Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Galaten 2:20
Hier zien we de mens, maar evenzeer de Zoon van God, en die twee persoonlijkheden zijn op een bijzondere manier met elkaar verweven. In gedachten zie ik twee bomen voor me. Het zijn er twee die naast elkaar groeien, maar als ik ze naar beneden volg, zie ik dat de wortels zo verstrengeld en in elkaar gedraaid zijn, dat niemand kan zeggen wat van welke boom is, en welke delen bij het eigen geheel horen. Zo zijn Christus en de gelovige. Me dunkt dat ik een wijnstok voor me zie. Daar is een tak, een hele en volkomen gave tak. En toch: wat is die perfect met de stam verenigd, en wat is zijn eigenheid volkomen opgegaan in de ene wijnstok waarvan die tak deel uitmaakt! Zo is het nu met iemand die in Christus gelooft. Er is één voorouder geweest die zijn schaduw wierp over ons pad, en aan zijn invloed hebben we nooit kunnen ontkomen. We hebben misschien gevochten om ons aan alle mensen te ontworstelen en beweerd dat we los waren van hen, maar deze ene man was een deel van onszelf, en wij zijn een deel van hem: de eerste Adam in zijn gevallen staat. En nu, omdat de schaduw van de eerste mens van boven ons is weggenomen, verschijnt de tweede Mens, de Heere uit de hemel – en over ons pad valt het licht van Zijn heerlijkheid en uitnemendheid. En ook daaraan kunnen wij die in Hem geloven, niet ontkomen. In het licht van deze Mens, de tweede Adam, het hemelse Verbondshoofd van heel Zijn volk, verblijden we ons. Met onze geschiedenis en persoonlijkheid zijn de geschiedenis en de persoonlijkheid van de Mens Christus Jezus verweven, en wij zijn voor eeuwig een met Hem.