Want Johannes is gekomen, noch etende, noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel. De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, Die een vraat en wijnzuiper is, een Vriend van tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen.MATTHEÜS 11:18-19
Andere profeten, toen ze kwamen, waren gekleed in ruwe kleding en waren sober en plechtig. Christus kwam zo niet; Hij kwam om een mens onder de mensen te zijn, een feestvierder bij degenen die feestvieren, een honingeter met honingeters. Hij verschilde van niemand, en daarom werd Hij een vraatzuchtige man en een wijnzuiper genoemd. Maar waarom was Christus anders dan de andere profeten? Waarom gedroeg Hij zich zo, terwijl mensen er kwaad van spraken, hoewel het een laster en leugen van hen was? Het was omdat Hij wilde dat Zijn discipelen zich niet onthielden van vlees en drank, en deze dingen zouden veroordelen, maar zouden leven zoals anderen deden; omdat Hij hen zou leren dat het niet datgene is wat in de mens gaat, maar datgene wat uit de mens komt hem verontreinigt. Het is niet wat een mens eet – natuurlijk wel met matigheid – dat hem schade toebrengt; het is wat een mens zegt en denkt. Het is niet de onthouding van vlees en drank; het is niet de vleselijke verordening van “Raak het niet aan, proef het niet” wat de fundering is van onze godsdienst. Het is boter en honing wat Christus heeft gegeten, en boter en honing mag ook Zijn volk eten; nee, wat God in Zijn voorzienigheid aan hen geeft, dat is het voedsel voor het kind van God.