Als je in Christus geen zaligheid vindt, dan zul je haar nergens vinden. Hoe verschrikkelijk zal het voor je zijn, als je de zaligheid zou verspelen, waarvoor Christus heeft gezorgd! Want ‘hoe zul je ontkomen, als je op zulk een grote zaligheid geen acht geeft?’ (Hebr. 2:3). Of wij grove zondaren zijn of niet, hoe vreselijk zal het voor ons zijn om te sterven, zonder eerst deel te hebben gekregen aan de Zaligmaker! O zondaar dit moest je haastig doen toegaan tot de troon van de genade. Déze gedachte, dat jij, als je geen genade vindt aan de voeten van Jezus, dit nooit ergens anders kunt vinden. Als de poorten van de hemel nooit voor jou zullen opengaan, bedenk dan, dat er geen andere poort is, die ooit voor jouw zaligheid kan geopend worden. Als Christus je afwijst, dan ben je afgewezen, als Zijn bloed niet op jou wordt gesprenkeld, dan ben je inderdaad verloren. Ach, als Hij je korte tijd laat wachten, houd dan toch aan in het gebed. Het is de moeite waard om te wachten, vooral wanneer je bedenkt, dat je blijft wachten, omdat er geen ander is, geen andere weg, geen andere hoop, geen andere grond om op te vertrouwen, geen andere toevlucht. Daar zie ik de hemelpoort, en als ik die moet binnengaan, dan moet ik op mijn handen en voeten kruipen, want het is een lage poort. Daar zie ik haar, het is een enge en nauwe poort, ik moet mijn zonden en mijn hoogmoedige eigengerechtigheid achterlaten, en ik moet er door dat klinket (poortdeurtje) inkruipen.