Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen. (Maleachi 3:10)
Velen lezen en pleiten op deze belofte zonder de voorwaarde op te nemen waarop de zegen beloofd wordt. We kunnen niet verwachten dat de hemel geopend wordt of zegen uitgestort wordt, tenzij we onze rechten aan de Heere, onze God, en aan Zijn zaak betalen. Er zou geen gebrek aan geld voor heilige doeleinden zijn als alle belijdende christenen hun eerlijke deel betaalden. Velen zijn arm omdat ze God beroven. Veel gemeenten missen ook het bezoek van de Geest omdat zij zendelingen laten verhongeren. Als er geen tijdelijk voedsel voor Gods dienaren is, hoeven we ons niet te verbazen als de bediening weinig voedsel bevat onze zielen. Als zendelingsorganisaties in hun werk voor de Heere worden belemmerd door een lege schatkist, hoe kunnen we dan veel zielenvoorspoed verwachten? Kom kom! Wat heb ik kortgeleden gegeven? Ben ik inhalig aan mijn God? Heb ik mijn Verlosser te kort gedaan? Dit kan toch nooit goed zijn? Laat mij mijn Heere Jezus zijn tiende geven door de armen te helpen en Zijn werk te ondersteunen, en dan zal ik Zijn kracht zien om mij op grote schaal te zegenen.