… vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft. Efeze 4:32
Denk eens na over wat het is: vergeving te krijgen. Onze Heere vertelt ons in Zijn gelijkenis dat de mededienstknecht maar een paar penningen schuldig was, maar dat de dienstknecht zelf zijn heer vele talenten moest betalen. Wat we God schuldig zijn, is zonder einde, maar wat ons medeschepsel ons verschuldigd is, is maar een klein bedrag. Wat heeft hij gedaan, waardoor u zo beledigd bent? Hij heeft heel lelijke dingen over me gezegd. Dat was heel slecht van hem, daar twijfel ik niet aan. Toen heeft-ie een gemene streek met me uitgehaald, en heel grof gedaan, ja echt, hij heeft zich schandalig gedragen, en als u het verhaal hoort, zult u heel verontwaardigd zijn. Nou, dat ben ik ook. Hij is een slechte kerel, geen twijfel aan – en dat bent u ook. Zo was u vast toen u voor het eerst tot God kwam. Zo slecht als hij voor u is, was u – en nog veel erger – voor de Heere. O, maar u zult niet geloven hoe minderwaardig hij heeft gehandeld. Nee, en ik durf te zeggen dat ik het bijna niet zou geloven hoe minderwaardig u bent geweest voor de Heere. In ieder geval zouden ons de tranen in de ogen moeten komen bij de gedachte hoeveel verdriet we onze God hebben gedaan en hoe we Zijn Geest hebben getergd! Nadat de Heere sommigen van ons vergeving heeft geschonken, zouden we inderdaad boze dienstknechten zijn wanneer we onze broeder bij de keel zouden grijpen en zeggen: ‘Betaal mij wat gij schuldig zijt.’ We zouden het verdienen dat onze vertoornde Meester ons aan de pijnigers zou overleveren, als het voor ons geen vreugde was om door de vingers te zien wat een broeder verkeerd heeft gedaan.