En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. (Johannes 1:14)
Lees verder Exodus 25:1—9.
Laat me de tekst nog eens voorlezen, in een andere vertaling, “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons getabernakeld en we hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.” Je weet dat het de grootste heerlijkheid was van het Joodse volk dat God in hun midden tabernakelde. Niet de tent van Mozes, niet de verschillende tenten van de vorsten van de twaalf stammen, maar de nederige tabernakel, waarin God woonde, was de trots van Israël. Het volk had de Koning zelf in hun midden, ze hadden een tegenwoordige God in hun midden. De tabernakel was een tent waar de mensen heen gingen als ze met God wilden spreken, het was de plek waar God zichtbaar kwam als Hij met de mensen wilde spreken. Hier ontmoetten ze elkaar door het offer van een dier zodat ze met Hem verzoend werden. Christus’ menselijke vlees werd daarna Gods tabernakel en in Christus ontmoet God de mensen en in Christus kan de mens met God omgaan. De Jood gingen vroeger naar Gods tent, middenin het kamp, als hij Hem wilde aanbidden. Wij komen naar de Heere Jezus als we God willen eren. Als een Jood vrij was van ceremoniële onreinheid, nadat hij gedaan had wat nodig was, ging hij naar het heiligdom van zijn God zodat hij weer kon voelen dat er vrede was tussen God en zijn ziel. En wij, gewassen in het kostbare bloed van Christus hebben vrijmoedige toegang tot God, de Vader, door Christus, Die onze tabernakel is en de tabernakel van God onder mensen.
Ter overdenking
Sommige dingen in de tabernakel verwezen naar Christus, zoals het gordijn (Mattheüs 27:51; Johannes 14:6; Hebreeën 10:19–20), het manna en de toonbroden (Johannes 6:31,35,48), het verzoendeksel (zie 29 maart) en de kandelaar (Johannes 8:12; 9:5; 12:46). Er is geen tabernakel, tempel of kandelaar nodig in de hemel waar afbeeldingen zijn vervangen voor de daadwerkelijke aanwezigheid van de Heere en het Lam (Openbaring 21:22–23).
Preek 414, 20 oktober 1861