Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig. 2 Korinthe 1:5
Zoekt u rust in al uw benauwdheid, u die veel rampspoed en verdriet kent? Dit is de plaats waar u uw last lichter kunt voelen worden en uw zorgen kunt verliezen. U die veel beproeving en ellende kent, wilt u voor een tijd uw pijn en smart vergeten? Dit is Bethesda, het huis van barmhartigheid. Dit is de plaats waar God u wil bemoedigen en waar Hij ervoor wil zorgen dat alles wat u onophoudelijk benauwt, u niet meer lastigvalt. Dit is de plek waar Zijn kinderen graag gevonden worden, want hier vinden ze troost te midden van verdrukking, vreugde in hun leed, en troost in hun verdriet.
Zelfs wereldse mensen geven toe dat er in de Heilige Schrift en in onze godsdienst iets buitengewoon troostrijks is. Sommigen hebben eerst het christendom met hun redeneervermogen onderuitgehaald; ze meenden te bewijzen dat het niet waar was. Maar ik heb horen zeggen dat ze daarna moesten toegeven dat ze een buitengewoon troostrijke soort van bedrog bedorven hadden en dat ze wel konden huilen bij de gedachte dat het niet waar was.
Ja vrienden, als het christelijk geloof niet waar zou zijn, mocht u inderdaad wel huilen. Als de Bijbel niet de waarheid van God is, als wij niet rondom Zijn genadetroon konden samenkomen, dan zou u uw handen op uw heupen mogen leggen en mogen rondlopen alsof u in barensnood was. Als u op aarde niets had dan alleen uw verstand, dan alleen de wegvluchtende vreugde van deze wereld, als u niet iets had dat God u gegeven heeft, een hoop die hoger gaat dan de wolkenhemel, een schuilplaats die groter moet zijn dan een aardse, een redding die groter is dan een aardse redding, dan mocht u inderdaad huilen. Huil uw hart uit uw ogen en laat heel uw lichaam in één voortdurende traan wegkwijnen. U mocht de wolken wel vragen op uw hoofd te rusten en de rivieren vragen om in stromen uit uw beide ogen te komen, want uw smart zou aan minder niet genoeg hebben.
Echter, geprezen zij God: wij hebben troost, wij hebben vreugde in de Heilige Geest. Die vreugde vinden wij nergens anders. We hebben heel de aarde uitgekamd en nooit een juweel gevonden. Wij hebben de mesthoop van deze wereld duizenden keren doorgespit en we hebben niets kostbaars gevonden. Hier echter, in de Bijbel, hier in de godsdienst van de gezegende Jezus, hebben wij, de kinderen van God, troost en vreugde gevonden. We kunnen namelijk werkelijk zeggen: Zoals ons verdriet overvloedig is, ‘zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig.’
Er zijn vier zaken in onze tekst waarvoor ik uw aandacht wil vragen. Het eerste is het te verwachten lijden: ‘Het lijden van Christus komt overvloedig over ons.’
Als tweede het op te merken onderscheid: het is het lijden van Christus. Als derde een te ervaren evenredigheid. Zoals het lijden van Christus overvloedig is, zo is onze vertroosting ook overvloedig.
Als vierde de te eren Persoon: Zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig.
1. Ons eerste gedeelte is dus het te verwachten lijden. De heilige apostel zegt: ‘Het lijden van Christus komt overvloedig over ons.’ Voordat wij de christelijke wapenrusting aangespen, horen wij te weten wat voor dienst er van ons verwacht wordt. Een sergeant die soldaten rekruteert, duwt vaak een muntje in de hand van een naïeve jonge man en vertelt hem dat het prettig is om in dienst te zijn. Hij hoeft niets anders te doen dan in felgekleurde kleren rond te lopen, hij zal geen moeizame diensttijd hebben. Eigenlijk hoeft hij niets te doen dan een soldaat te zijn en zo rechtstreeks op roem af te gaan.
Maar de christelijke dienaar die iemand als soldaat voor het kruis werft, misleidt hem nooit op die manier. Jezus Zelf zei: ‘Bereken de kosten.’ (Luk. 14: 28) Hij wilde geen discipelen die niet bereid waren heel de weg te gaan, die niet bereid waren verdrukking te lijden als een goed soldaat van Jezus Christus, (vgl. 2 Tim. 2:3)
Ik heb het christendom soms zo vrolijk gekleurd horen beschrijven dat het mij niet beviel. Het is waar dat ‘haar wegen lieflijke wegen zijn’ (Spr. 3:17), maar het is niet waar dat een christen nooit leed of moeilijkheden heeft. Het is waar dat men met vrolijk ogende blijmoedigheid en lichtvoetige liefde door de wereld kan gaan zonder grote zwaarmoedigheid of verdrukking, maar het is niet waar dat het christendom een mens tegen moeilijkheden zal beschermen, en zo moet het ook niet worden voorgesteld.
In feite moeten we er juist andersom over spreken. Soldaat van Christus, als u dienst genomen hebt, zult u hard moeten strijden. Er is geen donzen bed voor u, u rijdt niet in een strijdwagen naar de hemel. De oneffen weg moet betreden worden, bergen moeten worden beklommen, rivieren overgestoken, draken bevochten en reuzen gedood worden, moeilijkheden moeten worden overwonnen en grote verzoekingen doorstaan. De weg naar de hemel is geen gemakkelijke weg, geloof me, zij die er slechts een paar stappen op gezet hebben, hebben ontdekt dat het een oneffen weg is. Het is een lieflijke weg, het is de meest vreugdevolle weg in de hele wereld, maar hij is van zichzelf niet gemakkelijk. Hij is slechts lieflijk vanwege het gezelschap, vanwege de lieflijke beloften waarop wij leunen, vanwege onze Liefste Die met ons door al het woeste en doornige kreupelhout van deze dichte wildernis wandelt. Christen, verwacht moeilijkheden: ‘Laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.’ (1 Petr. 4:12) Immers, zo waar als u een kind van God bent, heeft uw Zaligmaker u dit als erfenis nagelaten: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, in Mij zult u vrede hebben.’ (Joh. 16:33)
Als ik geen moeilijkheden had, zou ik niet geloven dat ik bij het christelijke gezin hoorde. Als ik nooit een beproeving had, zou ik mijzelf niet voor een erfgenaam van de hemel houden. Kinderen van God moeten niet aan de roede ontsnappen. Dat zullen ze ook niet. Aardse ouders mogen hun kinderen bederven, maar de hemelse Vader zal dat met de Zijnen nooit doen. Die Hij liefheeft, bestraft Hij en Hij geselt iedere zoon die Hij uitverkoren heeft. (Hebr. 12:6) Zijn volk moet lijden. Verwacht dat dan ook, christen. Als u een kind van God bent, geloof dat dan, kijk ernaar uit. Als het lijden komt, zeg dan: ‘Wel, lijden, ik heb u zien aankomen. U bent geen vreemdeling. Ik heb voortdurend naar u uitgezien.’ Het is niet te zeggen hoezeer het uw beproevingen verlicht als u daar in onderwerping op wacht. In feite moet u het als een wonder beschouwen als u de dag makkelijk doorkomt. Als u een week geen vervolging overkomt, beschouw dat dan als iets opmerkelijks. Mocht u een maand leven zonder dat er een zucht uit het diepste van uw hart omhoogstijgt, beschouw dat dan als een buitengewoon groot wonder. Maar als de zorgen komen, zeg dan: ‘Ja, dit is het waarnaar ik heb uitgezien, want dit staat op de zeekaart naar de hemel; de rots staat erop aangegeven. Vol vertrouwen op de kaart zal ik eromheen zeilen. Mijn Meester heeft me niet misleid.’
Waarom zou ik klagen over gebrek of nood, verzoeking of pijn? Hij heeft mij niets anders voorzegd! Maar waarom moet een christen moeilijkheden verwachten? Waarom moet hij verwachten dat het lijden van Christus overvloedig over hem komen zal?
Blijf hierbij even stilstaan, broeder, en ik zal u vier redenen laten zien waarom u beproeving moet ondergaan. Kijk allereerst omhoog, kijk dan omlaag, kijk vervolgens om u heen en kijk dan bij uzelf naar binnen. Dan zult u vier redenen ontdekken waarom het lijden van Christus overvloedig over u komen moet.
Kijk omhoog. Ziet u daar uw hemelse Vader, een zuiver en heilig Persoon, vlekkeloos rechtvaardig, volmaakt? Weet u dat u op een dag net als Hij zult zijn? Denkt u dat u op een gemakkelijke manier naar Zijn beeld veranderd zult worden? Heeft u het niet nodig dat er veel van u de oven in gaat, dat er veel dingen van u in de molen van moeiten vermalen worden, dat er veel met de stamper in de vijzel van beproeving verbroken wordt en dat er vele dingen onder de wielen van zielenstrijd gebroken worden? Denkt u dat het voor uw hart makkelijk zal zijn om net zo zuiver als God te worden? Denkt u dat u uw verdorvenheid gemakkelijk kunt kwijtraken en dat u gemakkelijk volmaakt kunt worden zoals uw Vader in de hemel volmaakt is? (Matt. 5:48)
Kijk nogmaals omhoog. Kunt u die stralende geesten ontwaren, gekleed in wit, zuiverder dan albast, kuiser en mooier dan helderwit marmer? Zie hen staan in hun heerlijkheid. Vraag hun waar hun overwinning vandaan kwam. Sommigen van hen zullen het u vertellen. Zij zwommen door zeeën van bloed. Ziet u die erekroon op hun hoofd? Kijk, sommigen van hen heffen hun handen op en vertellen u dat zij eens door het vuur verteerd zijn, terwijl anderen door het zwaard gedood zijn of door wilde beesten in stukken gescheurd. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld. (Hebr. 11:37)
Edel leger van martelaren, glorieuze heerscharen van de levende God! U moest door zeeën van bloed zwemmen, en zal ik dan hopen om in bont en hermelijn gekleed naar de hemel te rijden? U verdroeg lijden, en zal ik dan verstrikt raken in de weelde van deze wereld? U vocht eerst en regeerde daarna, moet ik dan gaan regeren zonder enige strijd? O nee! Met Gods hulp zal ik verwachten dat ik net zoals u moet lijden en dat ik net zoals u door veel verdrukking het Koninkrijk van God moet ingaan (Hand. 14:22)
Wend vervolgens uw ogen naar beneden, christen. Weet u welke vijanden u onder uw voeten heeft? Daar is de hel met zijn leeuwen tegen u. U was eens de dienaar van satan. Geen koning verliest graag zijn onderdanen. Denkt u dat satan blij met u is? U bent van land veranderd! Eens was u de leenman van Apollo, nu bent u een goede soldaat van Jezus Christus geworden. Denkt u dan dat de duivel blij met u is? Ik zeg u: nee!
Als u satan gezien had op het moment dat u bekeerd werd, had u een wonderlijk schouwspel aanschouwd. Zodra u uw hart aan Christus gaf, spreidde satan zijn vleermuisachtige vleugels. Hij vloog omlaag de hel in en riep al zijn raadgevers bij elkaar. Hij zei: ‘Zonen van de afgrond, ware erfgenamen van de duisternis, die eerst in licht gekleed waren, maar samen met mij uit hoge waardigheid gevallen zijn, weer heeft een van mijn dienaren mij verlaten. Ik heb er weer een uit mijn familie verloren. Hij is naar de kant van de Heere van de legermachten overgelopen. Medestanders, medewerkers van de macht van de duisternis, laat geen steen ongemoeid om hem te vernietigen! Ik gebied u allen om uw wreedste pijlen op hem af te schieten. Plaag hem. Laten de hellehonden naar hem blaffen. Laten vijanden hem overwinnen. Geef hem geen rust, kwel hem tot de dood. Laat de damp van ons rottende en brandende meer voortdurend in zijn neusgaten opstijgen. Vervolg hem. De mens is een verrader. Geef hem geen rust. Ik kan hem hier niet houden om hem met onwrikbare banden te binden, ik kan hem nooit meer hier houden om hem te kwellen en om hem pijn te doen. Daarom gebied ik u om zolang als u kunt naar hem te brullen. Doe hem pijn totdat hij de rivier oversteekt, bedroef hem, kwel hem, want die ellendeling heeft zich tegen mij gekeerd en is een dienaar van de Heere geworden.’
Zo zou het er in de hel uitgezien kunnen hebben op de dag dat u de Heere lief kreeg. Denkt u dat de satan nu meer van u houdt? Nee, hij zal altijd boven op u zitten, want uw vijand gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden. (1 Petr. 5:8) Verwacht daarom moeilijkheden, christen, als u onder u kijkt.
Mens van God, kijk vervolgens om u heen. Slaap niet. Open uw ogen en kijk om u heen. Waar bent u? Is die mens naast u uw vriend? Nee, u bent in het land van de vijand. Dit is een goddeloze wereld. Ik denk dat de helft van de mensen zegt dat zij niet godsdienstig zijn, en degenen die wel zeggen vroom te zijn, zijn het vaak niet. ‘Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens en die een schepsel tot zijn arm stelt. (…) Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is.’ (Jer. 17:5, 7) ‘Wat betreft mensen van eenvoudige komaf: zij zijn ijdelheid.’ (Ps. 62:10, Eng. vert.) De stem van de menigte is het niet waard dat u hem op uw hand zou hebben. Voor wat betreft aanzienlijken, zij zijn ‘een leugen.’ (Ps. 62:10) Dat is nog erger. Op de wereld moet u niet vertrouwen, daar moet u niet afhankelijk van worden. De ware christen vertreedt hem onder zijn voeten, samen met alles wat de wereld goed en groot noemt.
Kijk om u heen, broeder. U zult een paar mensen met een goed hart zien, sterk en dapper. U zult enkele trouwhartige zielen zien, oprecht en eerlijk. U zult enkele getrouwen zien die Christus liefhebben. Ik zeg u echter, kind van het licht, dat u voor elk oprecht mens dat u ontmoet twintig huichelaars tegenkomt. Waar u er één aantreft die u naar de hemel wil leiden, treft u er een heleboel aan die u de hel in willen duwen. U dwaalt rond in een land vol vijanden, en niet in een land vol vrienden.
Geloof nooit dat de wereld tot veel goeds dient. Vele mensen hebben hun vingers verbrand door hem vast te pakken. Vele mensen zijn gewond geraakt door hun hand in het nest van de ratelslang, de wereld, te stoppen. Zij dachten dat de betoverende kleuren van de slapende slang legen kwaad zouden beschermen.
Christen, de wereld is uw vriend niet! Als dat wel zo is, bent u Gods vriend niet, want wie een vriend van de wereld is, is de vijand van God, en wie door de mensen veracht wordt, hem heeft Jehova vaak lief. Mens, u bent in het land van de vijand. Verwacht daarom moeilijkheden Verwacht dat de man die uw brood eet, zijn hiel tegen u opheft. (Joh. 13:8; Ps. 41:10) Verwacht dat u vervreemdt van degenen die u liefheeft. Wees ervan overtuigd dat u overal vijanden zult aantreffen omdat u in het land van de vijand bent. Als u slaapt, bedenk dan dat u slaapt op het slagveld. Als u wandelt, geloof dan dat er achter elke struik een hinderlaag ligt. Pas toch op! Pas op, dit is geen goede wereld om uw ogen in dicht te doen. Mens, kijk om u heen en als u op de uitkijktoren staat, reken er dan vast en zeker op dat er moeilijkheden zullen komen.
Kijk echter vervolgens bij uzelf naar binnen. Hierbinnen bevindt zich een kleine wereld die meer dan groot genoeg is om ons moeilijkheden te bezorgen. Eens zei een Romein dat hij wenste een raam richting zijn hart te hebben, zodat alle mensen zouden zien wat daarin gebeurde. Ik ben erg blij dat ik dat niet heb. Ik zou dat net zo goed afsluiten als Apsley House vroeger was. Ik zou ervoor zorgen dat ik alle luiken dichtdeed. Als we zo’n raam hadden, zouden de meesten van ons dringend luiken nodig hebben.
Hoe dan ook, gluur voor een moment door het raam van uw hart naar binnen om te zien wat zich daarin bevindt. Daar is zonde, aangeboren zonde en bederf, en wat meer is: het eigen ik bevindt zich nog steeds daarbinnen. Ach, als u de duivel niet had om u te verleiden, zou u uzelf verleiden. Als er geen vijanden waren die u bevochten, zou u zelf uw ergste vijand zijn. Als er geen wereld was, zou uw eigen ik nog slecht genoeg zijn. Immers: ‘Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?’ (Jer. 17:9)
Kijk bij uzelf naar binnen, gelovige, en weet dat u juist in uw vitale deel kanker met u meedraagt, dat u vanbinnen een bom met u meedraagt, klaar om bij het minste vonkje van verleiding te ontploffen. Weet dat u binnen in uw hart iets kwaads met u meedraagt, een opgerolde adder die klaarligt om u te bijten en u moeilijkheden, pijn en onuitsprekelijke ellende te bezorgen. Pas op voor uw hart, christen. Als u leed, moeilijkheden en zorgen aantreft, kijk dan in uw hart en zeg: ‘Waarlijk, dit heb ik wel verdiend als ik het kwade, ongelovige hart dat ik met me meedraag in ogenschouw neem.’
Ziet u het nu, christenbroeder? Er is geen hoop om aan moeilijkheden te ontsnappen. Wat moeten we dan doen? We hebben geen kans. Wij moeten lijden en droefenis ondergaan, laten we het daarom blijmoedig verdragen.
Sommigen van ons zijn officieren in Gods regimenten en wij zijn het mikpunt van al de schutters van de vijand. Omdat we vooraan staan, moeten we al de schoten verdragen. Wat een barmhartigheid dat geen van Gods officieren ooit in de strijd gevallen is! God bewaart hen altijd. Als de pijlen snel vliegen, vangt het schild van het geloof ze allemaal op. Als de woede van de vijand het grootst is, is Gods welbehagen ook het grootst. Dus wat ons betreft mag de wereld doorgaan, mag de duivel ons krenken, mag het vlees tegen ons opstaan, want wij zijn ‘meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.’ (Rom. 8:37) Daarom komt alle eer alleen God toe.
Verwacht dat u moet lijden. Dit is ons eerste punt.
2. Nu ten tweede, er is een op te merken onderscheid. Over ons lijden wordt gezegd dat dit het lijden van Christus is. Wel, lijden is op zichzelf geen bewijs van christendom. Er zijn veel mensen die beproevingen en moeilijkheden hebben, en die geen kinderen van God zijn. Ik heb sommige arme jammerende mensen horen komen en zeggen: ‘Ik weet dat ik een kind van God ben, want ik heb schulden, want ik ben arm, want ik heb moeilijkheden.’ Is dat zo? Ik weet dat er vele slechteriken in dezelfde omstandigheden verkeren. Dat u in moeilijke omstandigheden verkeert, is voor mij geen reden om eerder te geloven dat u een kind van God bent. Naast Gods kinderen zijn er velen die in moeilijkheden en nood verkeren. Dat is niet in het bijzonder het lot van Gods gezin. Als ik geen andere reden tot hoop had als christen dan alleen mijn ervaring van beproevingen, zou ik werkelijk maar een armzalig fundament hebben.
Maar er is een op te merken onderscheidt. Is dit lijden het lijden van Christus of niet? Een mens is oneerlijk en wordt daarom in de gevangenis gezet. Een mens is een lafaard en daarom fluiten de mensen hem na. Een mens is onoprecht en daarom vermijden anderen hem. Toch zegt hij dat hij vervolgd wordt. Vervolgd?! Helemaal niet, hij heeft er terecht mee te maken. Hij verdient het. Maar zulke personen zullen zichzelf troosten met de gedachte dat zij ‘het geliefde volk van God’ zijn omdat andere mensen hen vermijden. Terwijl dat juist gebeurt omdat zij het gewoon verdienen. Zij leven niet zoals ze zouden moeten, en daarom is de straf van de wereld hun deel.
Zie erop toe, geliefden, dat uw lijden het lijden van Christus is. Wees er zeker van dat het niet uw eigen lijden is. Want als dat zo is, zult u niet verlost worden. Alleen als het lijden van Jezus ons deel is, kunnen wij ons troosten.
U zegt: ‘Wel, wat wordt er dan mee bedoeld dat ons lijden het lijden van Christus is?’ U weet dat het woord ‘Christus’ in de Bijbel soms de hele kerk samen met Christus betekent, zoals in 1 Korinthe 12:12 en in verschillende andere gedeelten die ik me nu even niet kan herinneren. Maar u kunt een Schriftplaats in gedachten nemen waar staat: ‘Ik vervul wat van het lijden van Christus is overgebleven ten behoeve van Zijn lichaam, dat is de kerk.’ (vgl. Kol. 1:24)
Wel, zoals Christus, het Hoofd, een bepaalde mate van lijden moest verdragen, zo moet er ook op het lichaam een bepaalde last gelegd worden. Onze verdrukkingen zijn het lijden van Christus op mystieke wijze, het lijden van het lichaam van Christus, het lijden van Christus’ kerk. Want als een mens zo lang was dat zijn hoofd in de hemel reikte en zijn voeten op de bodem van de zee, dan zou u weten dat het hetzelfde lichaam zou zijn en het hoofd zou het lijden van de voeten voelen. Zo is mijn smart Christus’ smart, hoewel mijn Hoofd in de hemel is en ik op de aarde ben. Mijn beproevingen zijn Christus’ beproevingen. Hij lijdt mijn verdrukkingen.
In Mijn hart voel ik al uw zuchten en uw gekreun,
want u bent heel dicht bij Mij, Mijn vlees en Mijn beenderen.
In al uw benauwdheden voelt uw Hoofd de pijn.
Toch zijn alle nuttig, niet één is tevergeefs.
De beproevingen van een ware christen vormen net zo goed het lijden van Christus als de doodsnood van Golgotha.
Toch zegt u: ‘Wij willen ontdekken of onze moeilijkheden de beproevingen van Christus zijn.’ Wel, ze zijn de beproevingen van Christus als u ter wille van Christus’ zaak lijdt. Als u geroepen wordt om moeilijke dingen te verdragen ter wille van de zaak van de waarheid, dan is dat het lijden van Christus. Als u lijdt vanwege uw eigen zaak, kan dat een straf voor uw zonden zijn. Maar als u ter wille van Christus dingen verdraagt, dan zijn dat de beproevingen van Christus.
‘Maar’, zeggen sommigen, ‘is er vandaag de dag nog wel vervolging? Moeten christenen nu nog wel lijden om de zaak van Christus?’ Lijden, dames en heren? Jazeker! Als ik zou willen, zou ik vanmorgen een verhaal kunnen vertellen van ondraaglijke kwezelarij, van vervolging die bijna zo erg is als in de dagen van Jezus. Alleen hebben onze vijanden de macht niet en ook hebben ze de wet niet aan hun kant. Ik kan u vertellen dat er sommigen zijn die vanwege het eenvoudige feit dat zij ervoor kozen om hierheen te komen en deze verachtelijke jongeman, deze bombastische kerel, aan te horen, aangekeken worden als het uitvaagsel van allen. Er zijn veel mensen die bij mij komen en die een ellendig en ongelukkig leven moeten leiden, alleen maar omdat ze uit mijn mond het woord van de waarheid horen. Toch willen zij dat, ondanks alles wat er gezegd is, nu nog horen. Ik ben ervan overtuigd dat ik er velen voor me heb die zouden gaan huilen als ik hun verhaal zou gaan vertellen. Sommigen hebben mij onder vier ogen laten weten hoe zij moeten lijden ter wille van Christus omdat zij ervoor kozen om te horen wie zij wilden. Wel, is het geen tijd dat de mensen ervoor kiezen om dat te doen wat zij willen?
Als het mij niet interesseert om enkel te doen wat andere predikanten doen, heb ik dan niet het recht om te preken zoals ik wil? Als ik dat recht niet heb, zal ik het toch doen. Dat is alles. En hebben andere mensen geen recht om mij te komen horen als ze dat willen, zonder dat ze aan de regeerders en de heersers van vandaag hoeven te vragen of die man werkelijk een geestelijke is of niet? Vrijheid! Vrijheid! Laat mensen doen wat ze willen. Maar vrijheid, waar is ze? U zegt dat er vrijheid in Groot-Brittannië is. Dat is wel zo, maar met mate en niet geheel.
Toch verblijd ik mij dat er sommigen zijn die zeggen: ‘Wel, het is tot voordeel voor mijn ziel. Laten de mensen maar zeggen wat ze willen. Ik zal mij stevig vastklampen aan de waarheid en naar die plaats gaan waar ik het Woord hoor waardoor mijn ziel gesticht wordt.’
Dus, geliefden, ga door, ga door. Als u lijdt ter wille van Christus, dan is dat het lijden van Christus. Als u hier alleen maar kwam omdat u er materieel bezien beter van werd, dan was uw lijden uw eigen zaak, maar omdat hier niets te verkrijgen valt dan wat tot voordeel van uw ziel is, houd daarom vol. En wat er ook gezegd wordt, de vervolging zal u alleen maar een stralender kroon in de heerlijkheid opleveren.
Christenen, dit adelt ons! Broeders, het maakt ons trots en gelukkig om te bedenken dat onze beproevingen de beproevingen van Jezus zijn. Ik denk dat het wel een eer moet zijn geweest voor de oude soldaat die de ijzeren Hertog bijstond in al zijn gevechten, dat hij kon zeggen: ‘Wij vechten onder een goede oude hertog, die al zoveel gevechten gewonnen heeft. Als hij wint, is een deel van de eer voor ons.’
Christen, u vecht zij aan zij naast Jezus. Christus is met u, elke klap is een klap die gericht is op Christus, elke lastering is een lastering van Christus. De strijd is van de Heere, de overwinning is van de Heere.
Daarom, ga steeds voort tot op de overwinning!
Ik herinner me een verhaal over een grote bevelhebber. Hij had vele heerlijke overwinningen behaald, maar leidde zijn troepen in een vallei en toen hij daar was, werd hij helemaal omringd door een grote menigte vijanden. Hij wist dat de strijd de volgende dag onvermijdelijk was.
Daarom ging hij alle tenten langs om te horen in welke geestesgesteldheid zijn soldaten waren, of ze ontmoedigd waren of niet. Hij kwam bij een tent en toen hij luisterde, hoorde hij een man zeggen: ‘Neem nu onze generaal. Hij is heel dapper, maar hij is deze keer helemaal niet wijs. Hij heeft ons naar een plek geleid waar we zeker verslagen zullen worden. De vijand heeft zoveel cavalerie, zoveel infanterie.’ Toen somde de man op hoeveel troepen zij aan hun eigen kant hadden, en dat waren er maar zus-en-zoveel. Toen de bevelhebber dat verhaal gehoord had, trok hij stilletjes het tentdoek opzij en zei: ‘Voor hoeveel tel je mij mee? Je hebt de infanterie en cavalerie geteld, maar voor hoeveel tel je mij mee? Ik, je machtige kapitein, die zoveel overwinningen behaald heb?’
Wel, christen, ik zou zeggen, voor hoeveel telt u Christus mee? Voor hoeveel rekent u Hem? Rekent u Hem voor één Persoon? Hij is niet slechts één, niet slechts duizend, Hij is de voornaamste van tienduizend. (Hoogl. 5:10, Eng. vert.) Maar Hij is nog meer dan dat! Reken Hem voor een hoog aantal en als u al uw helpers en bondgenoten telt, reken Christus dan voor alles in allen, want in Hem is de victorie zeker. De overwinning staat vast.
3. Ons derde punt is een te ondervinden evenredigheid. Zoals het lijden van Christus overvloedig in ons is, zo is ook de vertroosting van Christus overvloedig. Hier vinden we een zalige evenredigheid. God gebruikt altijd de weegschaal. Aan deze kant legt Hij de beproevingen van Zijn volk, en aan de andere kant hun vertroosting. Als de schaal van de beproeving bijna leeg is, zult u altijd ontdekken dat het met de schaal van de vertroosting ook zo is. Als de schaal van de beproevingen vol is, zal de schaal van de vertroosting net zo zwaar zijn. Want als het lijden van Christus overvloedig in ons is, is de vertroosting van Christus evenzeer overvloedig.
Dit is een zaak van louter ondervinding. Sommigen van u weten er helemaal niets van. U bent geen christen, u bent niet opnieuw geboren, u bent niet bekeerd, u bent niet wedergeboren en daarom heeft u nooit beseft dat er deze wonderlijke evenredigheid is tussen het lijden en de vertroosting van een kind van God.
Het is een mysterie dat het licht in ons het helderst schijnt als de zwarte wolken zich het meest samenpakken. Als de nacht dreigend wordt en de storm eraan komt, is de hemelse Kapitein altijd het dichtst bij Zijn bemanning. Het is iets zaligs dat wij juist als wij het hardst neergeworpen worden, ook het meest door de vertroosting van Christus opgetild worden. Laat mij u tonen hoe dat gaat.
De eerste reden is: omdat beproevingen ruimte maken voor vertroosting. Er is niets dat een mens zo’n groot hart geeft als een grote beproeving. Ik ontdek altijd dat kleine, ellendige mensen van wie het hart niet groter dan een mosterdzaadje is, nooit veel hebben gehad dat hen op de proef stelde. Ik heb ontdekt dat mensen die geen medeleven met hun medemensen kennen en die nooit om het leed van anderen huilen, zelf heel zelden een of ander verdriet hebben gehad. Een groot hart kan alleen gemaakt worden door grote moeilijkheden. De spade van de moeilijkheden graaft de voorraadkamer voor troost dieper uit en schept meer ruimte voor vertroosting.
God komt in ons hart. Hij treft het vol aan. Hij begint onze troost af te breken en het hart leeg te maken. Dan is er meer ruimte voor genade. Hoe nederiger een mens is, des te meer troost zal hij altijd hebben. Ik weet nog dat ik eens met een ploeger wandelde. Die man was diep onderwezen, ook al was hij een ploeger. Werkelijk, ploegers zouden vaak veel betere predikers zijn dan vele heren predikers die van de universiteit komen. Hij zei tegen mij: ‘Wees er maar zeker van, mijn goede broeder, als u en ik maar een centimeter boven de grond uitsteken, zal blijken dat die centimeter precies te veel voor ons is.’
Ik geloof dat dit waar is, want hoe lager we erbij liggen, des te dichter zijn we bij de grond. Hoe meer onze moeilijkheden ons vernederen, hoe meer we in staat zijn om troost te ontvangen. God geeft ons altijd troost als wij het meest in staat zijn om die te ontvangen. Dat is één reden waarom onze vertroosting in dezelfde mate als onze beproeving toeneemt.
Verder oefenen moeilijkheden ons in onze genade. Juist de beoefening van de genade die wij ontvangen hebben, draagt ertoe bij dat wij meer vertroost en blijmoediger zijn. Waar de meeste regen neerkomt, daar is het gras het groenst. Ik denk dat de mist en nevel van Ierland het tot het smaragden eiland maken. Waar je grote mistwolken aan moeilijkheden en nevels van leed aan treft, vind je altijd een smaragdgroen hart, vol van het prachtige groen van de troost en liefde van God.
Christen, u moet niet zeggen: ‘Waar zijn de zwaluwen heengegaan? Ze zijn weg, ze zijn dood.’ Ze zijn niet dood, ze hebben de purperen zee afgeschuimd en zijn naar een land ver weg gegaan. Ze zullen echter langzamerhand terugkomen. Kind van God, zeg niet dat de bloemen dood zijn, zeg niet dat de winter ze gedood heeft en dat ze weg zijn. Nee, hoewel de winter ze met witte sneeuw bedekt heeft, zullen zij hun kopjes weer opsteken en weldra weer leven. Kind van God, zeg niet dat de zon uitgeblust is omdat de wolk hem bedekt heeft. O nee, daarachter is hij en hij bereidt u een nieuwe zomer. Als hij weer tevoorschijn komt, zal hij ervoor gezorgd hebben dat de wolken gereed zijn om de aprilregens te laten vallen – en iedere regenbui zal de moeder zijn van de lieflijke bloemen van mei.
Maar bovenal, als uw God Zijn aangezicht verborgen heeft, zeg dan niet dat Hij u vergeten is. Hij talmt slechts een beetje, opdat u Hem meer zult liefhebben. Als Hij komt, zult u vreugde in de Heere hebben en zich met onuitsprekelijke vreugde verheugen. Wachten oefent ons in de genade, wachten stelt ons geloof op de proef. Wacht daarom met hoop, want hoewel de vervulling van de belofte talmt, kan ze nooit te laat komen.
Een andere reden waarom we vaak het meest gelukkig zijn als we moeilijkheden hebben, is deze: dan hebben we de meest nauwe omgang met God. Ik spreek vanuit de kennis van mijn hart en vanuit werkelijke ervaring. Wij kunnen nooit zulke nauwe omgang met God hebben als wanneer wij in verdrukking verkeren. Als de graanschuur vol is, kan men leven zonder God. Als de portemonnee barst van het goud, kunnen we het op de een of andere manier zonder veel gebed doen. Maar als uw voorraad weggenomen wordt, wilt u uw God. Als uw huis gereinigd wordt van afgoden, moet u Jehova gaan vereren. Sommigen van u bidden niet half zo veel als zou moeten. Als u kinderen van God bent, zult u gekastijd worden en als u de kastijding voelt, zult u naar uw Vader rennen.
Het is een mooie dag en het kind wandelt voor zijn vader uit. Maar is er een leeuw op de weg, dan komt hij terug en pakt de hand van zijn vader. Hij kon een halve kilometer voor zijn vader uit rennen toen alles mooi en goed was, maar komt de leeuw tevoorschijn, dan is het: ‘Vader, vader!’ zo dicht mogelijk bij hem.
Zo is het ook met de christen. Als alles goed is, vergeet hij God. Jesju- run wordt vet en hij begint achteruit naar God te trappen. (Deut. 32:15)
Neem echter dat waar hij op hoopte weg, blaas zijn vreugden op, laat het kind in de doodskist liggen, laat de oogst vernietigd worden, laat de kudde van de stal weggenomen zijn, laat de brede schouder van de echtgenoot in het graf liggen, laten de kinderen vaderloos zijn – dan blijkt God daadwerkelijk God te zijn.
Laat mij naakt zijn, neem alles wat ik heb van mij weg, maak me arm, een bedelaar zonder één cent, hulpeloos. Smijt het reservoir aan stukken, verpletter die hoop, blus de sterren uit, doof de zon, hul de maan in duisternis en plaats mij alleen in de ruimte, zonder vriend, zonder een helper. Dan is het nog steeds: ‘Uit de diepten zal ik tot U roepen,o God.’ (vgl. Ps. 130:1) Er is geen kreet zo goed als de kreet die voortkomt uit de diepste afgronden, geen gebed komt half zo diep vanuit het hart als het gebed dat uit de diepten van de ziel voortkomt, vanuit diepe beproeving en verdriet. Daarom brengen ze ons tot God en zijn wij gelukkiger. Want dit is de weg om gelukkig te zijn: dicht bij God te leven. Als dus de moeilijkheden overvloedig zijn, drijven ze ons naar God toe en dan is de vertroosting overvloedig.
Sommige mensen noemen moeilijkheden gewichten. Werkelijk, dat zijn ze. Een schip dat grote zeilen en een goede wind heeft, heeft ballast nodig. Moeilijkheden zijn de ballast van een gelovige. De ogen zijn de pompen die het ruimwater uit de ziel weghalen en die ervoor zorgen dat hij niet zinkt. Maar als beproevingen gewichten zijn, zal ik een blij geheim vertellen. Er bestaat zo’n ding dat ervoor zorgt dat een gewicht u optilt. Als ik een gewicht aan mij vastgeketend heb, houdt dat mij laag bij de grond. Geef mij echter een katrol en bepaalde apparaten, en dan kan ik ervoor zorgen dat het gewicht mij optilt. Ja, er is zoiets dat ervoor zorgt dat moeilijkheden mij optillen richting de hemel.
Een heer vroeg eens aan zijn vriend over een prachtig paard van hem dat in de weide graasde met een blok aan zijn been: ‘Waarom maak je zo’n edel dier vast aan een blok?’ ‘Meneer’, zei hij, ‘ik maak liever een blok aan zijn been vast dan dat ik hem kwijtraak. Hij kan over de heggen heen springen.’ Dat is waarom God Zijn volk een blok aan hun been geeft. Hij wil hun liever een blok aan hun been geven dan hen kwijt te raken. Als Hij hen niet vastmaakte aan een blok zouden zij over de heg springen en kwijt zijn. Zij hebben een tuiertouw nodig om te voorkomen dat ze afdwalen, en hun God bindt hen vast met verdriet om hen dicht bij Hem te houden, om hen te bewaren en in Zijn aanwezigheid te hebben. Zalig feit: als onze moeilijkheden overvloedig zijn, is ook de vertroosting overvloedig.
4. Nu sluiten we af met ons laatste punt, en moge de Heilige Geest mij nog een keer sterken om een laatste paar woorden tot u te spreken. Er is een te eren Persoon.Het is een feit dat christenen in diep verdriet zich kunnen verblijden. Het is waar dat zij in de gevangenis kunnen worden gestopt en toch kunnen zingen. Zoals veel vogels zingen zij op hun mooist als zij in een kooi zitten. Het is waar dat ze nooit zinken, hoewel de golven over hen heenslaan. Het is waar dat zij een drijfvermogen hebben dat hun hoofd altijd boven water houdt en dat hen helpt om in de duistere, duistere nacht te zingen: ‘Toch is God bij mij.’
Wie zullen wij echter de eer geven? Aan Wie zal de heerlijkheid gegeven worden? Aan Jezus, aan Jezus! Want de tekst zegt dat het alles door Jezus is. Het is niet omdat ik een christen ben dat ik vreugde in mijn moeilijkheden heb, niet noodzakelijkerwijs. Het niet altijd een feit dat moeilijkheden vertroosting meebrengen. Maar het is Christus Die naar mij toe komt.
Ik lig ziek op mijn kamer, Christus komt de trap op. Hij zit aan mijn bed en Hij spreekt lieflijke woorden tegen mij. Ik ben stervend. De kille, koude wateren van de Jordaan hebben mijn voeten aangeraakt. Ik voel mijn bloed stollen en bevriezen. Ik moet sterven. Christus slaat Zijn armen om mij heen en zegt: ‘Wees niet bevreesd, liefste, sterven betekent zalig zijn. De wateren van de dood beginnen hun loop in de hemel. Zij zijn niet bitter, zij zijn zoet als nectar, want zij stromen vanuit de troon van God.’ Ik waad door de stroom, de golfslag is rondom mij heen. Ik voel dat mijn hart en lichaam het begeven. Maar dan is er dezelfde stem aan mijn oor: ‘Wees niet bevreesd. Ik ben met u. Wees niet ontsteld, Ik ben uw God.’ Nu kom ik bij de grenzen van het oneindig onbekende, dat land waarvandaan geen reiziger de rivier terug oversteekt. Ik sta daar, bijna angstig om het rijk van de schaduwen binnen te gaan, maar een lieflijke stem zegt: ‘Ik zal met u zijn, waar u ook heengaat. Als u zich neerlegt in het dodenrijk, dan zal Ik met u zijn.’ En zo blijf ik verder gaan, ermee tevreden om te sterven, want Jezus bemoedigt mij. Hij is mijn vertroosting en hoop.
U die de ongeëvenaarde naam nog niet kent, die naam van Jezus – ach, u bent de lieflijkste klank die ooit een melodie geven kan kwijtgeraakt. U die nooit betoverd bent door dat kostbaarste sonnet dat in dat ene woord ‘Jezus’ vervat is, u die niet weet wat de naam Jezus betekent – Ik stel u gerust u heeft de vreugde en troost van uw leven verloren en u moet ellendig en ongelukkig verder leven. Maar de christen kan zich verblijden, want Christus zal hem nooit verlaten, maar zal bij hem zijn.
Een woord of twee tot bepaalde soorten mensen. Allereerst wil ik iets zeggen tegen u die moeilijkheden verwacht en heel droevig bent omdat u ze ziet aankomen. Neem het advies van gezonde mensen aan en steek nooit een brug over tot je die bereikt hebt. Volg mijn advies: breng nooit uw moeilijkheden dichter bij u dan ze zijn, want ze komen zeker snel genoeg over u heen. Ik weet dat veel mensen zich bezorgd maken over hun beproevingen voordat die komen. Waar ter wereld is dat goed voor? Als u me het voordeel daarvan kunt laten zien, dan zou ik zeggen: Ga door. Het lijkt me echter genoeg dat de Vader de roede op Zijn kind legt zonder dat het kind zichzelf kastijdt. Waarom zou u dat doen? U die bang bent voor moeilijkheden, waarom zou u dat zijn? De beproeving zal u wellicht nooit overkomen, en als ze komt zal daarmee ook de kracht ervoor komen. Daarom, sta op, u die vanwege voorspellingen kermend neerzit.
Godsdienst was nooit bedoeld om onze genoegens te verminderen.
Ga erop uit! Sta op! Sta op! Waarom wilt u neerzitten en doodvriezen? Als de moeilijkheden komen, vecht dan met een mannelijk en sterk hart. Spring in de stroom met uw hele uitrusting en zwem erdoorheen. Echter, vrees ze niet voor ze komen.
Dan u, christen in moeilijkheden. Ik heb een woord tegen u te zeggen. Zo, mijn broeder, u bent in moeilijkheden, u bent in de golven van verdriet terechtgekomen, nietwaar? Dat is geen vreemde zaak, nietwaar, broeder? U bent dat al dikwijls geweest. U zegt echter: ‘Maar dit zijn de ergste die ik ooit heb gehad. Ik ben vanmorgen hier gekomen met een molensteen om mijn nek. Ik heb een mijn vol lood in mijn hart. Ik ben er ellendig aan toe, ik ben ongelukkig, ik ben uiterst terneergeslagen.’ Welaan echter broeder, als uw moeilijkheden overvloedig zijn, zal uw vertroosting dat ook zijn.
Broeder, hebt u uw harp aan de wilgen gehangen? Ik ben blij dat u niet de hele harp gebroken hebt. U kunt hem beter aan de wilgen hangen dan hem te breken. Zorg ervoor dat u hem niet breekt! Verheug u in uw moeilijkheden, in plaats van erdoor bedroefd te zijn. Dan zult u God eren, u zult Christus verheerlijken. U zult zondaren tot Jezus brengen als u vanuit de diepten van moeilijkheden wilt zingen. Dan zullen ze immers zeggen: ‘Er moet toch iets in die godsdienst zitten, anders zou die mens niet zo gelukkig zijn.’
Ook nog een woord tot u die bijna tot wanhoop gedreven bent. Ik zou als ik kon mijn handen vanmorgen naar u uitstrekken. Want ik geloof dat een prediker als Briareus moet zijn, met duizend handen uitgestrekt om zijn luisteraars vast te pakken, één voor één, en dat hij met hen moet spreken. Er is een mens hier die behoorlijk wanhopig is. Bijna elke hoop is weg. Broeder, moet ik u vertellen wat u moet doen? U bent van het dek afgevallen, u ligt in de zee. De vloed omringt u. U lijkt geen hoop te hebben, u grijpt stro vast. Wat moet u nu doen? Doen? Wel, ga liggen op de zee van moeilijkheden en drijf erop. Wees stil, weet dat God God is en dat u nooit zult vergaan. Al uw trappen en worstelen zal u alleen maar dieper laten wegzinken. Lig echter stil, want zie, de reddingsboot komt. Christus komt u te hulp. Weldra zal Hij u verlossen en u uit al uw benardheid halen.
Tot slot. Sommigen van u hebben helemaal geen belang bij deze preek. Ik probeer nooit mijn luisteraars te misleiden door hen te laten geloven dat alles wat ik zeg toebehoort aan allen die mij horen. Er zijn verschillende soorten mensen in Gods Woord. Het is aan u om vandaag uw eigen hart te doorzoeken om te ontdekken of u bij Gods volk hoort of niet. Zo waar als de Heere leeft, voor Wie ik sta, er zijn hier twee soorten mensen. Ik doel niet op de onderscheiding tussen aristocratisch of volks. In mijn oog en in Gods oog is ieder mens gelijk. We zijn van hetzelfde vlees en bloed gemaakt. Wij hebben geen heren van porselein naast arme mensen die van aardewerk gemaakt zijn. Wij zijn allen gemaakt uit dezelfde vorm en hetzelfde model. Er is één onderscheid, maar één: u allen bent óf kinderen van God óf kinderen van de duivel. U allen bent óf wedergeboren óf dood in overtredingen en zonden. Het is aan u om de vraag in uw oren te laten klinken: ‘Waar ben ik? Is die zwarte tiran met zijn vurige zwaard mijn koning of bezit ik Jehova- Jezus als mijn kracht, mijn schild en mijn Zaligmaker?’
Ik zal u niet dwingen om deze vraag te beantwoorden. Ik zal hierover niets tegen u zeggen. Geef er alleen voor uzelf antwoord op, laat uw hart spreken, laat uw ziel spreken. Alles wat ik kan doen, is de vraag stellen. Moge God hem aan uw ziel toepassen! Ik smeek Hem om hem bij u te laten doordringen en om te maken dat de pijl stevig vast zal gaan zitten!
Jezus is de mijne! Nu ben ik bereid
om wat ik het moeilijkst vond, tegemoet te treden.
Ja, laten de winden van moeilijkheden blazen en alle gerieflijkheid als sneeuw wegsmelten.
Geen omvergeblazen boom of mislukte oogst kan mijn eeuwige hoop verhinderen.
Hoewel schepselen veranderen, blijft de Heere Dezelfde.
Laat mij daarom in Zijn naam triomferen.
Amen.