… en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt… 2 Kronieken 34:27
De verootmoediging was van Josia’s kant een daad van oprechtheid en godsvrucht. Hij vernederde zich, zoals ons wordt gezegd ‘voor het aangezicht Gods’. Het is waar dat hij het boetekleed aantrok en zijn klederen scheurde, en tot daar konden de mensen zijn verootmoediging duidelijk zien; maar het wezen van zijn verootmoediging was voor God alleen. Het heeft geen zin het boetekleed aan te trekken en het hoofd te laten hangen als een bies, zolang uw hart zich niet vernedert voor God. Het uitwendige treuren is geen verootmoediging – en God schenkt er geen aandacht aan als het hart er niet bij is: ‘Scheurt uw hart en niet uw klederen.’ Laat uw ziel zich verootmoedigen en uw geest boetvaardig zijn. Beste vrienden, we hebben het steeds meer nodig dat we in onze godsdienst wandelen voor God. Weg met een godsdienst die bestaat in respect voor de vormen en gewoonten van de hogere kringen! Weg met een godsdienst die zich oppronkt voor het oog van een sterfelijke medemens! We hebben de genade nodig die eerbied heeft voor de God, Die in het verborgene ziet. We hebben bovendien steeds meer de geestelijke aanbidding nodig, want die God de Geest aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. Uw liederen zijn geen lofzangen zolang ze niet tot God gezongen worden; uw gebeden zijn geen gebeden zolang u niet het aangezicht zoekt van de God van Israël, en uw verootmoediging is niets anders dan wéér een vorm van hoogmoed, zolang uw ziel geen achting en diepe eerbied heeft voor de Heere.