Verblijdt u te allen tijd. 1 Thessalonicensen 5:1b
Dit is een prettig voorschrift. Wanneer we dit lezen. voelen we dat de tijd gekomen is dat er vogelgezang gehoord wordt. Dat blijdschap tot een plicht gemaakt wordt, is een zeker teken van de heerlijke staat van het Nieuwe Verbond. Omdat Jezus geleden heeft, worden wij aangespoord, bevolen en in staat gesteld om ons te verblijden. Alleen de Man van smarten en Zijn uitverkoren apostelen kunnen als bevel een woord als dit leren: “Verblijdt u te allen lijd” Gelukkig is het volk dat zo aangespoord kan worden!
We dienen ons erover te verblijden dat er een bevel ligt om ons te verblijden. Eer aan de God van alle blijdschap. Die Zijn kinderen opdraagt om blij te zijn. Al nadenkend over deze tekst, lijk ik in de geest wel naar de schaduwrijke bossen vervoerd te worden. Als in een valleitje, helemaal blauw van de grasklokjes, waar de zon door de half-ontloken eikenbladeren op me neer schijnt, ga ik zitten. Ik hoor de gelukkige vogels des hemels hun minneliederen fluiten. Hun muziek vertelt slechts dit: “Verblijdt u te allen tijd.” Alles wat ik zie, hoor en voel, omgeeft me met kransen van verrukking. Ondertussen zingt de schoonste van alle herders van Saron me dit kostelijke lied toe: “Verblijdt u te allen tijd.” Juist die woorden hebben de lente in mijn ziel geblazen en mijn hart in bloei gezel. Zo word ik ook als een narcis, die zich lange tijd tussen de kluiten verborgen heeft gehouden, maar het nu eindelijk waagt om zijn gele bloem omhoog te heffen en zijn gouden klok te luiden. Wie kan er verdrietig of stil zijn, als de stem van de Geliefde zegt: “Verblijdt u te allen tijd“?
De apostel spreekt over het zich verblijden als over een persoonlijke, tegenwoordige en blijvende taak die altijd door het volk van God uitgevoerd dient te worden. De Heere heeft ons niet de keus gelaten of we zullen treuren of ons verblijden, maar Hij heeft ons Zijn bedoeling door een duidelijk gebod kenbaar gemaakt: “Verblijdt u te allen tijd.” Hij zal dit goudlaken over de hele levensakker laten spreiden. Hij heeft als eerste en laatste, als begin, midden en einde verkondigd: “Verblijdt u te allen tijd.” Sommige dingen moeten op het ene moment gedaan worden, weer andere op een ander moment. Zich verblijden is echter iets voor alle tijden, voor eeuwig en altoos, wat, neem ik aan, meer is dan altijd, als het meer kan zijn. Vul de levenszee helemaal met vreugde tot aan de hoogwaterlijn. Houdt niet in, wees niet karig, wanneer het verblijden aan de orde van de dag is. Verken uw grenzen. Trek uw grootste cirkel als u de gouden passer van de vreugde gebruikt.
Van sommige dingen bent u af, als ze eenmaal gedaan zijn en daar hoeft u zich dan niet meer mee te bemoeien. Maar u bent nooit klaar met verblijden. “Verblijdt u te allen tijd.”
Onze tekst staat te midden van vele voorschriften. Zie hoe de apostel vanaf het veertiende vers een aantal plichten bij elkaar zet van dominees en gemeenteleden jegens elkaar. “En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, weest lankmoedig jegens allen.” Al deze dingen dienen beurtelings gedaan te worden, naarmate de gelegenheid erom vraagt. Maar “verblijdt u te allen tijd”. U hebt genoeg te doen, maar dit ene moet u altijd doen. U zult uw armen nooit over elkaar kunnen doen uit gebrek aan één of andere heilige taak. Wees echter niet bezorgd. Pieker er niet over wat u moet doen. Integendeel, neem de heilige plichten op met enthousiasme, begroet elke ervan en aanvaardt ze met verrukking. Verblijdt u in elke taak afzonderlijk, want “verblijdt u te allen tijd”. U zult de ongeregelden moeten vermanen, hoewel hun opstandige natuur u misschien zal ergeren. Of als u in lankmoedigheid uw ziel bezit, wordt u wellicht bedroefd om een taak te volbrengen die zo triest is. Weest echter niet te zeer verontrust, zelfs niet door de smart van gekwetste liefde. Vermaant de ongeregelden, maar “verblijdt u te allen tijd”.
Onderbreek de heilige dienst van het zich verblijden niet, als u gevraagd wordt de kleinmoedigen te vertroosten. Het gevaar bestaat dat de kleinmoedigen u van troost beroven, maar laat dat niet gebeuren. In uw pogingen hen uit het water te tillen, verdrinkt u zelf misschien bijna.
Uw redding ligt dan in dit zoete woord “Verblijdt u te allen tijd.” U zult uw kracht verliezen om zowel de ongeregelden te vermanen als de kleinmoedigen te vertroosten, als u uw blijdschap kwijtraakt. De vreugde des Heeren zal in al deze zaken u tot sterkte zijn. Daarom, “verblijdt u te allen tijd”. Binnen handbereik liggen de zwakken die alle steun missen, en u zegt misschien tot uzelf: “Ik wilde wel dat heel het volk van God sterk was dan zouden we eensgezind al onze kracht tegen de vijand kunnen aanwenden, in plaats van die in eigen land te moeten gebruiken om ons eigen zwakke krijgsvolk te ondersteunen.” Wees echter om die reden niet terneergeslagen. Terwijl u de zwakken ondersteunt, “verblijdt u” dan toch “te allen tijd”. Uw verblijden zal de zwakken tot enorme steun zijn. Met verblijden te stoppen zal een vreselijke bevestiging van hun leed betekenen. Reik de krachtelozen de hand, maar stop zelf niet met zingen. Draagt een moeder haar baby niet terwijl ze tegelijkertijd zingt? Als u zich omdraait, zult u alle mensen bij elkaar zien komen om u te hinderen, u te smarten, u te belasteren, om u te gebruiken voor hun minne doeleinden. Wees echter niet bedroefd: aanvaard uw medemensen, aangezien de Heere ook u aanvaardt. Maar stop niet met u te verblijden. Zoals u geduldig bent jegens allen, laat uw geduld dan ook een vleugje blijdschap in zich hebben. Hoe groot de provocaties die u te verduren krijgt ook mogen zijn, “verblijdt u te allen tijd”.
Zoals er geschreven staat, “Met al uw offeranden zult gij zout offeren”, laat het dan uw vast voornemen zijn om u in iedere andere taak te verblijden. Ik ben er zeker van, gemeente, dat we een grote fout maken als we als Martha worden belast met zoveel dienen. Want die belasting weerhoudt ons ervan de Meester goed te dienen. Hij ziet graag dat degenen die in Zijn huis dienen, dat doen met een blijmoedig gelaat. Hij wil geen slaven om Zijn troon op te luisteren. Hij ziet graag dat Zijn kinderen Hem dienen met een glans op hun gezicht dat het Zijne weerspiegelt. Hij ziet graag Zijn blijdschap vervuld in hen zodat hun blijdschap vol mag zijn. Het is Zijn koninklijk vermaak dat Zijn dienst een genot is, Zijn aanbidding de hemel, Zijn aanwezigheid heerlijkheid.
Laat uw hart geheiligd worden, maar niet verontrust. Geef te midden van talloze werkzaamheden geen ruimte aan één enkele bezorgdheid. Terwijl u verlangt God in alles te eren, ga echter niet gebukt onder de zorg over Zijn zaak en Zijn dienst, tenzij u de hand van Uza uitstrekt om de ark des Heeren te stutten. De Heere verbood Zijn priesters om kleding te dragen die zweet veroorzaakte. Zo wil Hij ook niet dat één van u zich zorgen maakt en tobt over Zijn zaak, als we daardoor onze rust in Hem verliezen. Worstel gerust om een zegen, maar ’’verblijdt u” wel “te allen tijd”.
Het bevel tot verblijden staat te midden van werkzaamheden. Het staat daar om ons te leren hoe we ze allemaal moeten uitvoeren.
Merk ook op dat onze tekst meteen volgt op een verwijzing naar beproeving en bitterheid. Lees vers vijftien maar: “Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde.” Gods kinderen zijn snel het doelwit van allerlei kwaadsprekers. Er worden misschien lasterlijke geruchten over hen verspreid. Ze worden misschien van vele zaken beschuldigd, waar ze nog nooit eerder aan gedacht hebben. Ze worden misschien tot in het hart geraakt door de ondankbaarheid van hen die hun vrienden hadden moeten zijn. Maar toch wordt hen bevolen: “Verblijdt u te allen tijd.” Verblijdt u juist in tijden van vervolging en smaad. “Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.” Alzo spreekt de Heere. “Verblijdt u”, zegt Hij, “en verheugt u.”
Er is een uitdrukking in het Grieks die nooit in het Engels is overgezet: agalliasthe. De oude Trapp maakte eens een toespeling op het woord agalliasthe toen hij zei: “de gaillarde dansen”. Ik weet niet wat een “gaillarde” was, waarschijnlijk één of andere vreugdevolle dans. We weten geen betere manier om het Woord des Heeren te vertalen dan met ‘jubelen’, of ‘van vreugde opspringen’. Zelfs als uw goede naam aangetast wordt door de kwaadwilligheid van goddelozen, dan moet u nog opspringen. Wanneer moet u zich dan ellendig voelen? Zeker, er is geen plaats van vertwijfeling. Als laster ons aan het dansen zet, wanneer moeten we ons dan zorgen maken? Stel dat de een of andere beproeving ons overkomt, dan dient u zich nog altijd in de Heere te verblijden. Uw dierbaarste vriend is overleden: “verblijdt u te allen tijd”, Uw gezondheid is aangetast, uw longen zijn zwak, uw hart klopt niet regelmatig, spoedig kunt u doodziek zijn. Echter, “verblijdt u te allen lijd”. Binnenkort moet u deze tabernakel helemaal afleggen! De voortekenen waarschuwen u dat u spoedig de ogen zult sluiten. Echter, “verblijd u te allen lijd”. Er zijn geen grenzen aan deze aansporing. Het is er altijd de geschikte tijd voor. Door water en vuur, door leven en dood, ‘verblijdt u te allen tijd”.
Een enkele verklaarder zegt dat de opdracht van onze tekst inhoudt, dat we de gewoonte moeten kennen om ons te verblijden. Want er zullen zeker momenten zijn waarop we ons niet verblijden. Het moet “aanhoudend maar met tussenpozen” zijn, zo zegt er een. Ik weet niet hoe dat kan, maar ik begrijp wat hij bedoelt. Hij bedoelt dat het een algemeen kenmerk van onze levensstijl moet zijn dat we ons verblijden. Toch voelt hij blijkbaar aan dat er nu en dan donkere wolken zullen komen om de aanwezige zonnestralen af te wisselen. Hij waarschuwt ons voor een beschadigd wegdek waar de wals het asfalt nog niet platgemaakt heeft. Dat is echter geen verklaring van de tekst, want de apostel zegt nadrukkelijk: “Verblijdt u te allen lijd.” Dat wil zeggen: verblijdt u meteen en staakt het verblijden nooit. Wat er ook gebeurt, verblijdt u. Wat er ook plaatsvindt, verblijdt u. Als het allerergste ons overkomt, als de avond overgaat tot een zevenvoudige nacht, “verblijdt u” toch “te allen tijd” Dit carillon van hemelse klokken moet de hele nacht en de hele dag door klinken. “Verblijdt u, heilige Gods, te allen tijd, op alle plaatsen, onder alle omstandigheden. Vreugde, eeuwige vreugde. Verblijdt u te allen tijd. Te midden van talloze taken, temidden van talloze golven van beproeving, verblijdt u nochtans.” Het leven van een christen moet gekenmerkt worden door bestendige vreugde.
Ik voel me verplicht om melding te maken van een van de eigenaardigheden van de kerken, namelijk dat ik veel diepgeestelijke christenen heb gekend die bang waren om zich te verblijden. Veel oprechte godsdienst wordt gekenmerkt door een ziekelijke tint van bezorgdheid! Sommigen hebben zo’n kijk op godsdienst dat het voor hen een heilige plicht is om somber te zijn. Zij geloven in de heiligheid van ontevredenheid alsof het om de duivel in de gedaante van een engel ging. Een van de geboden van de heiligen der misère is: “Doe de gordijnen op zondag dicht.” Eén ander gebod luidt: “Glimlach nooit tijdens de preek, dat is goddeloos.” Een derde voorschrift is: “Neem zelf nooit rust, en zorg ervoor dat u niemand anders ooit een moment rust gunt. Waarom zou iemand een moment van kalmte moeten krijgen in een wereld vol zonde? Doorwandel de wereld en doordring de mensen van het idee dat het iets vreselijks is om te leven.”
Ik heb wat beste mensen gekend die door hun diepe overtuiging dat het goddeloos is om blij te zijn, noch praktisch dienstbaar, noch als de Heere Jezus konden zijn. Ik kan me goed een oprechte christin herinneren die mij zag toen ik pas bekeerd was, vol van de vreugde des Heeren en blijmoedig verzekerd van mijn behoud in Christus Jezus. Ze leek een beetje van streek bij de aanblik van zoveel vreugde. Ze schudde haar hoofd. Ze keek me aan met zo’n blik van bovenaards medelijden, dat deze beste mensen gewoonlijk in voorraad hebben. Het leek haar iets vreselijks dat zo’n jonge christen durfde te weten in Wie hij had geloofd. Als je honderd jaar christen was geweest, dan zou je misschien kunnen denken aan de mogelijkheid dat je behouden bent. Maar om nou meteen als een klein kind in de Heere Jezus Christus te geloven en zich meteen in Zijn behoudenis te verblijden. Dat leek voor deze oude christin zo’n schokkende daad van vermetelheid. Sindsdien heb ik heel wat mensen zoals zij gevonden.
En toen ik hen hun hoofd zag schudden, hebben ze me niet zo kunnen verontrusten als zij bij die eerste gelegenheid. Ik ken ze nu en ik weet dat er toch niets in dat hoofdschudden zit. Het feit is dat ze hun hoofd zouden moeten schudden over zichzelf dat ze in zo’n droevige toestand raken, terwijl deze tekst toch op een heilige bladzijde staat: “Verblijdt u te allen tijd.” Het kan toch niet verstandig en wijs zijn om dit duidelijke voorschrift van het Woord te veronachtzamen. Het kan toch niet riskant zijn om te doen wat ons opgedragen wordt. Het kan toch niet fout zijn als een gelovige in die gemoedstoestand blijft die door de Heilige Geest in zulke duidelijke en onbedekte termen aanbevolen wordt: “Verblijdt u te allen tijd.“
Geliefde vrienden, u mag, u verblijden. God heeft geen embargo gelegd op het verblijden. Hij legt geen beperkingen aan geluk. Geloof maar echt dat u gelukkig mag zijn. Geloof maar echt dat er geen verordening van God bestaat die u opdraagt om u ellendig te voelen. Blader maar door dit boek om te kijken of er een voorschrift van de Heere is dat zegt: “Zucht altijd in de Heere en opnieuw zeg ik zucht.” U mag zuchten als u dal wilt, daar hebt u christelijke vrijheid voor. Maar geloof tegelijkertijd dat u een grotere vrijheid hebt om u te verblijden. Zo staat het geschreven. Hij draagt u op om u te verblijden en opnieuw zegt Hij: “Verblijd u”. Sommigen van Gods schapen durven de weide van de Heere Zelf niet in. Het staat daar boordevol vetrijk en verrukkelijk voedsel. En de Herder heeft hen er al heen geleid. Toch dromen ze nog van een poort en dat die poort dicht is. Erboven zou staan: “Inbeelding” Ze zijn bang om daar te grazen waar God voor hen het beste gras heeft laten gloeien.
Ze zijn bang voor inbeelding. Hun angst is ongegrond, maar komt helaas algemeen voor. O, kon ik de ware gelovige maar van deze kwade invloed bevrijden! Als u in de Heere Jezus Christus gelooft, is alles wat er in Christus is het uwe. Als u in Jezus Christus rust, hoewel u misschien pas kort in Hem gelooft, behoort het hele verbond der genade met heel haar aanbod u toe. U hebt het recht deel te hebben aan datgene wat genade heeft verschaft. Jezus nodigt u uit om overvloedig te eten en te drinken. Geliefden in de Heere, de enige zonde die u aan de dis der liefde kan begaan, is zich in te houden. Het feestmaal wordt door een koninklijke hand gereedgemaakt, en de gulheid van de Koning nodigt u te komen. Aarzel niet uit schaamte of angst. Kom en laat uw ziel zich met het goede verzadigen. “Eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen”, want daar geeft God u toestemming voor.
Maar ik ga nog een stap verder: het is zelfs een zonde als u zich niet verblijdt. Ik zal het niet scherp zeggen. Ik zou het graag zo zacht en voorzichtig mogelijk willen zeggen. Maar het moet gezegd worden en ik mag dan mijn gevoeligheid niets van de kracht ervan wegnemen. Als het een gebod is, “verblijdt u te allen tijd”, dan is het een overtreding van het gebod om zich niet te verblijden. En wat is een overtreding van een gebod? Wat is een veronachtzaming om een voorschrift te gehoorzamen? Is het geen zonde – meer een zonde van tekortkoming dan van overtreding? Geliefden, waarom zie ik zo’n sombere uitdrukking op uw gezicht? Waarom koestert u argwaan? Waarom treurt u? Waarom bent u voortdurend achterdochtig jegens de trouw van God? Waarom verblijdt u zich niet wanneer Gods Woord u dat zegt, eerst toestemmend, daarna bevelend? Kom, ongelukkige en treurige gemeenteleden, ondervraag uzelf liever dan anderen. O troostelozen, houd op hen te beoordelen wier ogen schitteren van verrukking.
De volgende keer dat u een blijde christen tegenkomt, begin hem dan niet te berispen. Berisp liever uzelf omdat u zich niet verblijdt. Wat u betreft die vlug ter been bent, ik hoop dat u geen onvriendelijk woord zegt over de arme Mefiboseth, kreupel aan beide voeten. Want David is zeer op hem gesteld en hij zal aan Davids tafel zitten. Maar Mefiboseth in zijn kreupelheid moet op zijn beurt ook niet bitter en kritisch worden en iets aan te merken hebben op Asahel, die zo snel is als een jonge hinde. Anders zou het wel erg belachelijk zijn. Nee nee, bezwaarden, berisp de blijden niet. Blijden, wees niet ruw jegens de treurenden. Draagt elkanders lasten en deelt in elkanders blijdschap. Als er berispt moet worden, berisp klein geloof dan, die treurig zijn eigen zwakheid in de genade beklaagt. Als God ons helpt trouw aan onze eigen ondervinding te blijven, dan bekritiseren we anderen niet, maar oordelen we onszelf.
Tot zover de inleiding.
En nu wil ik een paar minuten spreken over DE HOEDANIGHEID VAN HET VERBLIJDEN dat in onze tekst bevolen wordt. Moge de Heilige Geest mij in staat stellen het uitgelezen genoegen en de bijzondere hoedanigheid van dit levenslange verblijden van een gelovige u voor te leggen. “Verblijdt u te allen tijd.”
Gemeente, dit is geen vleselijk verblijden. Als dat zo was, dan zou het onmogelijk zijn om dit voor altijd vol te houden. Er is een vreugde over de oogst. Maar waar vinden we die in de winter? Er is een vreugde over rijkdom. Maar waar is die vreugde als het vermogen als sneeuw voor de zon verdwijnt? Er is een vreugde over gezondheid. Maar die is niet altijd bij ons, want de kwade dagen komen en de jaren van moeite en verdriet. Er is een vreugde over het hebben van kinderen. Zoet is de huiselijke vreugde, maar deze duurt niet voor eeuwig. Aan het huis van de gelukkigen klopt de hand van de dood. Nee, als uw verblijden ontspringt uit aardse fonteinen, deze fonteinen kunnen opdrogen en dan is uw verblijden voorbij. Als de grond van iemands vreugde ergens op aarde gevonden moeten worden, dan zal die aan het wankelen gebracht worden.
Want er komt een dag dat de hele aarde zal beven, en zelfs nu is zij verre van stabiel. Bouw niet op de versierselen van een toga. Wat zijn uiterlijkheden anders dan golven van een veranderlijke zee? Nee geliefden, het kan geen vleselijk verblijden zijn dat hier bevolen wordt, aangezien een vleselijk verblijden in de aard van de zaak niet voor eeuwig zal bestaan. De mens mag zich verblijden in de dingen van dit leven, maar dat is alles wat we erover kunnen zeggen. Hem wordt verboden zich te veel over deze zaken te verblijden, want ze zijn als honing waarvan een mens kan eten totdat hij er ongemerkt misselijk van wordt. Het verblijden waartoe God oproept, is een blijdschap waarmee men onmogelijk te ver kan gaan. Het is een hemelse vreugde, gebaseerd op zaken die blijvend zijn. “Verblijdt u te allen tijd.” Nogmaals, aangezien deze vreugde niet vleselijk is, ben ik er zeker van dat ze niet aanmatigend is.
Sommige mensen dienen zich niet te verblijden. Sprak de profeet Hosea niet: “Verblijdt u niet, o Israël! tot opspringens toe, gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af’? Er zijn mensen die zich verblijden, maar het zou goed zijn als een getrouwe hand de beker van hun lippen zou slaan. Zij hebben nooit hun toevlucht tot Christus genomen. Ze zijn nooit wederom geboren. Ze hebben zich nooit onderworpen aan de gerechtigheid van God. En toch voelen ze zich op hun gemak in Sion. Och, beklagenswaardige zielenrust! Velen zijn onkundig van hun ondergang, vreemdelingen van het middel der genade, vreemdelingen van het bloed dat verlossing bracht. En toch verblijden ze zich in hun eigengerechtigheid. Ze kennen een vreugde die na jaren van onoprecht belijden, huichelachtige vormendienst en ijdele zelfingenomenheid vermeerderd is.
Diegenen worden niet opgeroepen zich te allen tijd te verblijden. Er moeten geldige redenen zijn om zich nu te verblijden, anders kan er geen reden zijn om zich blijvend te verblijden. Als uw blijdschap het daglicht niet verdragen kan, distantieer u er dan van. Als u meeloopt met het voetvolk van algemeen zelfonderzoek in tijden van gezondheid en zij vervelen u, wat zult u dan doen als u te kampen hebt met de zwarte ruiters van somberheid in het uur van de dood? De blijdschap die blijft, dat is de blijdschap waarnaar gestreefd moet worden. Maar een blijdschap die men niet kan verantwoorden, moet nooit gezien worden als eeuwigdurend. Is uw hoop gevestigd op wat Jezus aan het kruis voor zondaren gedaan heeft? Hebt u echt deel aan het leven dat er in Hem is? Bent u opnieuw geboren uit een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood? Als dat zo is, dan kunt u zich gerust meteen verblijden. En dan kunt u zich gerust ook te allen tijd verblijden. Is het niet duidelijk dat het verblijden dat in onze tekst bevolen wordt, geen aanmatigende of vleselijke blijdschap is?
Geliefden, ik voel me genoodzaakt eraan toe te voegen dat het ook geen dweepzieke blijdschap moet zijn. Bepaalde godsdienstige mensen hebben een rusteloze, licht ontvlambare aard en voelen zich pas goed als zij bijna uit hun dak gaan. U zou niet verbaasd kijken als hun haar kaarsrecht omhoog zou staan, net als de stekels van een geïrriteerd stekelvarken. Zij bevinden zich in zo’n geestestoestand dat ze om het minste of geringste “halleluja” roepen, want zij staan klaar om te roepen, te schreeuwen, te springen of te dansen. Ik veroordeel hun extase niet, maar ik ben benieuwd om te vernemen waar het bij hoort. Kom eens hierheen, vriend, en laten we praten. Wat weet je? Wat? Is het mogelijk dat ik u kwets zodra ik een reden zoek voor de hoop die in u is? Is het echt zo dat u niets weet van het leerstuk der genade? U is nooit iets geleerd. De doelstelling van het genootschap dat u ingelijfd heeft, is niet om u iets te leren maar alleen om u aan te vuren. Ze gieten u wel vol met kokend water, maar ze voeden u niet met melk. Dat is een kwalijke zaak. Wij houden best van opgewondenheid van een passend soort en we hunkeren oprecht naar verheven en heilige blijdschap, maar als ons verblijden niet voortkomt uit een duidelijk begrip van de zaken van God, en als er geen waarheid aan ten grondslag ligt, wat baat het ons dan?
Degenen die zich verblijden zonder te weten waarom, kunnen tot wanhoop geleid worden zonder te weten waarom. En dergelijke mensen kan je vroeg of laat waarschijnlijk in een inrichting aantreffen. Het geloof in Jezus Christus laat zich leiden door waarheidsgetrouwe, redelijke, logische principes: Het is geheiligd gezond verstand. Een christen zou alleen die blijdschap moeten hebben die hij kan verantwoorden en waarvan hij kan zeggen, er is een reden voor.” Ik verzoek u om erop te letten dat u een blijdschap kent waarvan u mag verwachten dat die eeuwig blijft beslaan, omdat er een gegronde reden voor is. De opwinding van dierlijk enthousiasme zal als het geknetter van doornen onder een ketel uitdoven. We verlangen naar een vlam die op de haard van onze zielen brandt en die gevoed wordt met de brandstof van de eeuwige waarheid. Hij zal daarom voor eeuwig blijven branden.
Ik ga nog een beetje verder. Ik geloof dat de blijdschap die hier bevolen wordt – “verblijdt u te allen tijd” zelfs niet die verheven en goddelijke verblijding is die christenen bij speciale gelegenheden voelen. We zouden van meeslepende vervoeringen en van sublieme vreugde kunnen vertellen die, als zij niet de hemel zelf zouden zijn, er zo aan verwant zijn dat we die niet zouden willen ruilen voor de plaats die Gabriël inneemt, dichtbij de troon van zijn Meester. Zeker, er zijn momenten waarop een Elia Gods, nadat het vuur uit de hemel gedaald is, zijn lendenen gordt en met zo’n goddelijke bezieling voor Achabs wagen heen loopt die de omstanders niet begrijpen. Er zijn van die momenten op de top van de berg als toen Petrus uitriep: “Laat ons drie tabernakelen maken.” Het is zo goed om daar te zijn dat we graag op die berg zouden willen blijven en nooit meer naar de drukte, het tumult en de zonden van een wereld in schuld terug willen.
Welnu, u wordt in de tekst niet opgeroepen om altijd in zo’n hoge, verheven, meeslepende gemoedstoestand te verkeren. “Verblijdt u te allen tijd”, maar u kunt u niet altijd op die manier verblijden. Ik zei dat u dat niet kunt, en dat bedoel ik letterlijk. Er zit een absolute onmogelijkheid in. De geest zou overbelast raken. We zouden niet in zo’n toestand van opwinding en spanning kunnen leven. Soms kunnen we in diep water zwemmen. Maar wie kan er altijd zwemmen? We kunnen de vleugels van een arend aannemen en boven de sterren uit stijgen. Maar we zijn geen condors en we kunnen niet altijd vliegen. We lijken meer op mussen die een huis vinden bij Gods altaren. Als we dan niet met vleugels kunnen opvaren, vinden we het al voldoende als we kunnen lopen zonder moe te worden en wandelen zonder mat te worden.
Gewone blijdschap, dat is waartoe een christen hier opgeroepen wordt. Het is niet de vreugde van een jubeljaar maar van ieder jaar, niet de vreugde over de oogst maar over alle maanden. “Verblijdt u te allen tijd.” Nee Mirjam, nee, niet altijd de tamboerijn! Niet iedere dag: “Zingt de Heere; want Hij is hoog verheven!” Er is iets anders voor je te doen. Nee Mozes, niet iedere dag: “Uw rechterhand, O HEERE! heeft de vijand verbroken!” Nee, er is ander werk voor u onder die opstandelingen, dat net zo eervol voor uw God is en net zo nuttig als het schrijven van een zegelied voor Israël. Nee Jakobus, Johannes en Petrus, niet altijd op de top van de Tabor. Soms met uw Meester in het huis van de dood, waar een jong meisje opgewekt wordt. Soms in Gethsemane om te waken, als u dat kunt, terwijl Hij grote druppels bloed zweet. U moet zich te allen tijd verblijden. Toch kunt u niet altijd de schel klinkende cimbalen laten horen. Soms moet uw hand het doen met een zachtere citer. Niet alle dagen zijn feestdagen.
Er was een dag waarop Job zijn vee en zijn kinderen verloor en toch de Naam van de Heere loofde. Niet alle dagen zijn trouwdagen. Er was een dag waarop Jakob riep: “Al deze dingen zijn tegen mij.” Niet alle dagen zijn als de hemel op aarde. Totdat de dag aanbreekt en de schaduwen verdwijnen, zullen we het moeten doen met een blijdschap die meer lijkt op een lamp in de nacht dan een zon overdag. Een blijdschap die ons eerder verheugt als we terneergeslagen zijn dan ons tot verroering brengt. Ik hoop dat u begrijpt wat ik wil zeggen, hoewel ik bang ben dat ik me slechts vaag uitdruk. Dit laat zien wat voor blijdschap niet altijd bij ons kan zijn.
De blijdschap die te allen tijd bij ons kan zijn, is deel van onszelf, een kracht van de nieuwe natuur die God door Zijn Geest in ons werkt. Ze bestaat uit een grote opgewektheid van een wedergeboren natuur. Een vaste overtuiging dat wat God doet welgedaan is. Een zoete instemming met de voorzienigheid Gods, die deze laat beschikken wat ze wil.
Een intens behagen in God Zelf en in de persoon van Zijn geliefde Zoon. En vervolgens een rust, een kalmte, een stilte van de ziel, “de vrede van God die alle verstand te boven gaat”. Dit heilige verblijden is een voorproefje van de hemel zelf. U hebt vast weleens gehoord van “liederen zonder woorden’. Zo is ook de blijdschap des Heeren in de ziel een soort still lied dal voor altijd in de geest gezongen wordt, een rustig musiceren met iedere hartslag, met iedere opzwelling van de longen, een levend psalmboek voor God. Ik hoop dat u weel wat het inhoud of indien niet, dat u het dan snel mag leren. Dit is een blijdschap die nooit aan kracht inboet. U kunt deze gelijke tred jaar in jaar uit volhouden. Want dit is de gang waarvoor een mensengeest gemaakt is. “Verblijdt u te allen tijd.” In dit kader kunt u zo oud worden als Methusalem, want aan dit verblijden zult u nooit kapot gaan. Het zal u bewaren en als zout dienen voor de lichamelijke, verstandelijke en geestelijke mens.
Tot zover over de hoedanigheid van dit verblijden
Vergun mij enkele woorden over HET VOORWERP VAN HET VERBLIJDEN te spreken, zodat u zich, geliefden, erin kunt verlustigen. “Verblijdt u te allen tijd.” Waarmee kunnen we dit feest houden? Waar is een dergelijke blijdschap op gericht? Met Gods hulp kunnen we ons altijd in Hem verblijden. Wat een God hebben we toch! “De God der blijdschap”, zei de psalmist. ‘En verlustig u in de HEERE.” Iedere eigenschap van God is een onuitputtelijke goudmijn van kostbare vreugde voor iedereen die met God verzoend is. Verheugt u in God de Vader, in Zijn verkiezende liefde, in Zijn onveranderlijke genade, in Zijn onbegrensde macht en in Zijn verheven heerlijkheid. Verheugt u erover dat u Zijn kind bent en over die voorzienigheid waarin Hij alles voor u beschikt. Verheugt u in uw Vader God. Verheugt u ook in de Zoon, de “God met ons”. God met ons van voor de grondlegging der wereld, in de raad van Zijn verbond toen Hij onze Borg en Middelaar werd. God met ons toen Zijn vermakingen met de mensenkinderen waren. Verheugt u in Hem als de lijdende Knecht, Die met u meevoelt. Verheugt u in Hem als de God Die oneindige wijsheid en kracht voor u ten toon spreidt. Ik zou een maand nodig hebben om alleen maar een grove schets te geven van de diverse aspecten van de goddelijke en menselijke natuur van onze Heere, Die ons van voorwerpen van verheuging voorziet. Denk alleen aan Hem. Denk alleen aan Zijn liefde. En als u oprecht van hart bent, moet het u wel onuitsprekelijk genoegen verschaffen.
“Jesus, the very thought of Thee
With sweetness fills my breast.”
Denk daarna aan de Heilige Geest en verheugt u in Hem Die in u woont, u levend maakt, u troost, u verblijdt en voor eeuwig bij u blijft. Denk aan de drie-enige God en wees gezegend.
Peins dan over het verbond der genade. Denk aan de verlossing door het bloed. Denk aan goddelijke soevereiniteit en alles wat daaruit in de vorm van genade voor de mensen voortvloeit. Denk aan uw daadwerkelijke roeping, uw rechtvaardigmaking, uw aanneming in de Geliefde. Denk aan uw uiteindelijke volharding. Denk aan uw vereniging met de heerlijke persoon van de Beminde en aan al het leven en al de heerlijkheid die in die weergaloze waarheid opgesloten zitten. “Verblijdt u te allen tijd.” Met zo’n God hebt u altijd stof tot verblijden.
Ik geloof, geliefden, dat als we weldenkend zijn, ieder leerstuk van het evangelie ons blij zal maken, iedere belofte van het evangelie ons blij zal maken, ieder voorschrift van het evangelie ons blij zal maken. Als u over een lijst zou gaan met al de voorrechten die aan het volk van God toebehoren, zou u waarschijnlijk bij elk voorrecht apart stilstaan en zeggen: “Ik zou me hierover te allen tijd kunnen verblijden als ik niet iets anders had.” Als u ooit nalaat u te verblijden, sta me dan toe u te vermanen om elk van de genadegaven van de Geest tot grote actie op te wekken.
Begin met de eerste: geloof. Geloof, en als u dit of dat gelooft van de talloze zegeningen die God beloofd heeft, dan zal de vreugde in uw ziel opspringen. Hebt u het geloof geoefend? Kom dan met de zustergenade van de hoop. Begin te hopen op de wederopstanding, te hopen op de wederkomst, te hopen op de heerlijkheid die dan geopenbaard zal worden. Wat een bronnen van vreugde zijn dit! Wanneer u uw hart opgehaald hebt aan de hoop. ga dan over op de liefde en laat de schoonste van de hemelse zusters u de weg, tot de vreugde wijzen. Blijf God steeds meer liefhebben, Zijn volk liefhebben, arme zondaren liefhebben. En terwijl u liefheeft, zult u het verblijden niet nalaten, want blijdschap wordt uit liefde geboren! De liefde heeft aan haar linkerhand verdriet over het leed van diegenen die ze liefheeft, maar aan haar rechterhand een heilige vreugde over het feit zelf dat ze haar vrienden liefheeft Want hij die liefheeft, doet een vreugdevolle zaak.
Als u geen vreugde krijgt uit hoop, geloof of liefde, ga dan over op geduld. Ik geloof dat één van de zoetste vreugden ontder de hemel voortkomt uit het zwaarste lijden wanneer geduld in het spel gebracht wordt. Toplady zegt:
“Sweet to lie passive in Thy hand
And know no will but Thine.”
En dit is zo zoet, zo onuitsprekelijk zoet dat, in mijn bekering, de vreugde die ontstaat uit volkomen geduld, uit een bepaalde oogpunt het meest goddelijke van alle vreugden is die christenen aan deze zijde van het graf kennen. De afgrond van de kwelling heeft een parel in zich, die niet op de berg van de verrukking gevonden kan worden. Zet geduld aan het werk en het zal u de kracht geven om u te allen tijd te verblijden.
Stel dat u dit allemaal doorgemaakt hebt en dan nog, zegt: “Ik kan me niet verblijden zoals ik zou willen.” Sta dan op en gordt u aan tot heilige oefening. Begin met het gebed. Een gebed zal de donkere wolk doen verdwijnen. En dan zult u zich verblijden. Als de bede voorbij is en u zich nog niet verblijden kan, zing dan een psalm. “Breng de muzikant hier.” Vaak zet heilige muziek een profeet in beweging. Laat ons de Heere een lied zingen. En als we nog geen vreugde in ons hart hadden, zullen we niet veel verzen hoeven te zingen voordat de blijdschap op ons neerdaalt als dauw die de droge en donkere tenten van de Arabieren doorweekt. Als noch gebed noch lofprijzing effect heeft, lees dan uit het Woord. Zit stil en overdenk wat de Heere gesproken heeft. Ga aan de Avondmaalstafel. Kom samen met het volk van God in zoete onderlinge gesprekken. Of ga erop uit tot zondaren te spreken. Ga naar de zondagsschool en vertel de beste kinderen daar over Christus. Door christelijk werk zult u blijdschap in de Heere vinden. U zou zich niet in Hem verblijd hebben als u werkloos thuis gebleven was.
Hoe dan ook, als u zich niet verblijdt, zeg dan tegen uzelf: “Kom op, zo gaat het niet. Wat buigt gij u neer, o mijn ziel?” Ik heb over een moeder gehoord die zei, wanneer haar kinderen gingen huilen en vervelend werden: “Ze hebben medicijnen nodig.” Zij wist zeker dat ze niet in orde waren. Wanneer u zich begint te verontrusten en zich zorgen begint te maken, zeg dan tot uzelf: “Ik moet hemelse medicijnen innemen want ik voel me niet goed. De bladzijden van de Schriften zijn voor mijn genezing. Ik zal ze gebruiken voor het welzijn van mijn ziel. Als mijn hart zich goed zou voelen, dan zou ik me in de Heere moeten verblijden, en aangezien ik me niet verblijd, moet ik mijn toevlucht nemen tot de grote Heelmeester.”
Geliefden, we dienen ons te verblijden. Waarom zouden we ons niet verblijden, aangezien alle dingen ons toebehoren? De hemel behoort ons toe in de toekomst, de aarde behoort ons nu toe. Aangezien het verleden met al zijn zonden weggewist is en de toekomst in al haar noden voorzien door de mildheid van een onveranderlijke God, waarom zouden we dan bezorgd zijn? Als we niet blij zijn, kunnen de sterren ons berispen als zij temidden van het duister schitteren. De zon kan ons berispen omdat we niet in het licht van God willen schijnen. Kom geliefden, laten we gehoorzaam zijn aan het Woord dat zegt: “Verblijdt u te allen tijd.”
Tot slot, iemand zegt misschien: “Maar waarom zouden we ons verblijden?” Wat zijn DE REDENEN VOOR DIT VERBLIJDEN? We zouden geen argumenten nodig moeten hebben om gelukkig te zijn. De wereldse mens zegt dat hij het tot een van de verstandigste zaken rekent om sombere bezorgdheid uit te drijven. Een kind van God ziet dit misschien als de verstandigste zaak om zijn bekommernis op zijn God te werpen. U wilt geen argumenten om u te verblijden. Maar als u dat toch zou willen, het blijft in het bevel van uw Heere, Die tot u zegt “Verblijdt u te allen tijd.“
Vreugde weert verleidingen af. Een christen kan in verleiding gebracht worden, maar het lekkere lokaas maakt maar weinig indruk op hem als hij gelukkig is in de Heere. Er is een passage bij Paulus – ik ben nu vergeten waar het staat – waar hij spreekt over het aandoen van de wapenuitrusting des lichts. Het zijn zowel mooie verzen als een vaststaand feit dat we de wapenuitrusting des lichts dragen. En dat betekent onder andere dat we zo met hemelse vreugde omgeven zijn, dat niets ons in verleiding kan brengen. De blijdschap die we dragen is veel voortreffelijker dan datgene wat de boze ons kan bieden. En zo heeft zijn verleiding haar kracht verloren. Wat kan de duivel een blijmoedig christen bieden? Als hij tot hem zou zeggen: “Ik zal u al de koninkrijken der wereld geven, en hun heerlijkheid, indien gij neervallende, mij zult aanbidden ‘, dan zou de gelovige hem antwoorden: “Satan, ik heb veel meer. Ik heb volkomen voldoening. Ik heb volmaakte vreugde in God. Mijn ziel zwemt in een diepe zee van gelukzaligheid als ik aan God denk.” De duivel zal zo’n mens prompt opgeven want de vreugde des Heeren is als een pantser waar hij de dolk van zijn verleiding niet doorheen kan steken.
De vreugde des Heeren zal wereldse vrolijkheid builen het hart houden. Een vreugdevolle christen is niet de persoon die zijn avonden in een schouwburg wil doorbrengen. “Pfff’, zegt hij, “wat moet ik daar zoeken?” U zegt tot de man die eenmaal van het brood gegeten heeft: “Ik zal u meenemen naar zo’n groot feest. Ik zal u een groep varkens laten zien die allemaal schillen eten. Kijk eens, hoe ze zich vermaken! U kunt net zo veel eten als u wilt en net zo gelukkig worden als zij.” Hij zegt dan: “Maar dan kent u mij niet. U begrijpt me niet. Ik heb geen enkele eigenschap die me met varkens in verband brengt. Ik kan niet genieten van die dingen waar zij van genieten.” Degene die eenmaal gelukzaligheid in God gevonden heeft, toont zijn afkeer van het hoogste geluk dat een werelds mens kent. Het ligt helemaal niet op zijn terrein. Hij kent hun vrolijkheid niet, net zo min als zij zijn blijdschap niet kennen. Ik neem aan dat de vissen der zee een genot kennen dat past bij hun natuur. Ik benijd hen niet. Ik ben niet van plan om in hun element te duiken. Het is net zo met Gods kinderen. Zij zijn niet van plan om wereldse zaken na te jagen wanneer ze gelukkig in de Heere zijn. Maar die beroerde belijdende leden van u die alleen maar naar een plaats des gebeds gaan omdat dit zo hoort en zich daarbij erg goed voelen omdat ze niets anders durven doen, zijn vreemden van de vreugde des Heeren. Zij gaan naar de duivel om blij te zijn. Zij geven openlijk toe dat ze af en toe graag een pleziertje willen; daarom zoeken ze twijfelachtige ontspanning. Het is geen wonder dat ze in de hoven van de satan gevonden kunnen worden, verwachtend de vreugde van hem, omdat ze geen verblijden vinden in de wegen des Heeren.
Hij die zich altijd in de Heere verblijdt, zal zijn medechristenen tot grote bemoediging zijn. Hij stapt de kamer binnen en de uitdrukking op zijn gezicht bevalt u. Het is geweldig om naar hem te kijken. En zodra hij begint te spreken, heeft hij zoete bemoedigende woorden voor de zwakken en de bedroefden. We hebben een paar broeders in ons midden wier gezichten mij voor de dienst altijd verkwikken. Hun woorden zijn bemoedigend en versterkend. Zij die zich te allen tijd in de Heere verblijden, kunnen niet anders dan de kamer waar ze zich bevinden met de aangename geur van hun vreugde vervullen. Anderen worden ook aangestoken door hun heilige gelukzaligheid en worden eveneens gelukkig.
Dit is wat zondaren aantrekt. Vroeger ving men altijd duiven om die later weer met zoete zalf op hun vleugels weg te laten vliegen. Andere duiven volgden hen vanwege hun geur de duiventil in en werden zo gevangen. Ik wenste wel dat iedereen van ons, hemelse zalf op onze vleugels droeg, een goddelijke geur van vrede, vreugde en rust. Want dan zouden anderen ook op Jezus gefixeerd worden en naar de hemel gelokt worden.
God geve dat dit mag gebeuren, om Jezus’ wil.
Amen.