Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Vreemden zijn gekomen op de heilige plaatsen van het huis van de HEERE. Jeremia 51 vers 51
Het was voor het volk van God vreselijk dat vreemden de heilige plaatsen binnendrongen en daarom bedekte het schaamrood hun gezichten. En wij zien ditzelfde om ons heen gebeuren. Daarom hebben wij ook redenen genoeg om verdrietig te zijn. Heel veel ongoddelijke mensen worden toegelaten tot de opleiding voor predikant. Wat is dit een schreeuwende zonde! De tekenen van het verbond worden aan onbekeerden gegeven, en er is geen sprake meer van tucht in de gemeenten. Als iedereen die dit vandaag leest, dit aan de voeten van de Heere neerlegt, zal Hij tussentreden en het kwaad verhinderen dat anders over de kerk zal komen. Het vervalsen van de kerk is als het verontreinigen van een bron, als het gieten van water op het vuur, als het bezaaien van een vruchtbaar stuk land met stenen. Mogen wij allen de genade krijgen om de reinheid van de kerk te handhaven, ieder van ons op de plaats waar hij of zij gesteld is. Laat de kerk een vergadering van gelovigen zijn, en geen onheilige verzameling van onbekeerde mensen. Maar als wij hier ijverig mee aan de slag willen gaan, moeten we wel bij onszelf beginnen. Laten we onszelf onderzoeken. Hebben wij het recht om te eten aan de tafel van de Heere? Laten we ervoor zorgen dat we ons bruiloftskleed aanhebben, zodat we zelf geen indringers zijn in het heiligdom van de Heere. ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’ ‘De poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt.’ Bid dat je de genade ontvangt om op de goede manier tot Jezus te gaan, in het geloof van Gods uitverkorenen. Hij die Uzza doodde omdat hij de ark aanraakte, is nog Dezelfde. Als je een echte gelovige bent, mag je vrijuit toegaan, maar als je een vreemde bent, mag je de ark niet aanraken, omdat je anders zult sterven. Als je gedoopt bent en aan het Heilig Avondmaal gaat,is het je plicht om jezelf te onderzoeken. ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten.’