten dat het een leugen wordt. Mag ik het eens in de goede vorm gieten? Iedere keer dat een zondaar niet kan, is de echte reden dat hij niet wil. Wanneer er in de Bijbel wordt gesproken over het “niet-kunnen” ten aanzien van het geestelijk onvermogen, komt dat altijd neer op “niet-willen”. Maar als u zegt: “Ik kan mij niet bekeren”, dan bedoelt u: “Ik wil het niet; ik wil niet zoeken, ik wil niet geloven.” Wees eens eerlijk tegenover uw eigen ziel, want dat is wat u bedoelt. Als u zou willen, dan zou u ook kunnen. Als uw wil werd overwonnen, dan zou u zeker de kracht ontvangen, maar de eerste moeilijkheid is: “U wilt niet”. Dat is het – u wilt het eeuwige leven niet zoeken; u wilt niet ontkomen aan de hel, u wilt de hemel niet. U wilt niet met God verzoend worden. U wilt niet in Christus zijn opdat u Hem moge bezitten. U draagt het aan als een bezwaar, maar ik reken het u als een misdaad aan, die al het andere nog verergert. Misschien is het op zich al een grotere misdaad dan al het andere samen. Gij wilt niet komen. “Wilt u komen?” “Ja, maar er is zoveel wat ik niet kan.” “Ja! Maar er is een middel om u te helpen.” God de Heilige Geest helpt u, ja, werkt op een machtige wijze in u.
Hebt u nog nooit van die negerslaaf gehoord die voor zijn meester een boodschap moest doen? Hij moest een brief wegbrengen, maar dat wilde hij eigenlijk niet. Hij was dan ook al gauw weer terug. Zijn meester zei: “Sam, je hebt de brief niet weggebracht.” “Nee Massa.” “Waarom niet?” “Massa kan niet verwachten dat Sam het ónmogelijke doet.” “Wat is er dan onmogelijk, man?” “Ging zo ver ik kon, Massa – kwam bij rivier – kon rivier niet overzwemmen – hele brede rivier – kon er niet overzwemmen.” “Maar daar is een veerboot.” “Veerboot naar andere kant, Massa – veerboot naar andere kant.” “Heb je dan niet om de veerboot geroepen?” “Nee, Massa, niet gedaan.” “O! Dwaas dat je bent! Dat is geen verontschuldiging. Waarom heb je niet om de veerboot geroepen? Waarom deed je dat niet?” Als die neger alleen maar geroepen had: “schip ahoi!”, dan zou de veerboot hem hebben opgehaald en zou er niets aan de hand geweest zijn.
Het was absoluut zinloos om te zeggen: “Ik kan niet.” Het was waar, maar het was tegelijk een leugen. Dus wanneer ik ten aanzien van mijn behoud op een punt aankom waar ik niets kan doen, en de Heilige Geest bid om datgene in mij te werken wat ik niet kan, dan zal Hij het doen. Jezus Christus zal mij waar geloof en waar berouw geven, ja iedere genadegift die mij dichter bij Hem brengt. Ik heb maar te vragen wat ik nodig heb, en ik zal het ontvangen. Het is zinloos om te zeggen: “Ik kan het niet.” Niemand vraagt dat van ons. Christus zal het u geven. Maar roep Hem wel aan – roep uit alle macht, en met geheel uw ziel, totdat de zegen afkomt. Hier moet ik het nu bij laten, want ik wil nog een aantal dingen zeggen ter opwekking.
IV. EEN AANSPORING, opdat u Hem gaat zoeken Die van u gevonden zal worden. Mijn eerste aansporing is deze: “Is het niet onze plicht tegenover God dat wij Hem zoeken?” Voor sommige mensen kan het belangrijk zijn om dit te overdenken. U herinnert zich de Gravin van Huntingdon, één van de meest minzame vrouwen die ooit geleefd heeft – een moeder in Israël. Haar bekering was voor een groot deel hieraan te danken: ze was een levenslustige, adellijke dame, voortreffelijk in de omgang, maar ze leefde middenin de wereld, zonder ook maar een gedachte aan goddelijke zaken. Ze was op een bal, en het vertier van de avond nam al haar aandacht in beslag. Plotseling viel haar het antwoord op de eerste catechismusvraag, die zij als kind blijkbaar had geleerd, met kracht te binnen: “Het eerste doel van de mens is om God te verheerlijken, en ons eeuwig in Hem te verheugen.” Ze dacht bij zichzelf: “Nou, hier ben ik dan, een vlinder tussen de vlinders. Ons enige doel is om onszelf te vermaken en de avond vrolijk door te komen.” Zij ging weg met die ene gedachte in haar ziel: “Ik beantwoord niet aan het doel waarvoor God mij heeft geschapen.”
Dit voorval zal sommigen onder ons genoeg stof tot nadenken geven, en ik hoop dat het in eerlijke, goede aarde valt. Wellicht is er een jongeman die moet zeggen: “Als het puntje bij ‘t paaltje komt, dien ik mijn Schepper niet zoals het zou moeten.” Denk aan de bekering van kolonel Gardiner. Hij had een wild soldatenleven geleid, en hij had juist de avond van zijn bekering uitgekozen om een grote zonde voort te zetten. Hij wachtte een uur voor hij naar zijn afspraak ging, en toen dacht hij op de muur een afbeelding van de Zaligmaker aan het kruis te zien, met daaronder de woorden:
“Dit heb ik voor u gedaan– wat hebt u voor Mij gedaan?”
Hij is zijn zondige afspraak nooit meer nagekomen. Hij werd soldaat onder de banier van de Gekruisigde. Ik wens dat er onder ons zijn die zulke edele gevoelens hebben dat ze zullen denken: “Het is gemeen om zo onrechtvaardig te handelen tegenover God, door de onbetekenende dingen van deze tijd te verkiezen boven de gewichtige zaken ten aanzien van de eeuwigheid.”
De volgende aansporing die ik wil geven is er één van hoop. “Indien gij hem zoekt. Hij zal van u gevonden worden.” “O!”, zegt iemand, “Als ik Hem kon vinden, dan zou ik Hem zoeken.” Er zijn mensen die naar Zuid-Afrika gaan om diamanten te zoeken. Wanneer één van hen echter ervan verzekerd zou kunnen worden dat hij een Koh- i-noor zou vinden, dan garandeer ik u dat hij één van de hardste werkers zou zijn. O! Er zijn hier mensen die er nog niet van durven dromen, maar die binnenkort aan anderen zullen vertellen wat de eeuwige Liefde voor hen heeft gedaan. Misschien schimpen ze er nu nog wel op. Ze denken dat het onmogelijk is. De Heere doet grote wonderen. Machtigen stoot Hij van hun tronen en nederigen verhoogt Hij. O ziel! Misschien gaat de poort nog niet open bij uw eerste kloppen, maar hij zal zeker opengaan. Mag ik u eens aanmoedigen. U zult u verblijden. Uw ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid, want er is in de hemel een harp waarop geen vingers zullen tokkelen dan de uwe; er is een kroon die alleen op uw hoofd zal passen en een troon waarop niemand zal zitten dan u. De Heere heeft u verkoren, en daarom roept Hij u deze avond. “Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.” Ga tot Christus, arme ziel, en u zult dat ervaren.
Maar wanneer u hierdoor niet wordt aangespoord, laat mij dan het volgende proberen. Het is een tegengestelde aansporing, namelijk die van vrees. Stel dat u nooit de Heere zou zoeken. Stel dat u zou sterven zonder een Zaligmaker. Wat dan? “Ik zal sterven”, zegt u, “mijn ziel zal voor God verschijnen.” Wat dan? Welnu, uw ziel zal veroordeeld worden, en eens zal uw lichaam opstaan uit het graf. Met ziel en lichaam zult u verschijnen voor de rechtbank van die grote Zaligmaker Die u vanavond veracht. Weet wat u doet, want de boeken zullen geopend worden, en uw afwijzen van Christus zal daar voor de verzamelde wereld bekend worden. En dan, als de aarde zal sidderen en wankelen op haar grondvesten, en de goddelozen in hun verschrikking de bergen zullen aanroepen om op hen te vallen, wanneer de sterren van de hemel zullen vallen als verdorde vijgen uit de boom, en de gehele schepping zich opmaakt om weg te vluchten van Hem Die met verschrikking verschijnt – o, wat zult u dan doen? Wat zult u doen?
Sterven kunt u niet, noch verdwijnen. Voortleven moet u, in nimmeraflatende zielsangst, in wanhoop die nooit door enige hoop verlicht zal worden. “Bekeert u, bekeert u, want waarom zoudt gij sterven?” Waarom zult u Hem verwerpen? “Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” O, zoek Hem toch; verwerp Hem niet! “Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?” O, wie zal mij de tranen geven? Wie zal mij leren spreken met pathos? Hoe kan ik uw geweten bereiken en uw hart ontroeren? Eeuwige Geest, kom en doe deze avond Uw machtig werk. O Jezus, wil toch vele harten redden door dit getuigenis van Uw genade, dat wij steeds maar weer herhalen: “Indien wij Hem zoeken, indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden.” God zegene u, om Jezus’ wil.
Amen.