De kaars des lichaams is het oog; wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw gehele lichaam duister. Lukas 11:34
Eén ding verduistert het oog méér dan enig ander, en dat is de liefde tot de zonde. In negen van de tien gevallen is een zonde die we toelaten de grote waterval die het geestesoog verduistert. De mensen kunnen de waarheid niet zien omdat ze de leugen liefhebben. Ze zien het Evangelie niet, omdat het te rein is voor hun oppervlakkige leven en hun onkuise gedachten. Het heilige voorbeeld van Christus is te ernstig voor de mondaine mens; Zijn geest is te rein voor hen die het zinnelijke genot beminnen. Wanneer mensen de leer van het Evangelie verwerpen, staan ze ook slordigheid in de zeden toe, en laten ze de gewoonten van de wereld prevaleren. Hoe kan iemand zien, als de zonde nu juist in de ogen van de geest heeft gestoken? ‘Hoe kunt gij geloven,’ zegt Christus, ‘gij die eer van elkander neemt?’ De liefde tot de eer van de wereld heeft de farizeeën ervan weerhouden in de nederige Messias te geloven. Wanneer de zonde, als een handvol modder, het oog verblindt, hoeft het ons niet te verbazen dat iemand een agnosticus wordt, iemand die twijfelt, een haarklover. Om een helder oog te hebben, moet iemand een rein hart bezitten. De reinen van hart zullen God zien – en daarom zien de reinen van hart Gods waarheid, om die te waarderen en zich erin te verblijden. O dat de Geest van God het vuil uit onze ogen mocht wassen, opdat we in het licht zullen wandelen, zoals God in het licht is.