En mijn dagen zijn lichter geweest dan een loper; zij zijn weggevloden, zij hebben het goede niet gezien. Zij zijn voorbijgevaren met jachtschepen; gelijk een arend naar het aas toevliegt. Job 9:25-26
U heeft wel eens gezien hoe een schip door de golven klieft en een wit kielzog achter zich laat, terwijl het water om het schip in hevige beroering is. Zo is het leven, zegt Job, ‘als jachtschepen’. Ik kan zijn beweging niet tegenhouden; ik kan het sturen met het roer van Gods Heilige Geest; maar niettemin moet mijn leven zich voortspoeden, evenals een snel schip, naar de haven. Waar zal die haven zijn? Zal die gevonden worden in het land van bitterheid en onvruchtbaarheid, dat sombere oord van de verlorenen? Of zal het die haven zijn van eeuwige vrede?